Gemeente van Christus Houthalen Oost
Het lied van Debora (Richteren 5:1)
“Op
die dag zongen Debora en Barak, de zoon van Abinoam, dit lied:”
Richteren 5:1.
Na de overwinning op de legeroverste Sisera, zong Debora een lied,
samen met Barak, de zoon van Abinoam. In dit lied zal Debora ons
meer informatie geven over hoe Israel Sisera heeft kunnen verslaan.
Wanneer God verlossing brengt, dan veroorzaakt
dit grote vreugde in de harten van hen die Hem liefhebben. Toen de
Here Israel verlostte van de Egyptenaren aan de Schelfzee, zongen
Mozes en Mirjam en het volk een lied (Exodus 15:1-21. Toen David
Goliat had verslaan, zongen de vrouwen een beurtzang (1 Samuel
18:6-7). Dat betekent dat eerst één groep of persoon iets zingt,
waarop de andere(n) antwoorden met zang.
Prijst YHWH, de ontzagwekkende (Richteren
5:2-5)
“Omdat
men zijn lokken los liet hangen in
Israel, omdat het volk vrijwillig zich aanbood, prijst de HERE!
Hoort, gij koningen! Leent het oor, gij machthebbers! Ik wil, ja, ik
wil voor de HERE zingen, psalmzingen voor de HERE, de God van Israel”
Richteren 5:2-3.
Vers 2 is wat omstreden m.b.t. de betekenis het los laten hangen van
de lokken. De G.N.B. vertaalt het als volgt “‘Israël,
breng hulde aan de Heer, nu onder u de echte leiders naar voren zijn
gekomen en het volk zich als één man meldde voor de strijd”.
Alles begint bij de Here, Hij is te prijzen boven alles en iedereen.
Nu er leiders zijn opgestaan in Israel en nu het volk zich gewillig
heeft aangeboden om een instrument te zijn in Gods handen, heeft de
Here Zijn Almacht kunnen laten zien. God verwacht onder zijn volk
leiders en hen die hen volgen (v.g.l. Hebreeën 13:7,17).
Debora zingt tot de koningen van de aarde om te luisteren naar haar
woorden. Dat ze luisteren naar wat God onder de Israelieten heeft
bewerkt. Het hing niet af van de leiders, noch van hen die volgden.
De strijd behoort aan de Here toe.
“HERE, toen gij uittoogt uit Seir, toen
Gij voortschreedt uit de velden van Edom, beefde de aarde, ook
dropen de hemelen, ook dropen de wolken van water; de bergen
wankelden voor de HERE, zelfs de Sinai voor de HERE, de God van
Israel” Richteren 5:4-5.
Debora gaat terug in de tijd. Eerst zingt ze over het moment dat de
Here in majesteit en heerlijkheid neerdaalde op de berg Sinaï, en
majestieus verscheen aan Zijn volk Israël (Deuteronomium 33:1-2), om
hen Zijn heilige wetten en voorschriften te geven op de berg Sinaï
(Exodus 19).
Het land was zonder leiders (Richteren
5:6-11)
“In de dagen van Samgar, de zoon van
Anat, in de dagen van Jael waren de wegen verlaten, en wie op weg
moesten zijn, gingen kronkelende zijpaden; leiders ontbraken in
Israel, ja, zij ontbraken, totdat ik opstond, Debora opstond als een
moeder in Israel. Verkoos men nieuwe goden, dan was er strijd bij de
poorten. Waarlijk, schild noch speer werd gezien onder
veertigduizend in Israel” Richteren 5:6-8.
Dan gaat het lied verder om de Israelieten eraan te herinneren hoe
het leven was in de dagen van Samgar en in de dagen van Jael. Samgar
verloste het land door zeshonderd Filistijnen te verslaan met een
ossestok (Richteren 2:31). Maar in die dagen tot nu was het
gevaarlijk in Israel. De wegen waren verlaten, het land was woest
geworden. Rovers maakten de wegen onveilig, reizigers verkeerden in
voortdurende angst. Er waren geen leiders in het land, niemand die
opstond om het recht te doen zegevieren totdat Debora opstond. Ze
stond op als een moeder in Israel. De oorzaak van al de ellende in
het land was omdat ze nieuwe goden hadden verkozen. Hun afgoderij
werd gevolgd door verdrukking van de Kanaänieten. De Kanaänieten
lieten niet toe dat de Israelieten hun eigen wapens hadden.
