Gemeente van Christus Houthalen Oost
Zijn bijvrouw werd hem ontrouw
(Richteren 19:1-9)
“Nu gebeurde het in die dagen, toen er
geen koning in Israel was, dat diep in het gebergte van Efraim een
Leviet als vreemdeling vertoefde, die zich een bijvrouw uit Betlehem
in Juda genomen had. Maar zijn bijvrouw werd hem ontrouw en liep van
hem weg naar het huis van haar vader te Betlehem in Juda, waar zij
vier volle maanden bleef” Richteren 19:1-2.
Het gebeurde in de dagen toen er geen koning in Israel was, dat diep
in het gebergte van Efraim, een Leviet als vreemdeling vertoefde.
Hij had zich een bijvrouw uit Betlehem genomen. Maar de bijvrouw
werd hem ontrouw en liep weg naar het huis van haar vader waar ze
vier maanden bleef.
We komen een tweede verhaal op
het einde van het boek tegen waarbij een Leviet een hoofdrol speelt.
Hij had een bijvrouw die hem ontrouw is geworden. We worden niet
gezegd wat er precies was gebeurd en waarom, maar de bijvrouw
pleegde overspel en was weggelopen naar haar vader.
Een bijvrouw, of anders gezegd een vrouwelijke slaaf, diende
voornamelijk om de sexuele lusten van de man te vervullen. In het
geval van Abraham, gaf Sara Hagar aan hem om voor een nageslacht te
zorgen (Genesis 16:2-4; 30:4). Concubines werden beschouwd als deel
van de familie (2 Samuel 19:5) en werden, afhankelijk van hun man,
verantwoordelijkheden gegeven (2 Samuel 15:16; 20:3).
“En
haar man maakte zich reisvaardig en ging haar achterna, om op haar
gemoed te werken en haar terug te brengen; zijn knecht en een span
ezels had hij bij zich. Toen de jonge vrouw hem in het huis van haar
vader gebracht had, en haar vader hem zag, ging hij hem verheugd
tegemoet. Zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, hield hem
bij zich; en drie dagen bleef hij bij hem; zij aten, dronken en
overnachtten daar. Maar op de vierde dag, toen zij vroeg in de
morgen waren opgestaan en hij zich gereed maakte om te vertrekken,
zeide de vader van de jonge vrouw tot zijn schoonzoon: Verkwik u
eerst met een stuk brood en daarna moogt gij vertrekken. Dus bleven
zij nog en aten en dronken beiden tezamen. Toen zeide de vader van
de jonge vrouw tot de man: Stem erin toe om te blijven overnachten
en wees vrolijk. En toen de man opstond om toch weg te gaan, hield
zijn schoonvader bij hem aan, zodat hij daar weer bleef overnachten.
Maar op de vijfde dag, toen hij vroeg in de morgen opstond om te
vertrekken, zeide de vader van de jonge vrouw: Verkwik u toch eerst,
en blijf nog wat, totdat de dag ten avond neigt. En zij aten samen.
Toen de man opstond om te vertrekken met zijn bijvrouw en zijn
knecht, zeide zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, tot
hem: Zie, de dag neigt ten avond; blijf toch overnachten, zie, hoe
de dag voorbij is, blijf hier overnachten en wees vrolijk; dan kunt
gij morgen vroeg opstaan voor uw reis en naar huis gaan”
Richteren 19:3-9.
Haar man ging haar
achterna, om op haar gemoed te werken en haar terug te brengen. Toen
de jonge vrouw haar in haar vaders huis had gebracht, ging hij hem
verheugde tegemoet. De schoonvader hield hem bij zich. Hij bleef
drie dagen bij hem, ze aten, dronken en sliepen daar. Maar op de
vierde dag vroeg in de morgen, toen hij klaar was om te vertrekken,
zei de schoonvader: verkwik u eerst met brood en dan moogt gij
vertrekken. Dus ze bleven nog en aten tezamen. Toen zei de
schoonvader om nog te overnachten en en vrolijk te zijn. Toen de man
opstond om weg te gaan drong de schoonvader er weer op aan om te
overnachten. Maar op de vijfde dag, ’s ochtends, zei de schoonvader
opnieuw om zich eerst te verkwikken en nog wat te blijven tot de
avond. Ze aten samen Toen stond de man op om te vertrekken met zijn
bijvrouw zei de schoonvader: het is bijna avond, blijft overnachten
en wees vrolijk, dan kunt gij morgenvroeg naar huis reizen.
De schoonvader is bijna
overdreven gastvrij. We kunnen ernaar raden wat hem motiveerde.
