Gemeente van Christus  Houthalen Oost

In de dagen van de Richters 19:1-30 (20)  


Zijn bijvrouw werd hem ontrouw  (Richteren 19:1-9)

Nu gebeurde het in die dagen, toen er geen koning in Israel was, dat diep in het gebergte van Efraim een Leviet als vreemdeling vertoefde, die zich een bijvrouw uit Betlehem in Juda genomen had. Maar zijn bijvrouw werd hem ontrouw en liep van hem weg naar het huis van haar vader te Betlehem in Juda, waar zij vier volle maanden bleef” Richteren 19:1-2.

Het gebeurde in de dagen toen er geen koning in Israel was, dat diep in het gebergte van Efraim, een Leviet als vreemdeling vertoefde. Hij had zich een bijvrouw uit Betlehem genomen. Maar de bijvrouw werd hem ontrouw en liep weg naar het huis van haar vader waar ze vier maanden bleef.

We komen een tweede verhaal op het einde van het boek tegen waarbij een Leviet een hoofdrol speelt. Hij had een bijvrouw die hem ontrouw is geworden. We worden niet gezegd wat er precies was gebeurd en waarom, maar de bijvrouw pleegde overspel en was weggelopen naar haar vader.

Een bijvrouw, of anders gezegd een vrouwelijke slaaf, diende voornamelijk om de sexuele lusten van de man te vervullen. In het geval van Abraham, gaf Sara Hagar aan hem om voor een nageslacht te zorgen (Genesis 16:2-4; 30:4). Concubines werden beschouwd als deel van de familie (2 Samuel 19:5) en werden, afhankelijk van hun man, verantwoordelijkheden gegeven (2 Samuel 15:16; 20:3).

En haar man maakte zich reisvaardig en ging haar achterna, om op haar gemoed te werken en haar terug te brengen; zijn knecht en een span ezels had hij bij zich. Toen de jonge vrouw hem in het huis van haar vader gebracht had, en haar vader hem zag, ging hij hem verheugd tegemoet. Zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, hield hem bij zich; en drie dagen bleef hij bij hem; zij aten, dronken en overnachtten daar. Maar op de vierde dag, toen zij vroeg in de morgen waren opgestaan en hij zich gereed maakte om te vertrekken, zeide de vader van de jonge vrouw tot zijn schoonzoon: Verkwik u eerst met een stuk brood en daarna moogt gij vertrekken. Dus bleven zij nog en aten en dronken beiden tezamen. Toen zeide de vader van de jonge vrouw tot de man: Stem erin toe om te blijven overnachten en wees vrolijk. En toen de man opstond om toch weg te gaan, hield zijn schoonvader bij hem aan, zodat hij daar weer bleef overnachten. Maar op de vijfde dag, toen hij vroeg in de morgen opstond om te vertrekken, zeide de vader van de jonge vrouw: Verkwik u toch eerst, en blijf nog wat, totdat de dag ten avond neigt. En zij aten samen. Toen de man opstond om te vertrekken met zijn bijvrouw en zijn knecht, zeide zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, tot hem: Zie, de dag neigt ten avond; blijf toch overnachten, zie, hoe de dag voorbij is, blijf hier overnachten en wees vrolijk; dan kunt gij morgen vroeg opstaan voor uw reis en naar huis gaan” Richteren 19:3-9.

Haar man  ging haar achterna, om op haar gemoed te werken en haar terug te brengen. Toen de jonge vrouw haar in haar vaders huis had gebracht, ging hij hem verheugde tegemoet. De schoonvader hield hem bij zich. Hij bleef drie dagen bij hem, ze aten, dronken en sliepen daar. Maar op de vierde dag vroeg in de morgen, toen hij klaar was om te vertrekken, zei de schoonvader: verkwik u eerst met brood en dan moogt gij vertrekken. Dus ze bleven nog en aten tezamen. Toen zei de schoonvader om nog te overnachten en en vrolijk te zijn. Toen de man opstond om weg te gaan drong de schoonvader er weer op aan om te overnachten. Maar op de vijfde dag, ’s ochtends, zei de schoonvader opnieuw om zich eerst te verkwikken en nog wat te blijven tot de avond. Ze aten samen Toen stond de man op om te vertrekken met zijn bijvrouw zei de schoonvader: het is bijna avond, blijft overnachten en wees vrolijk, dan kunt gij morgenvroeg naar huis reizen.

