Gemeente van Christus Houthalen Oost
Voorwaar, God heeft het in uw macht
gegeven (Richteren 18:1-10)
“In die dagen was er geen koning in
Israel en in die dagen was de stam der Danieten op zoek naar een
erfdeel om zich daar te vestigen, want tot die dag was hem te midden
der stammen van Israel geen erfdeel toegevallen. Daarom zonden de
Danieten vijf mannen uit het gehele geslacht, dappere mannen uit
Sora en Estaol, om het land te verspieden en te verkennen. Zij
zeiden tot hen: Gaat het land verkennen. Toen dezen nu in het
gebergte van Efraim bij het huis van Micha gekomen waren,
overnachtten zij daar. Bij het huis van Micha werden zij opmerkzaam
op de tongval van de levitische jongeling, traden naderbij en zeiden
tot hem: Wie heeft u hierheen gebracht? Wat doet gij hier en wat
voert gij hier uit? En hij zeide tot hen: Zo en zo heeft Micha met
mij gedaan; hij heeft mij in dienst genomen en ik ben zijn priester
geworden. Zij zeiden tot hem: Vraag God dan, opdat wij weten of de
tocht die wij maken, voorspoedig zal zijn. En de priester zeide tot
hen: Gaat in vrede! De tocht die gij maakt, is de HERE welgevallig”
Richteren 18:1-6.
In die dagen was er geen koning in Israel. De Danieten waren op zoek
naar een erfdeel om zich daar te vestigen, want tot die dag
was hem geen erfdeel toegevallen. Ze zonden vijf dappere
mannen uit Sora en Estaol om het land te verspieden. Ze zeiden: ga
het land verkennen. Toen dezen in het gebergte van Efraïm bij het
huis van Micha waren gekomen, overnachtten ze daar. Ze merkten de
tongval van de levitische jongeling op en vroegen hem wie hem daar
had gebracht en wat hij daar deed. Hij zei: zo en zo heeft Micha mij
gedaan, hij heeft me aangenomen en ik ben zijn priester geworden. Ze
vragen hem om God te vragen of hun tocht voorspoedig zal zijn. De
priester zei: ga in vrede, uw toch is YHWH welgevallig.
God had Israel de opdracht
gegeven om de volken uit het land te verdrijven zodat ze hun erfdeel
in bezit konden nemen, maar de Israelieten waren daar niet erg
gedreven in. De stam van Dan behoorde tot de slechtsten van de klas.
In plaats van dat zij het land in bezit namen, verdreven de
Amorieten hen het gebergte in. “De Amorieten drongen de Danieten het
gebergte in, want zij lieten hun niet toe in de vlakte af te dalen,
en de Amorieten slaagden erin te blijven wonen in Har-cheres, in
Ajjalon en Saalbim,…” Richteren 1: 34-35. De Danieten handelden
zonder God. God had hen immers gewaarschuwd om zich niet in
te laten met de vreemde volken. “Ik heb u uit Egypte doen trekken en
gebracht in het land dat Ik uw vaderen onder ede beloofd had, en Ik
heb gezegd: Ik zal mijn verbond met u in eeuwigheid niet verbreken,
maar gij zult geen verbond sluiten met de bewoners van dit land; hun
altaren zult gij afbreken. Doch gij hebt naar mijn stem niet
geluisterd. Wat hebt gij gedaan? En Ik heb ook gezegd: Ik zal hen
niet voor u uit wegdrijven, maar zij zullen u tot tegenstanders en
hun goden u tot een valstrik zijn” Richteren 2:2-4. Het gevolg van
de eigenzinnigheid van de stam van Dan was dat ze geen erfdeel
hadden en ze waren op zoek naar land om zich te vestigen. God had
immers gezegd: “Omdat dit volk het verbond heeft geschonden, dat Ik
hun vaderen opgelegd had, en omdat zij niet geluisterd hebben naar
mijn stem, zal Ik ook geen
van de volken die Jozua bij zijn dood heeft overgelaten, meer voor
hen uit wegdrijven, om door
hen Israel op de proef te stellen, en te zien of zij al dan niet de
weg des HEREN zouden houden, door daarop te wandelen, zoals hun
vaderen gedaan hebben” Richteren 2:20-22.
