Gemeente van Christus  Houthalen Oost

In de dagen van de Richters 20:1-48 (21) 


Vertel ons hoe dit kwaad gebeurd is (Richteren 20:1-18)

Toen trokken al de Israelieten uit; van Dan tot Berseba en ook uit het land Gilead kwam de vergadering als een man samen bij de HERE te Mispa. En de hoofden van het gehele volk, van alle stammen van Israel, namen de leiding over de gemeente van het volk Gods: vierhonderdduizend man voetvolk, die het zwaard konden voeren. (De Benjaminieten hoorden, dat de Israelieten naar Mispa waren getrokken.) De Israelieten nu zeiden: Vertelt, hoe dit kwaad gebeurd is” Richteren 20:1-3.

Toen trokken alle Israelieten uit van Dan tot Berseba, alsook uit Gilead kwam de vergadering als een man bij de YHWH te Mispa. De hoofden van alle stammen van Israel namen de leiding over: vierhonderdduizend man voetvolk die het zwaard konden hanteren. De Benjaminieten hoorden dat de Israelieten naar Mispa waren getrokken. Ze vroegen hoe dit kwaad gebeurd is.

Iedereen heeft een standaard van wat hij of zij kwaad vindt. Gelovig of ongelovig, iedereen kent verontwaardiging bij bepaalde gedragingen of gebeurtenissen. Dit kan variëren van mens tot mens, van volk tot volk. Voor de ongelovige, die zegt dat God niet bestaat, is het hypocriet om zijn naaste te veroordelen voor iets wat hij kwaad vindt. Wie maakt de ene mens rechter over de daden van een ander mens? Welke standaard wordt er gehanteerd? Wie bepaalt dat de standaard van de ene mens beter is dan die van de andere? Hierin zie je de hypocrisie van ongelovigen. Door de tijd heen verandert de standaard voortdurend. Wat vandaag goed is, is morgen slecht. Wat vandaag slecht is, is morgen goed.

Daarop antwoordde de levitische man, de man der vermoorde vrouw, en zeide: Ik kwam met mijn bijvrouw te Gibea, dat tot Benjamin behoort, om er te overnachten. Toen namen de burgers van Gibea een vijandige houding tegen mij aan en omsingelden des nachts het huis met boze bedoelingen tegen mij; zij waren van plan mij te doden, en mijn bijvrouw hebben zij zo verkracht, dat zij stierf. Ik nam toen mijn bijvrouw, sneed haar in stukken en zond haar rond door het gehele gebied van Israels erfdeel, want zij hadden een gruwel, een schandelijke dwaasheid, in Israel begaan. Nu zijt gij allen hier, Israelieten. Geeft, hier, uw mening en raad!” Richteren 20:4-7.

De levitische man van de vermoorde vrouw zei: ik kwam met mijn bijvrouw te Gibea om er te overnachten. Toen namen de burgers een vijandige houding tegen mij aan en omsingelden ’s nachts het huis met boze bedoelingen tegen mij, ze wilden me doden en mijn bijvrouw hebben ze zo verkracht dat ze stierf. Ik sneed toen mijn bijvrouw in stukken en zond haar door geheel Israel, want zij hadden een gruwel, een schandelijke dwaasheid begaan. Nu zijt gij allen hier, geef uw mening en raad.

De leviet is niet helemaal eerlijk. Hij laat belangrijke details van het verhaal weg om er zelf beter uit te komen. Dit is de gemakkelijkste manier om te liegen. Bepaalde feiten weglaten zodat je er niet te slecht uitziet of er beter uitkomt dan wanneer de volle waarheid zou worden gezegd. Mensen hebben vaak de neiging om hun gedrag te verzachten en het gedrag van de ander te overdrijven. Dit is niet goed en hoort zo niet te zijn in het leven van een gelovige. De gelovige moet altijd de waarheid spreken.