“Mijn hart gaat uit naar de aanvoerders
van Israel, naar hen die vrijwillig zich aanboden onder het volk,
prijst de HERE! Gij, die
rijdt op blanke ezelinnen, gij, die gezeten zijt op tapijten, gij,
wandelaars op de weg, gewaagt ervan! Op het geluid van hen die de
maat aangeven bij de drinkplaatsen, daar bezinge men de
rechtvaardige daden des HEREN, de rechtvaardige daden van zijn
leiders in Israel. Toen daalde het volk des HEREN af naar de poorten”
Richteren 5:9-11.
Debora erkent God goedheid doordat Hij richters verwekt die het leed
van het volk konden verlichten. Zij boden zich vrijwillig aan aan de
Here. Wederom is de Here hierom te prijzen. Zij die reden op de
blanke ezelinnen en op hun kostbare zadels/tapijten zaten (v.g.l.
Richteren 10:4, 12:14), en zij die wandelden op de weg, moesten
nadenken hoe het kwam dat ze nu veilig konden reizen. Zij die aan de
afgelegen drinkplaatsen vertoefden, moesten daar hun dankbaarheid
betonen door de rechtvaardige dagen van de Here te bezingen, de
rechtvaardige daden van Zijn leiders. Toen daalde het volk van God
af naar de poorten om het dagelijkse leven weer aan te vatten in
vrede.
Er waren er die streden, en er waren er
die niets deden (Richteren 5:12-18)
“Waak
op, waak op, Debora! waak op, waak op, zing een lied! Sta op, Barak!
en voer uw krijgsgevangenen weg gij zoon van Abinoam! Toen stelde
Hij die ontkomen waren, als heersers over edelen, het volk des HEREN
deed Hij voor mij heersen als helden: uit Efraim kwamen zij, wier
woonplaats in Amalek ligt, in uw gevolg, Benjamin, met uw scharen;
uit Makir daalden aanvoerders af, en uit Zebulon dragers van de
werversstaf; ook vorsten van Issakar, met Debora. En als Issakar, zo
ook Barak! Achter hem aan stormde men het dal in. Onder de
geslachten van Ruben waren de overleggingen vele. Waarom bleeft gij
zitten tussen de veestallen, al luisterend naar het fluitspel bij de
kudden? Onder de geslachten van Ruben waren de overleggingen vele.
Gilead bleef rustig aan de overzijde van de Jordaan; en Dan, waarom
toefde het bij de schepen? Aser zat aan het strand der wijde zee,
bleef rustig wonen aan zijn zeeboezems.
Maar Zebulon is een volk, dat
zijn leven op het spel zette, ook Naftali, in het hooggelegen land”
Richteren 5:12-18.
Ontwaak Debora om een lied te zingen. Sta op Barak om uw
krijgsgevangenen weg te voeren. Toen stelde God de ontkomenen van de
strijd bij Tabor als heersers over edelen, het volk deed God voor
Debora heersen als helden. Zij kwamen uit Efraïm, uit Benjamin, uit
Makir (halve stam West Manasse), uit Zebulon en uit Issakar, samen
met Debora en Barak. Achter Barak stormden ze het dal in. Elk met
hun vaardigheden hielpen ze mee in de strijd.
Onder de geslachten van Ruben waren de overleggingen vele, maar ze
deden niets. Ze bleven zitten tussen de veestallen, al luisterend
naar het fluitspel bij de kudden.
Dit doet ons denken aan Ruben,
die destijds Jozef wilde redden uit de handen van zijn broers, maar
uiteindelijk ook niets deed (Genesis 37). Gilead bleef rustig
aan de overkant van de Jordaan en Dan bleef bij de schepen. Aser
bleef rustig aan het strand zitten. Dit in contrast met Zebulon en
Naftali, die hun leven op het spel zetten.
Onder de gelovigen heb je
mensen als Benjamin, vol goede voornemens, veel nadenken, maar
weinig daden. Onder de gelovigen heb je mensen als Gilead, onbezorgd
en ongeïnteresseerd over de bedreigingen die hun geloofgenoten
overkomen. Onder de gelovigen heb je mensen als Dan en Aser, veel te
druk bezig met het vergaren van wereldse rijkdommen, i.p.v. te
strijden voor de Here. Het doet ons denken aan Jezus’ woorden: “Niemand,
die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt,
is geschikt voor het Koninkrijk Gods” Lukas 9:62.