De Danieten hadden zich moeten bekeren dat ze niet naar God hadden
geluisterd. Maar dat deden ze niet. Ze probeerden de problemen die
ze veroorzaakt hadden, zelf op te lossen. Ze God om vergeving moeten
smeken, hun fouten toegeven en God vragen als Hij in Zijn
barmhartigheid hen hun erfdeel toch niet zou willen geven. Maar nee,
ze sturen verspieders uit op zoek naar land. Ze negeren God. De
wijze waarop de Danieten verspieders uitsturen lijkt heel sterk op
de tijd dat Jozua twee verspieders naar Jericho stuurde (Jozua
2:1-2). Het is precies of ze het land voor de eerste keer gaan
verspieden.
De Danieten komen bij het huis van Micha en vragen Jonatan, de
priester van Micha, en vragen hem als God zegt dat hun tocht
voorspoedig zal zijn. Maar Jonatan kende Gods wil niet, toch maakt
hij de Danieten wijs dat God met hen is. Ze konden in vrede
heengaan.
“Daarop
gingen de vijf mannen heen en kwamen te Lais. En zij zagen, dat het
volk, dat daar woonde, veilig leefde, op de wijze der Sidoniers,
vreedzaam en gerust; er was geen heerser, die hen in enig opzicht in
hun land lastig viel. Ook waren zij ver verwijderd van de Sidoniers
en hadden met niemand iets te maken. Toen zij bij hun stamgenoten te
Sora en Estaol teruggekomen waren, zeiden hun stamgenoten tot hen:
Wat is uw bevinding? En zij zeiden: Maakt u gereed, laten wij tegen
hen optrekken, want wij hebben het land gezien en zie, het is zeer
goed. En gij blijft stilzitten! Talmt niet met optrekken om het land
in bezit te gaan nemen. Als gij daar komt, komt gij bij een in
gerustheid levend volk, en het land biedt naar alle zijden ruimte.
Voorwaar, God heeft het in uw macht gegeven; het is een oord, waar
aan niets ter wereld gebrek is” Richteren 18:7-10.
De vijf mannen gingen daarop naar Lais. Ze zagen dat het volk daar
veilig leefde, op de wijze van de Sidoniërs, vreedzaam en gerust. Er
was geen heerser die hen in enig opzicht last viel. Zij waren ook
ver vewijderd van de Sidoniërs en hadden met niemand iets te maken.
Toen ze bij hun stamgenoten in Sora en Estaol teruggekomen waren,
vroegen deze naar hun bevinding.
Ze zeiden: maak u gereed om tegen hen op te trekken want het
land is zeer goed. En gij blijft stilzitten! Treuzel niet met
optrekken om het land in bezit te nemen. Gij komt daar bij een volk
dat in gerustheid leeft en het land biedt aan alle zijden ruimte.
Voorwaar, God heeft het in uw macht gegeven, het is een oord waar
aan niets ter wereld gebrek is.
Aangekomen in Lais, lijkt het
wel op de priester Jonatan gelijk had. Geen tegenstand en hulp voor
de inwoners van Lais was ver weg. Heel gemakkelijk in te nemen.
Beeld u maar eens in hoe zelfzeker zij zich moeten hebben gevoeld.
God moest wel met hen zijn als de dingen zo gemakkelijk gingen.
We kunnen deze stad voor
onszelf nemen en het gebied bewonen. Zelfvoldaan zeggen de
verspieders dat God het in hun macht heeft gegeven.
Vaak denken mensen dat de gemakkelijkste weg Gods weg is. Want God
zou nooit willen dat iemand moeiten, pijn en verdriet kent. En zo
misleiden ze zichzelf door hun geweten te sussen met de gedachte dat
God met hen is. Ah ja, zij wilden een land en God gaf het hen zonder
enige tegenstand. Dit moet wel Gods wil zijn.