Daarop stond het gehele volk als een man op en zeide: Niemand van ons zal naar zijn tent gaan; niemand van ons zal naar zijn huis terugkeren. Dit is wat wij Gibea zullen aandoen: Ertegen optrekken, volgens het lot! Wij zullen uit alle stammen van Israel van elke honderd mannen tien, van elke duizend honderd, van elke tienduizend duizend mannen nemen om teerkost voor het krijgsvolk te halen, om na hun komst met Gibea in Benjamin te doen zoals past bij de schandelijke dwaasheid, die het in Israel begaan heeft.  Zo verzamelden zich alle mannen van Israel als een man verbonden, tegen de stad” Richteren 20:8-11.

Daarop stond het gehele volk op en zei: niemand zal naar zijn eigen tent gaan. Dit is wat we Gibea zullen aandoen: ertegen optrekken volgens het lot! We zullen uit elke stam van elke honderd mannen tien, van elke duizend honderd, van elke tienduizend duizend mannen nemen om teerkost voor het volk te halen, om na hun komst met Gibea in Bejamin te doen zoals past bij de schandelijke daad. Zo verzamelden zich alle mannen van Israel als een man verbonden tegen de stad.

De stammen van Israel zonden nu mannen door de gehele stam Benjamin met de boodschap: Wat is dat voor een kwaad, dat onder u gebeurd is? Nu dan, levert die mannen, die nietswaardigen te Gibea, uit, opdat wij hen ter dood brengen en het kwaad uit Israel uitroeien. Maar de Benjaminieten wilden niet luisteren naar de stem van hun broeders, de Israelieten. Integendeel, de Benjaminieten uit de andere steden verzamelden zich te Gibea om ten strijde te trekken tegen de Israelieten. Op die dag werden de Benjaminieten uit de andere steden geteld: zesentwintigduizend man, die het zwaard konden voeren; behalve de bewoners van Gibea, waarvan geteld werden zevenhonderd uitgelezen mannen.  Van al dit krijgsvolk waren zevenhonderd uitgelezen mannen linkshandig, en ieder van hen slingerde met een steen tot op een haar, zonder te missen. Ook de mannen van Israel werden geteld; behalve Benjamin waren het vierhonderdduizend man, die het zwaard konden voeren: deze allen waren krijgslieden. De Israelieten braken op en trokken naar Betel, waar zij God raadpleegden en zeiden: Wie van ons zal het eerst ten strijde trekken tegen de Benjaminieten? En de HERE antwoordde: Juda het eerst” Richteren  20:12-18.

De stammen zonden mannen door heel de stam Benjamin met de boodschap: wat is dat voor een kwaad dat onder u gebeurd is? Lever die mannen, die nietswaardigen te Gibea uit opdat wij hen doden en het kwaad uit Israel uitroeien. Maar de Benjaminieten wilden niet luisteren naar hun broeders. Integendeel, de Benjaminieten verzamelden uit a de andere steden te Gibea om te strijden tegen de Israelieten. Ze telden zesentwintigduizend man die het zwaard konden voeren, behalve de inwoners van Gibea, die zevenhonderd uitgelezen mannen telden. Van al dit krijgsvolk waren zevenhonderd mannen linkshandig, en ieder van hen slingerde met een steen tot op een haar, zonder te missen. De mannen van Israel telden vierhonderdduizend man die het zwaard konden hanteren, allen krijgslieden. De Israelieten braken op en trokken naar Betel, waar ze God raadpleegden. Ze vroegen wie van hen het eerst ten strijde zou trekken tegen de Benjaminieten. YHWH antwoordde: Juda eerst.