De schoonvader is bijna overdreven gastvrij. We kunnen ernaar raden wat hem motiveerde. Wilde hij zijn dochter nog wat langer bij zich hebben? Was hij beschaamd om wat zijn dochter had gedaan? Was hij gewoon blij om bezoek te hebben? Hoe dan ook, hij doet er alles aan om zijn schoonzoon nog bij hem te houden.

Ouders spelen vaak een belangrijke rol in de relatie van hun kind. Ouders zijn meestal mee verantwoordelijk bij het versterken van de relatie van hun kind, maar ook in het kapotmaken van de relatie van hun kind. Wanneer er zulke dingen als overspel gebeuren, dan wordt meestal de daad goedgepraat en gerechtvaardigd omdat het hun kind is die het heeft gedaan. Of als het hun kind is dat bedrogen is, dan wordt de overspeler verketterd. Je ziet dit eerder voorkomen bij ouders die hun kinderen nooit of halfslachtig hebben geleerd om de verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden. Vroeg of laat wreekt zich dit in het leven van een kind dat een gebrekkige opvoeding heeft gekregen.

Ze kwamen te Gibea, een stad waar Israelieten woonden (Richteren 19:10-15)

Maar de man wilde niet blijven overnachten en maakte zich reisvaardig en vertrok. Zo kwam hij tot tegenover Jebus (dat is Jeruzalem) tezamen met zijn span gezadelde ezels en zijn bijvrouw. Toen zij dicht bij Jebus waren en de zon laag gedaald was, zeide de knecht tot zijn heer: Laten wij nu toch afslaan naar deze stad der Jebusieten en daar overnachten.  Maar zijn heer antwoordde hem: Wij zullen niet afslaan naar een vreemde stad, waar geen Israelieten wonen, maar verder trekken tot Gibea. Ook zeide hij tot zijn knecht: Kom, laten wij trachten de een of andere plaats te bereiken en te Gibea of te Rama overnachten. Toen zij verder trokken op hun tocht, ging de zon onder bij Gibea, dat tot Benjamin behoort. Daarom sloegen zij daarheen af om te Gibea te gaan overnachten, en toen zij daar gekomen waren, bleven zij op het stadsplein. Maar er was niemand, die hen naar huis meenam om te overnachten” Richteren 19:10-15.

De man wilde niet blijven overnachten en vertrok. Zo kwam hij bij Jebus met zijn bijvrouw. Toen ze dicht bij Jebus kwamen ende zon laag was, zei de knecht; laten wij afslaan naar de stad van  de Jebusieten en daar overnachten. Zijn heer antwoordde hem: we zullen niet afslaan naar een vreemde stad waar geen Israelieten wonen, maar verdergaan tot Gibea. Laten we proberen een of  andere plaats te bereiken en te Gibea of Rama te overnachten. Toen ze verder trokken ging de zon onder bij Gibea dat tot Benjamin behoort. Daarom sloegen ze daarheen af om er te overnachten. Toen ze er aankwamen, bleven ze op het stadsplein. Maar er was niemand die hen naar huis meenam om te overnachten.

De man wilde liever onder zijn landgenoten de Benjaminieten  zijn dan met de vreemde Jebusieten. Maar de Benjaminieten waren niet zo gastvrij als hij had gehoopt.

Een oude man bood hen onderdak (Richteren 19:16-21)

Maar zie, daar kwam des avonds een oud man van zijn werk, van het veld. Die man was uit het gebergte van Efraim en woonde als vreemdeling te Gibea; de bewoners van die plaats waren Benjaminieten. Toen hij opkeek en de reiziger op het stadsplein zag, zeide de oude man: Waar gaat gij heen en vanwaar komt gij? Hij antwoordde hem: Wij trekken uit Betlehem in Juda tot diep in het gebergte van Efraim. Ik ben daarvandaan; ik ben naar Betlehem in Juda geweest en ben op weg naar huis, nu is er niemand, die mij meeneemt naar zijn huis, ofschoon ik stro en voeder voor onze ezels heb zowel als brood en wijn voor mij zelf, voor uw dienstmaagd en de knecht, die uw dienstknecht bij zich heeft; er ontbreekt ons niets. Toen zeide de oude man: Vrede zij u! Laat mij maar zorgen voor al wat gij nodig hebt; op het plein echter moet gij niet overnachten. Daarop bracht hij hem naar zijn huis en gaf voeder aan de ezels; en zij wiesen hun voeten, aten en dronken” Richteren 19: 16-21.