Wilde hij zijn dochter nog wat langer bij zich hebben? Was hij
beschaamd om wat zijn dochter had gedaan? Was hij gewoon blij om
bezoek te hebben? Hoe dan ook, hij doet er alles aan om zijn
schoonzoon nog bij hem te houden.
Ouders spelen vaak een belangrijke rol in de relatie van hun kind.
Ouders zijn meestal mee verantwoordelijk bij het versterken van de
relatie van hun kind, maar ook in het kapotmaken van de relatie van
hun kind. Wanneer er zulke dingen als overspel gebeuren, dan wordt
meestal de daad goedgepraat en gerechtvaardigd omdat het hun kind is
die het heeft gedaan. Of als het hun kind is dat bedrogen is, dan
wordt de overspeler verketterd. Je ziet dit eerder voorkomen bij
ouders die hun kinderen nooit of halfslachtig hebben geleerd om de
verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden. Vroeg of laat wreekt
zich dit in het leven van een kind dat een gebrekkige opvoeding
heeft gekregen.
Ze kwamen te Gibea, een stad waar
Israelieten woonden (Richteren 19:10-15)
“Maar de man wilde niet blijven
overnachten en maakte zich reisvaardig en vertrok. Zo kwam hij tot
tegenover Jebus (dat is Jeruzalem) tezamen met zijn span gezadelde
ezels en zijn bijvrouw. Toen zij dicht bij Jebus waren en de zon
laag gedaald was, zeide de knecht tot zijn heer: Laten wij nu toch
afslaan naar deze stad der Jebusieten en daar overnachten.
Maar zijn heer antwoordde
hem: Wij zullen niet afslaan naar een vreemde stad, waar geen
Israelieten wonen, maar verder trekken tot Gibea. Ook zeide hij tot
zijn knecht: Kom, laten wij trachten de een of andere plaats te
bereiken en te Gibea of te Rama overnachten. Toen zij verder trokken
op hun tocht, ging de zon onder bij Gibea, dat tot Benjamin behoort.
Daarom sloegen zij daarheen af om te Gibea te gaan overnachten, en
toen zij daar gekomen waren, bleven zij op het stadsplein. Maar er
was niemand, die hen naar huis meenam om te overnachten”
Richteren 19:10-15.
De man wilde niet blijven overnachten en vertrok. Zo kwam hij bij
Jebus met zijn bijvrouw. Toen ze dicht bij Jebus kwamen ende zon
laag was, zei de knecht; laten wij afslaan naar de stad van
de Jebusieten en daar overnachten. Zijn heer antwoordde hem:
we zullen niet afslaan naar een vreemde stad waar geen Israelieten
wonen, maar verdergaan tot Gibea. Laten we proberen een of
andere plaats te bereiken en te Gibea of Rama te overnachten.
Toen ze verder trokken ging de zon onder bij Gibea dat tot Benjamin
behoort. Daarom sloegen ze daarheen af om er te overnachten. Toen ze
er aankwamen, bleven ze op het stadsplein. Maar er was niemand die
hen naar huis meenam om te overnachten.
De man wilde liever onder zijn
landgenoten de Benjaminieten zijn
dan met de vreemde Jebusieten. Maar de Benjaminieten waren niet zo
gastvrij als hij had gehoopt.
Een oude man bood hen onderdak (Richteren
19:16-21)
“Maar zie, daar kwam des avonds een oud
man van zijn werk, van het veld. Die man was uit het gebergte van
Efraim en woonde als vreemdeling te Gibea; de bewoners van die
plaats waren Benjaminieten. Toen hij opkeek en de reiziger op het
stadsplein zag, zeide de oude man: Waar gaat gij heen en vanwaar
komt gij? Hij antwoordde hem: Wij trekken uit Betlehem in Juda tot
diep in het gebergte van Efraim. Ik ben daarvandaan; ik ben naar
Betlehem in Juda geweest en ben op weg naar huis, nu is er niemand,
die mij meeneemt naar zijn huis, ofschoon ik stro en voeder voor
onze ezels heb zowel als brood en wijn voor mij zelf, voor uw
dienstmaagd en de knecht, die uw dienstknecht bij zich heeft; er
ontbreekt ons niets. Toen zeide de oude man: Vrede zij u! Laat mij
maar zorgen voor al wat gij nodig hebt; op het plein echter moet gij
niet overnachten. Daarop bracht hij hem naar zijn huis en gaf voeder
aan de ezels; en zij wiesen hun voeten, aten en dronken”
Richteren 19: 16-21.