Israel wilde de Benjamin de nietswaardige lui uit Gibea overleverden. Als deze mannen waren gestraft, dan zou dit het einde hebben betekend van dit grote kwaad. Maar de Benjamninieten dachten daar anders over. Ze besloten om Gibea te verdedigen. Ze besloten om voor hen te vechten. I.p.v. verontwaardigd te zijn over het kwaad dat inwoners van Gibea gedaan hadden, willen ze het nog goedpraten omdat het stamgenoten waren. Het leek echter een hopeloze zaak voor Benjamin, zesentwintigduizend Benjaminieten tegenover vierhonderdduizend Israelieten. De Israelieten vragen aan God wie eerst moet optrekken. Dit zagen we eerder ook in hoofdstuk 1. Ook toen moest Juda eerst optrekken. Toen om de Kanaänieten te verdelgden, nu om Israelieten te verdelgen die zich als Kanaänieten gedroegen. Het grote verschil met nu is dat ze nu niet vragen aan God als het wel goed is dat ze ten strijde trekken tegen Benjamin. Ze gaan er vanuit dat God dit wil en vragen aan God wie van hen het eerste moet gaan. Dat is een cruciale denkfout die ze maken. Wij maken die fout ook wanneer wij aan God zeggen wat er moet gebeuren i.p.v. te vragen als het Gods wil is als dit gebeurt.

Lever hen aan ons over (Richteren 20:19-25)

Toen braken de Israelieten in de morgen op en legerden zich tegen Gibea, waarna de mannen van Israel ten strijde trokken tegen Benjamin; de mannen van Israel stelden zich in slagorde tegen hen bij Gibea. De Benjaminieten trokken echter uit Gibea op en velden op die dag uit Israel tweeentwintigduizend man ter aarde. Maar de krijgslieden, de mannen van Israel, vermanden zich en schaarden zich wederom in slagorde op de plaats, waar zij zich de vorige dag hadden opgesteld.  En de Israelieten gingen heen en weenden voor het aangezicht des HEREN tot aan de avond, waarna zij de HERE vroegen: Zal ik wederom ten strijde trekken tegen de zonen van mijn broeder Benjamin? En de HERE zeide: Trekt tegen hen op. Toen echter de Israelieten op de tweede dag dicht bij de Benjaminieten gekomen waren,  trok Benjamin hen op de tweede dag uit Gibea tegemoet, en zij velden onder de Israelieten nog achttienduizend man ter aarde; deze allen hadden het zwaard gevoerd” Richteren 20:19-25.

Toen braken de Israelieten in de morgen op en legerden zich tegen Gibea. Ze trokken ten strijde tegen Benjamin. De Benjaminieten trokken echter uit Gibea op en velden op die dag tweeentwintigduizend man. Maar de krijgers van Israel vermanden zich en schaarden zich opnieuw in slagorde op de plaats waar ze zich de vorige dag hadden opgesteld. De Israelieten gingen heen en weenden voor Gods aangezicht tot aan de avond, waarna ze YHWH vroegen: zal ik weer ten strijde trekken tegen mijn broeder Benjamin? YHWH zei: trek tegen hen op. Toen de Israelieten op de tweede dag dicht bij de Benjaminieten gekomen waren, trok Benjamin uit hen tegemoet en ze velden onder de Israelieten nog achttienduizend man.

Het is merkwaardig dat de stam van Benjamin de strijd van hen wint. Wat bezielde God? God had toch gezegd dat ze moesten optrekken? Het zal blijken dat God fout ziet aan beide kanten van de strijd. Ook Israel moest gestraft worden, en God gebruikte daar de stam van Benjamin voor.

Zal ik opnieuw ten strijde trekken tegen Benjamin? (Richteren 20:26-28)

Daarop trokken alle Israelieten, het gehele volk op, en kwamen te Betel; daar bleven zij wenen voor het aangezicht des HEREN, vastten op die dag tot de avond en offerden brandoffers en vredeoffers voor het aangezicht des HEREN. En de Israelieten raadpleegden de HERE, (in die dagen stond daar de ark van het verbond Gods, en Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aaron, deed in die dagen voor Hem dienst) en zij zeiden: Zal ik wederom ten strijde trekken tegen de zonen van mijn broeder Benjamin, of zal ik daarmede ophouden? En de HERE zeide: Trekt op, want morgen zal Ik hen in uw macht geven” Richteren 20:26-28.