Er kwam een oude man ’s avonds terug van zijn werk, van het veld. De man kwam uit het gebergte van Efraïm en woonde als vreemdeling in Gibea. De bewoners waren Benjaminieten. Toen hij de reiziger op het plein zag, zei de oude man: waar gaat gij heen en vanwaar komt gij? Hij zei; we komen van Betlehem tot diep in het gebergte van Efraïm. Ik kom daarvandaan.  Ik ben naar Betlehem geweest en ben op weg naar huis, er is echter niemand die mij meeneemt naar zijn huis hoewel ik voeder heb voor onze ezels en brood en wijn voor mezelf en voor de knechten, er ontbreekt ons niets. Toen zei de oude man: vrede zij u. Laat mij maar zorgen voor al wat ge nodig hebt: op het plein echter moet gij niet overnachten. Daarop bracht hij hem naar zijn huis en gaf voeder aan de ezels, ze wiesen hun voeten, aten en dronken.

De enige die de man onderdak wilde geven was een Efraïmiet, die als vreemdeling in Gibea verbleef. Hij was moe, had de hele dag hard gewerkt, maar besloot toch om een oog en hart te hebben voor de man en zijn bijvrouw. Hij stond erop dat ze niet op het stadsplein bleven. De oude man wist goed wat er in Gibea leefde. Hoe goddeloos de Benjaminieten waren. Wij waarschuwen elkaar ook regelmatig om niet naar daar of daar te gaan omdat het er niet veilig is. De gebeurtenissen doen ons terugdenken aan wat er gebeurde in Sodom  toen de engelen bij Lot waren gekomen (Genesis 19).

Verkracht haar en doe met haar wat ge wilt (Richteren 19:22-27)

Maar zie, terwijl zij zich te goed deden, omsingelden de mannen der stad, nietswaardigen, het huis, bonsden op de deur en zeiden tot de oude man, de heer des huizes: Breng de man, die in uw huis gekomen is, naar buiten, opdat wij gemeenschap met hem hebben. Toen ging de man, de heer des huizes, naar hen toe, buiten en zeide tot hen: Neen, mijn broeders, doet toch geen kwaad; nu deze man in mijn huis gekomen is, moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Zie, mijn dochter, die een maagd is, en zijn bijvrouw wil ik wel naar buiten brengen; verkracht haar en doet met haar wat gij wilt, maar met deze man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan” Richteren 19:22-24.

Terwijl zij zich te goed deden, omsingelden de nietswaardige mannen van de stad het huis, bonsden op de deur en zeiden tot de oude man: breng de man die in uw huis gekomen is naar buiten omdat wij gemeenschap met hem hebben. Toen ging de man naar hen toe en zei: neen mijn broeders, doet toch geen kwaad: nu deze man in mijn huis is gekomen, moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan. Zie, mijn dochter is een maagd, en zijn bijvrouw wil ik wel naar buiten brengen. Verkracht haar en doe met haar wat ge wilt, maar met deze man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan.

De mannen van de stad hadden homosexuele lusten. Ze wilden sex met de reiziger. De oude man erkende dat het een schande was voor een man om sex te hebben met een man. Maar om het kwaad te compenseren, begaat hij zelf een schandelijke dwaasheid door zijn dochter en de bijvrouw van de man aan te bieden. Hij zei dat ze haar mochten verkrachten zolang ze zijn gast maar niet zouden onteren. Het mag duidelijk zijn dat de perceptie van de waarde van de vrouw in deze tijd van de geschiedenis zeer goddeloos was. Dit betekent echter niet dat alle mannen zo dachten en handelden. Dit is ook op geen enkel gebied Gods wil. Het nieuwe testament leert ons overduidelijk welke liefde en respect een man voor zijn vrouw behoort te hebben (Efeziërs 5:25-33; Kolossenzen 3:19).

Homosexualteit is een onnatuurlijke vorm van sexualiteit. Het is een onnatuurlijke vorm van liefde die voortkomt uit het niet erkennen dat God bestaat (Romeinen 1:18-32). Toch moeten we voorzichtig zijn als christenen dat we homosexuelen niet stigmatiseren en hen behandelen op een liefdeloze manier. In ons hart moeten we deze mensen, die ook een ziel hebben, met evenveel compassie en begrip behandelen als andere zondaren. Het geduld dat we opbrengen voor onze zonden, de zonden van anderen, moeten we ook opbrengen voor homosexuelen.