Zij maakten geen buit (Richteren
5:19-23)
“Koningen kwamen en streden, toen
streden de koningen van Kanaan bij Taanak, aan de wateren van
Megiddo; geen stuk zilver maakten zij buit! Van de hemel streden de
sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera. De beek Kison
sleurde ze mee de aloude beek, de beek Kison (ga voort, mijn ziel,
met kracht!): toen dreunden de hoeven der paarden van het wilde
jagen dier dapp’ren. Vervloekt Meroz! spreekt de Engel des HEREN,
vervloekt, vervloekt zijn inwoners, omdat zij niet gekomen zijn de
HERE tot hulp, de HERE tot hulp, als helden” Richteren
5:19-23.
Koningen kwamen en streden. De koningen van Kanaän streden bij Tanak,
aan de wateren van Megiddo. Maar ze maakten geen buit. Van de hemel
streden de sterren tegen Sisera. God gebruikte de natuurelementen om
tegen Sisera te strijden. God deed de beek Kison zo sterk stromen
dat ze het leger van Sisera met haar strijdwagens meesleurde. Toen
dreunden de hoeven van de paarden doordat de strijders van Sisera
probeerden te ontkomen. De stad Meroz werd vervloekt door de Engel
van de Here omdat ze de vluchtende strijders van Sisera niet heeft
tegengehouden, maar heeft laten ontkomen.
Jael is gezegend boven de vrouwen (Richteren
5:24-27)
“Gezegend boven de vrouwen zij Jael, de
vrouw van Cheber, de Keniet, gezegend boven de vrouwen in de tent.
Water vroeg hij, melk gaf zij; in een kostbare schaal reikte zij
room. Haar hand strekt zij uit naar de pin, haar rechterhand naar de
hamer der werklieden, en zij hamert op Sisera, doornagelt zijn
hoofd, verbrijzelt en doorboort zijn slaap. Tussen haar voeten kromp
hij ineen, viel en lag daar, tussen haar voeten kromp hij ineen en
viel, waar hij ineenkromp, daar viel hij, overweldigd”
Richteren 5:24-27.
Gezegend is Jael boven de vrouwen. Zij, de vrouw van de Keniet
Cheber, is gezegend boven de vrouwen. Sisera vroeg water, ze gaf hem
melk in een kostbare schaal. Ze strekte haar hand uit naar de pin,
haar rechterhand naar de hamer. Ze hamert op Siera, doornagelt zijn
hoofd. Ze verbrijzelt en doorboort zijn slaap. Tussen haar voeten
krom hij ineen. Daar viel hij en lag daar, overweldigd door een
vrouw. Jael was de onverwachtte held van het verhaal.
Waar blijft Sisera (Richteren
5:28-31)
“Uit het venster zag de moeder van
Sisera en riep luide door het traliewerk: Waarom talmt zijn
strijdwagen te komen? Waarom blijft het geratel zijner wagenen uit?
De schrandersten harer edelvrouwen antwoorden haar, ook geeft zij
zelf op haar eigen woorden bescheid: Zouden zij geen buit vinden en
verdelen, een deerne, twee deernen voor iedere man, buit van
gekleurde gewaden voor Sisera, buit van gekleurde gewaden, bont
borduursel, een stel bonte borduursels voor mijn hals als buit?”
Richteren 5:28-30.
Maar de moeder van Sisera daartegen, is niet zo gezegend als Jael.
Vanuit het venster roept ze luid waar hij blijft met zijn
strijdwagens. De edelvrouwen proberen haar te sussen dat Sisera te
druk bezig is met de buit te verdelen.
“Zo
zullen omkomen al uw vijanden, o HERE! Maar die Hem liefhebben zijn
als de opgaande zon in haar kracht. Toen had het land veertig jaar
rust” Richteren 5:31.
Debora besluit haar lied dat op deze wijze al Gods vijanden zullen
omkomen. Maar hen die Hem liefhebben zijn als de opgaande zon in
haar kracht. Na de overwinning op Sisera had het land veertig jaren
rust.