Daarop trokken alle Israelieten op naar Betel, daar bleven ze wenen voor Gods aangezicht, vastten tot de avond en offerden brandoffers en vredeoffers. Ze raadpleegden YHWH (in die dagen stond daar de ark van het verbond, en Pinechas, de zoon van Eleazar, zoon van Aaron, deed in die dagen voor Hem dienst) en ze zeiden: zal ik opnieuw ten strijde trekken tegen de zonen van mijn broeder Benjamin of zal ik daarmee ophouden? YHWH zei: trek op, want morgen zal Ik hen in uw macht geven.

Ook op de tweede dag had Israel verliezen geleden. Hoe kan het zijn dat God hen een nederlaag doet lijden wanneer ze strijden voor het goede? Helemaal verbouwereerd raadplegen ze God opnieuw. Alleen vragen ze nu aan God als Hij het wel wil dat ze ten strijde trekken tegen Benjamin.

De hinderlaag op de derde dag (Richteren 20:29-48)

En Israel legde hinderlagen rondom Gibea. Op de derde dag trokken de Israelieten tegen de Benjaminieten op en schaarden zich in slagorde tegen Gibea zoals de vorige keren. De Benjaminieten rukten uit, het krijgsvolk tegemoet; zij werden van de stad afgesneden, maar begonnen zoals de vorige keren op de heerbanen (waarvan de ene voerde naar Betel, en de andere over het veld naar Gibea) onder het krijgsvolk slachtoffers te maken, ongeveer dertig man in Israel.  En de Benjaminieten dachten: Zij zijn door ons verslagen zoals eerst. Maar de Israelieten hadden afgesproken: Laten wij vluchten en hen van de stad weglokken naar de heerbanen. Dus waren alle mannen van Israel van hun plaats opgestaan en hadden zich in slagorde geschaard te Baal-tamar, terwijl de in hinderlaag gelegde afdeling van Israel van haar plaats, de open plek bij Geba, opbrak, en tegenover Gibea kwam, tienduizend uitgelezen mannen uit geheel Israel. De strijd was zwaar, maar de Benjaminieten wisten niet, dat het onheil hun nabij was. De HERE deed Benjamin voor Israel de nederlaag lijden, en de Israelieten velden op die dag onder de Benjaminieten vijfentwintigduizend en honderd man, die allen het zwaard hadden gevoerd” Richteren 20:29-35.

Israel legde hinderlagen rond Gibea. Op de derde dag trokken ze tegen Benjamin op en schaarden zich in slagorde zoals de vorige keren. Bejamin rukte uit: ze werden van de stad afgesneden, maar begonnen zoals de vorige keren op de heerbanen (de ene voerde naar Betel, de andere over het veld naar Gibea) om onder het krijgsvolk slachtoffers te maken, ongeveer dertig Israelieten. Ze dachten: ze zijn door ons verslagen als voorheen. Maar de Israelieten hadden afgesproken: laten we vluchten en hen van de stad weglokken naar de heerbanen. De Israelieten waren van hun plaat opgestaan en hadden zich in slagorde opgesteld bij Baal-tamar, terwijl de in hinderlaag gelegde afdeling van Israel van haar plaats opbrak, en tegenover Gebea kwam, tienduizend uitgelezen mannen uit heel Israel. De strijd was zwaar, maar de Benjaminieten wisten niet dat het onheil hen nabij was. De Here deed Benjamin de nederlaag lijden, Israel velde op die dag vijfentwintigduizend en honderd man.

Nu was Israel wel succesvol. Via een hinderlaag zijn ze in staat om de Benjaminieten te verslaan. Omdat God Benjamin de nederlaag liet lijden.