De Danieten komen bij Micha en nemen de
goden mee (Richteren 18:11-20)
“Toen braken vandaar, uit Sora en Estaol,
zeshonderd man van het geslacht der Danieten op, aangegord met
krijgswapenen. Zij trokken op en legerden zich bij Kirjat-jearim in
Juda. Daarom noemt men die plaats Machane-dan tot op de huidige dag;
zij ligt achter Kirjat-jearim. Vandaar trokken zij het gebergte van
Efraim door en kwamen bij het huis van Micha. Toen namen de vijf
mannen, die het gebied van Lais waren gaan verspieden, het woord en
zeiden tot hun stamgenoten: Weet gij, dat er in deze huizen een efod
is, terafim, een gesneden en gegoten beeld? Nu dan, weet wat u te
doen staat! Daarop sloegen zij daarheen af, kwamen bij het huis van
de levitische jongeling, het huis van Micha, en vroegen naar zijn
welstand” Richteren 18:11-15.
Toen braken zeshonderd Danieten op, aangegord met krijgswapenen. Ze
trokken op en legerden zich in Juda. Vandaar trokken ze het gebergte
van Efraïm door en kwamen bij het huis van Micha. Toen zeiden de
vijf verspieders: weet gij dat er in deze huizen een efod is,
terafim, een gesneden en gegoten beeld? Nu dan, weet wat u te doen
staat! Daarop sloegen ze daarheen af, kwamen
bij het huis van de levitische jongeling, het huis van Micha
en vroegen naar zijn welstand.
“Terwijl
de zeshonderd mannen uit de Danieten, die met krijgswapenen
aangegord waren, post vatten bij de ingang van de poort, liepen de
vijf mannen, die het land waren gaan verspieden, verder. En
binnengekomen, namen zij het gesneden beeld, de efod, de terafim en
het gegoten beeld weg. De priester nu stond in de ingang van de
poort bij de zeshonderd mannen, die met krijgswapenen waren
aangegord. Maar, toen de anderen het huis van Micha binnengegaan
waren en het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten
beeld weggenomen hadden, zeide de priester tot hen: Wat doet gij
daar? Zij zeiden echter tot hem: Zwijg en houd uw mond dicht; ga met
ons mee en wees onze vader en priester; wat is beter voor u:
priester te zijn voor het huis van een man of priester te zijn voor
een stam en een geslacht in Israel? Toen werd de priester blij
gestemd, hij nam de efod, de terafim en het gesneden beeld en voegde
zich bij het volk” Richteren 18:16-20.
Terwijl de zeshonderd
Danieten post vatten bij de poort,
liepen de vijf verspieders verder. Binnengekomen, namen zij
het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten beeld weg. De
priester stond bij de zeshonderd mannen in de ingang van de poort.
Toen de anderen het huis van Micha binnengegaan waren en de beelden
hadden weggenomen, vroeg de priester: wat doet gij daar? Ze zeiden:
zwijg en houd uw mond dicht, ga met ons mee en wees onze vader en
priester. Wat is beter voor u, priester te zijn van één man of van
het hele stam? Toen werd de priester blij gestemd, nam de efod,
terafim en het gesneden beeld en voegde zich bij het volk.
De Danieten zien een
meerwaarde in de goden van Micha. Ze beslissen ze mee te nemen.
Ze stellen zich blijkbaar geen vragen hoe een god die gestolen kan
worden, hen kan helpen in hun godendienst. De levitische priester
ziet dat de goden worden gestolen en vraagt hen wat ze aan het doen
zijn. De Danieten vragen
hem om stil te zijn en bieden hem de promotiekans van zijn leven
aan. I.p.v. priester over één familie te zijn, boden ze hem aan om
priester van een hele stam te worden. Hij kreeg plots een nieuwe
roeping, maar eentje die niet van YHWH kwam.
Jonatan
was een zeer ongeestelijke priester. Het aanbod van de Danieten
maakte hem blij en hij helpt de Danieten om de goden van Micha te
stelen. Dat zegt veel over zijn karakter.