Maar de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man zijn bijvrouw en bracht haar bij hen buiten, waarop zij gemeenschap met haar hadden en de gehele nacht met haar bezig waren tot de morgen toe. Bij het aanbreken van de dag lieten zij haar gaan. Zo kwam de vrouw, bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van het huis van de man, waar haar heer was, en bleef daar liggen totdat het licht was geworden. Toen haar heer des morgens was opgestaan, de deuren van het huis opende en naar buiten trad om zijns weegs te gaan, zie, daar lag de vrouw, zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel” Richteren19:25-27.

Maar de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man zijn bijvrouw en bracht hen naar buiten waarop ze gemeenschap met haar hadden en de hele nacht met haar bezig waren tot de morgen toe. Bij het aanbreken van de dag lieten ze haar gaan. Zo kwam de vrouw, bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van het huis van de man en bleef daar liggen tot het licht was geworden. Toen haar heer ’s morgens was opgestaan, en naar buiten trad om verder te gaan, zie daar lag zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel.

De mannen waren voor geen rede vatbaar. De man gaf zijn bijvrouw aan de massa om haar door hen te laten misbruiken. Dit zijn dingen die nu nog steeds voorkomen in landen als India en Nigeria etc. Misschien kunnen we iets beter begrijpen waarom zij overspelig is geweest op de eerste plaats. Niet dat dat goed te praten is, maar sommige mannen zijn zo ongevoelig naar hun vrouw, dat ze hun vrouw in de armen van een ander duwen. Hoe kan je als man, als je van je vrouw houdt, haar zomaar overgeven aan mensen die slechte dingen met je vrouw willen doen. Je zou je leven voor je vrouw moeten geven. Maar nee, deze man was gewoon gaan slapen. De arme vrouw heeft de hel meegemaakt. Het valt met geen pen te beschrijven wat zij moet hebben meegemaakt. Afschuwelijk. Om dan al kruipend nog tot aan de deur te geraken, om daar te sterven. Sommige mensen behandelen hun medemens als een stuk vuil, ze hebben geen gevoel, ze zijn koud en onverschillig.

Sta op en laten we vertrekken (Richteren 19:28-30)

En hij zeide tot haar: Sta op, laten wij vertrekken. Maar er kwam geen antwoord. Toen legde de man haar op de ezel, maakte zich reisvaardig en ging naar zijn woonplaats. Thuis gekomen, greep hij een mes, nam zijn bijvrouw, verdeelde haar, lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israel. En ieder die dit zag, zeide: Zo iets is nooit gebeurd noch gezien van de dag af, dat de Israelieten uit het land Egypte trokken, tot op deze dag. Overlegt het, beraadt u en spreekt!” Richteren 19:28-30.

Hij zei tot haar: sta op, laten we vertrekken. Maar er kwam geen antwoord. Hij legde haar op de ezel en ging naar zijn woonplaats. Thuis gekomen verdeelde hij zijn bijvrouw met een mes, lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israel. En ieder die dit zag, zei: zo iets is nooit gebeurd noch gezien van de dag af dat de Israelieten uit het land Egypte trokken, tot op deze dag. Overlegt het, beraad u en spreekt!

De man kreeg geen antwoord van zijn vrouw. Hij was verbolgen over wat de Benjaminieten met zijn vrouw hadden gedaan. Niet dat hij veel recht van spreken had want hij had zijn vrouw opgeofferd om zijn leven te redden. Hoe laf kan je zijn. Toch was hij kwaad over het onrecht. Hij sneed zijn vrouw in twaalf stukken en stuurde die naar geheel Israel. Dit is ook vrij ziek van de man. Wie doet nu zoiets?Alleen al de gedachte is misselijkmakend. Maar we mogen niet vergeten dat de gedachte van deze verhalen worden gekenmerkt door ‘iedereen deed wat recht is in eigen ogen’. Dat is het mooie aan de bijbel. Het verbloemt niks, het zegt wat er is gebeurd. Dat doen wij vandaag de dag ook wanneer we kijken naar beelden van de concentratiekampen, over luisteren naar de verhalen van de seriemoordenaars, etc … . Mensen die verhalen als deze willen gebruiken om de bijbel in discrediet te brengen zijn dwaas en onwetend over de bijbel.

Vorige