De Benjaminieten zagen, dat zij verslagen waren. Terwijl de mannen van Israel voor Benjamin terugweken (immers, zij vertrouwden op de hinderlaag die zij tegen Gibea gelegd hadden): deden de mannen die in hinderlaag hadden gelegen, haastig een aanval op Gibea, trokken op haar los en sloegen de gehele stad met de scherpte des zwaards. Nu hadden de mannen van Israel een afspraak met degenen die in hinderlaag waren gelegd, dat dezen een zware rookwalm uit de stad zouden doen opstijgen. Toen in de strijd de mannen van Israel zich omwendden, en de Benjaminieten enige slachtoffers onder de mannen van Israel begonnen te maken, ongeveer dertig man, omdat zij dachten: zij zijn ongetwijfeld geheel en al door ons verslagen evenals in de vorige strijd, begon de walm uit de stad op te stijgen als een rookkolom. En Benjamin keek om, en zie, de gehele stad ging in rook op. Toen de mannen van Israel zich omwendden, werden de mannen van Benjamin beangst, want zij zagen, dat het onheil hun nabij was. Dus gingen zij voor de mannen van Israel op de vlucht, in de richting van de woestijn, maar zij konden de strijd niet ontlopen, en zij, die uit de steden kwamen, velden hen neer in hun midden. Zij omsingelden Benjamin, vervolgden hem rusteloos en liepen hem onder de voet tot tegenover Gibea, aan de oostkant.  Er vielen van Benjamin achttienduizend man, allen krijgslieden. En de anderen wendden zich om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots Rimmon. Op de heerbanen hield men nog een nalezing onder hen: vijfduizend man achtervolgden hen tot Gidom en versloegen van hen tweeduizend man. De gevallenen uit Benjamin op die dag bedroegen in het geheel vijfentwintigduizend man, die het zwaard voerden, en wel allen krijgslieden. Zeshonderd man echter keerden zich om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots Rimmon, en zij bleven vier maanden op de rots Rimmon. Maar de mannen van Israel keerden naar de Benjaminieten terug en versloegen ze met de scherpte des zwaards, zowel mensen als vee en alles wat aangetroffen werd. Ook al de steden die zich daar bevonden, gaven zij prijs aan het vuur” Richteren 20:36-48.

De Benjaminieten zagen, dat ze verslagen waren.  Terwijl de mannen van Israel voor Benjamin terugweken (ze vertrouwden immers op de hinderlaag die ze tegen Gibea gelegd hadden): deden de mannen van de hinderlaag haastig een aanval op Gibea, en sloegen de hele stad met de scherpte van het zwaard. Nu hadden de mannen van Israel een afspraak met hen die in de hinderlaag waren gelegd, dat deze een zware rookwalm uit de stad zouden doen opstijgen. Toen de mannen van Israel zich in de strijd omwendden, en de Benjaminieten slachtoffers onder hen begonnen te maken, ongeveer dertig man, omdat ze dachten: ze zijn zeker helemaal door ons verslagen zoals in de vorige strijd, begon de walm uit de stad op te stijgen als een rookkolom. Benjamin keek om en zie de hele stad ging in rook op. Toen Israel zich omwendde, werd Benjamin beangstigd, want ze zagen dat hun onheil nabij was. Dus vluchtten ze voor Israel in de richting van de woestijn, maar ze konden de strijd niet meer ontlopen en zij die uit de steden kwamen, velden hen neer. Ze omsingelden Benjamin, vervolgden hem rusteloos en liepen hem onder de voet tot tegenover Gibea aan de oostkant. Er vielen achttienduizend Benjaminieten. De anderen keerden om en vluchtten naar de woestijn, naar de rots Rimmon. Op de heerbaan hield men nog een nalezing onder hen: vijfduizend man achtervolgden hen tot Gidom en versloegen tweeduizend man. De gevallen Benjaminieten bedroegen op die dag vijfentwintigduizend man. Zeshonderd man vluchtten naar de woestijn en bleven vier maanden op de rots Rimmon. De Israelieten keerden naar de Benjaminieten terug en versloegen ze, zowel mensen, als vee en alles wat aangetroffen werd. Ook al de steden die zich daar bevonden, gaven zij prijs aan het vuur.

Nagenoeg de hele stam van Benjamin werd uitgeroeid. Is het niet erg dat Israel niet in staat was om de Kanaänieten uit te roeien, maar wel in staat zijn om één van hun eigen stammen bijna helemaal uit te roeien.


Vorige