Er kwam een oude man ’s avonds terug van zijn werk, van het veld. De
man kwam uit het gebergte van Efraïm en woonde als vreemdeling in
Gibea. De bewoners waren Benjaminieten. Toen hij de reiziger op het
plein zag, zei de oude man: waar gaat gij heen en vanwaar komt gij?
Hij zei; we komen van Betlehem tot diep in het gebergte van Efraïm.
Ik kom daarvandaan. Ik
ben naar Betlehem geweest en ben op weg naar huis, er is echter
niemand die mij meeneemt naar zijn huis hoewel ik voeder heb voor
onze ezels en brood en wijn voor mezelf en voor de knechten, er
ontbreekt ons niets. Toen zei de oude man: vrede zij u. Laat mij
maar zorgen voor al wat ge nodig hebt: op het plein echter moet gij
niet overnachten. Daarop bracht hij hem naar zijn huis en gaf voeder
aan de ezels, ze wiesen hun voeten, aten en dronken.
De enige die de man onderdak
wilde geven was een Efraïmiet, die als vreemdeling in Gibea
verbleef. Hij was moe, had de hele dag hard gewerkt, maar besloot
toch om een oog en hart te hebben voor de man en zijn bijvrouw. Hij
stond erop dat ze niet op het stadsplein bleven. De oude man wist
goed wat er in Gibea leefde. Hoe goddeloos de Benjaminieten waren.
Wij waarschuwen elkaar ook regelmatig om niet naar daar of daar te
gaan omdat het er niet veilig is. De gebeurtenissen doen ons
terugdenken aan wat er gebeurde in Sodom
toen de engelen bij Lot waren gekomen (Genesis 19).
Verkracht haar en doe met haar wat
ge wilt (Richteren 19:22-27)
“Maar
zie, terwijl zij zich te goed deden, omsingelden de mannen der stad,
nietswaardigen, het huis, bonsden op de deur en zeiden tot de oude
man, de heer des huizes: Breng de man, die in uw huis gekomen is,
naar buiten, opdat wij gemeenschap met hem hebben. Toen ging de man,
de heer des huizes, naar hen toe, buiten en zeide tot hen: Neen,
mijn broeders, doet toch geen kwaad; nu deze man in mijn huis
gekomen is, moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Zie,
mijn dochter, die een maagd is, en zijn bijvrouw wil ik wel naar
buiten brengen; verkracht haar en doet met haar wat gij wilt, maar
met deze man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan”
Richteren 19:22-24.
Terwijl zij zich te goed deden, omsingelden de nietswaardige mannen
van de stad het huis, bonsden op de deur en zeiden tot de oude man:
breng de man die in uw huis gekomen is naar buiten omdat wij
gemeenschap met hem hebben. Toen ging de man naar hen toe en zei:
neen mijn broeders, doet toch geen kwaad: nu deze man in mijn huis
is gekomen, moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Zie,
mijn dochter is een maagd, en zijn bijvrouw wil ik wel naar buiten
brengen. Verkracht haar en doe met haar wat ge wilt, maar met deze
man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan.
De mannen van de stad hadden
homosexuele lusten. Ze wilden sex met de reiziger. De oude man
erkende dat het een schande was voor een man om sex te hebben met
een man. Maar om het kwaad te compenseren, begaat hij zelf een
schandelijke dwaasheid door zijn dochter en de bijvrouw van de man
aan te bieden. Hij zei dat ze haar mochten verkrachten zolang ze
zijn gast maar niet zouden onteren. Het mag duidelijk zijn dat de
perceptie van de waarde van de vrouw in deze tijd van de
geschiedenis zeer goddeloos was. Dit betekent echter niet dat alle
mannen zo dachten en handelden. Dit is ook op geen enkel gebied Gods
wil. Het nieuwe testament leert ons overduidelijk welke liefde en
respect een man voor zijn vrouw behoort te hebben (Efeziërs 5:25-33;
Kolossenzen 3:19).
Homosexualteit is een onnatuurlijke vorm van sexualiteit. Het is een
onnatuurlijke vorm van liefde die voortkomt uit het niet erkennen
dat God bestaat (Romeinen 1:18-32). Toch moeten we voorzichtig zijn
als christenen dat we homosexuelen niet stigmatiseren en hen
behandelen op een liefdeloze manier. In ons hart moeten we deze
mensen, die ook een ziel hebben, met evenveel compassie en begrip
behandelen als andere zondaren. Het geduld dat we opbrengen voor
onze zonden, de zonden van anderen, moeten we ook opbrengen voor
homosexuelen.
“Maar
de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man zijn
bijvrouw en bracht haar bij hen buiten, waarop zij gemeenschap met
haar hadden en de gehele nacht met haar bezig waren tot de morgen
toe. Bij het aanbreken van de dag lieten zij haar gaan. Zo kwam de
vrouw, bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van
het huis van de man, waar haar heer was, en bleef daar liggen totdat
het licht was geworden. Toen haar heer des morgens was opgestaan, de
deuren van het huis opende en naar buiten trad om zijns weegs te
gaan, zie, daar lag de vrouw, zijn bijvrouw, bij de ingang van het
huis met haar handen op de drempel” Richteren19:25-27.
Maar de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man
zijn bijvrouw en bracht hen naar buiten waarop ze gemeenschap met
haar hadden en de hele nacht met haar bezig waren tot de morgen toe.
Bij het aanbreken van de dag lieten ze haar gaan. Zo kwam de vrouw,
bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van het huis
van de man en bleef daar liggen tot het licht was geworden. Toen
haar heer ’s morgens was opgestaan, en naar buiten trad om verder te
gaan, zie daar lag zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met
haar handen op de drempel.
De mannen waren voor geen rede
vatbaar. De man gaf zijn bijvrouw aan de massa om haar door hen te
laten misbruiken. Dit zijn dingen die nu nog steeds voorkomen in
landen als India en Nigeria etc. Misschien kunnen we iets beter
begrijpen waarom zij overspelig is geweest op de eerste plaats. Niet
dat dat goed te praten is, maar sommige mannen zijn zo ongevoelig
naar hun vrouw, dat ze hun vrouw in de armen van een ander duwen.
Hoe kan je als man, als je van je vrouw houdt, haar zomaar overgeven
aan mensen die slechte dingen met je vrouw willen doen. Je zou je
leven voor je vrouw moeten geven. Maar nee, deze man was gewoon gaan
slapen. De arme vrouw heeft de hel meegemaakt. Het valt met geen pen
te beschrijven wat zij moet hebben meegemaakt. Afschuwelijk. Om dan
al kruipend nog tot aan de deur te geraken, om daar te sterven.
Sommige mensen behandelen hun medemens als een stuk vuil, ze hebben
geen gevoel, ze zijn koud en onverschillig.
Sta op en laten we vertrekken (Richteren
19:28-30)
“En hij zeide tot haar: Sta op, laten
wij vertrekken. Maar er kwam geen antwoord. Toen legde de man haar
op de ezel, maakte zich reisvaardig en ging naar zijn woonplaats.
Thuis gekomen, greep hij een mes, nam zijn bijvrouw, verdeelde haar,
lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele
gebied van Israel. En ieder die dit zag, zeide: Zo iets is nooit
gebeurd noch gezien van de dag af, dat de Israelieten uit het land
Egypte trokken, tot op deze dag. Overlegt het, beraadt u en spreekt!”
Richteren 19:28-30.
Hij zei tot haar: sta op, laten we vertrekken. Maar er kwam geen
antwoord. Hij legde haar op de ezel en ging naar zijn woonplaats.
Thuis gekomen verdeelde hij zijn bijvrouw met een mes, lid voor lid,
in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israel.
En ieder die dit zag, zei: zo iets is nooit gebeurd noch gezien van
de dag af dat de Israelieten uit het land Egypte trokken, tot op
deze dag. Overlegt het, beraad u en spreekt!
De man kreeg geen antwoord van zijn vrouw. Hij
was verbolgen over wat de Benjaminieten met zijn vrouw hadden
gedaan. Niet dat hij veel recht van spreken had want hij had zijn
vrouw opgeofferd om zijn leven te redden. Hoe laf kan je zijn. Toch
was hij kwaad over het onrecht. Hij sneed zijn vrouw in twaalf
stukken en stuurde die naar geheel Israel. Dit is ook vrij ziek van
de man. Wie doet nu zoiets?Alleen al de gedachte is misselijkmakend.
Maar we mogen niet vergeten dat de gedachte van deze verhalen worden
gekenmerkt door ‘iedereen deed wat recht is in eigen ogen’. Dat is
het mooie aan de bijbel. Het verbloemt niks, het zegt wat er is
gebeurd. Dat doen wij vandaag de dag ook wanneer we kijken naar
beelden van de concentratiekampen, over luisteren naar de verhalen
van de seriemoordenaars, etc … . Mensen die verhalen als deze willen
gebruiken om de bijbel in discrediet te brengen zijn dwaas en
onwetend over de bijbel.