Jonatan was een succes priester, zoals je vandaag de dag veel succes
predikers kent. Ze gaan pas prediken als ze er geld voor krijgen, en
wanneer ze voor een grotere groep en voor meer geld, zich kunnen
verbeteren, dan zijn ze weg.Wat zou je doen als een gemeente je een
goed loon aanbiedt om voor hen te komen werken. Wat als ze je geen
loon aanbieden?
Ge hebt mijn god en mijn priester
meeggenomen (Richteren 18:21-31)
“En zij keerden om en trokken weg,
terwijl zij hun kleine kinderen, het vee en de have voorop deden
gaan. Toen zij zich van het huis van Micha verwijderd hadden, werden
de mannen uit de woningen bij het huis van Micha opgeroepen, en zij
haalden de Danieten in. Zij riepen de Danieten aan, waarop dezen
zich omkeerden en tot Micha zeiden: Wat is er, dat gij u verzameld
hebt? Toen antwoordde hij:
Mijn god, die ik gemaakt heb, en ook de priester hebt gij
meegenomen, en zijt weggegaan. Wat rest mij nu nog? Waarom zegt gij
dan tot mij: Wat is er?” Richteren 18:21-24.
Ze keerden om en trokken weg, terwijl zij hun kleine kinderen, vee
en have voorop deden gaan. Toen werden de mannen van Micha
opgeroepen en zij haalden de Danieten in. Ze riepen de Danieten aan
waarop deze tot Micha zeiden: Waarom hebt gij u verzameld? Toen zei
Micha: mijn god die ik gemaakt heb, en ook de priester hebt gij
meegenomen en zijt weggegaan. Wat rest mij nu nog? Waarom zegt gij
dan: wat is er?
Micha gaat helemaal overstuur
zijn afgoden achterna. Hij vraagt de Danieten waarom ze de god die
hij gemaakt heeft en ook zijn priester hebben meegenomen. Wat rest
mij nu nog? Hoe konden ze hem de vraag stellen wat zijn probleem
was. Was dat dan niet duidelijk? Hij is gekomen om zijn god te
redden. De voormalige dief Micha is nu zelf het slachtoffer van
diefstal.
“Daarop
zeiden de Danieten tot hem: Laat ons uw stem niet langer horen,
opdat er geen mannen in verbittering u neerstoten en gij uw eigen
leven en dat van de uwen verspeelt. Toen gingen de Danieten huns
weegs en omdat Micha zag, dat zij sterker waren dan hij, keerde hij
om en ging naar zijn huis terug. Aldus namen zij met zich wat Micha
gemaakt had, en ook de priester die hij had; zij overvielen Lais,
het volk dat vreedzaam en gerust leefde, sloegen het met de scherpte
des zwaards en verbrandden de stad met vuur. Niemand kwam te hulp,
want zij lag ver van Sidon en zij hadden met niemand iets te maken.
Zij lag in het dal van Bet-rechob. Daarna herbouwden zij de stad en
gingen haar bewonen. Zij noemden de stad Dan, naar de naam van hun
stamvader Dan, die aan Israel geboren werd, maar tevoren heette de
stad Lais. De Danieten stelden het gesneden beeld op, en Jonatan, de
zoon van Gersom, de zoon van Mozes, hij en zijn zonen, waren
priesters voor de stam der Danieten, totdat de bevolking in
ballingschap werd weggevoerd. Zij richtten voor zich het gesneden
beeld op, dat Micha gemaakt had, en het bleef daar zolang het
godshuis in Silo was” Richteren 18:25-31.
Daarop zeiden de Danieten: laat ons uw stem niet langer horen opdat
niemand in verbittering u neerstoten en gij uw leven en dat van de
uwen verspeelt. Toen gingen de Danieten hun weg en omdat Micha zag
dat zij sterker waren, ging hij naar zijn huis. Zo namen zij met
zich wat Micha gemaakt had, ook de priester en ze overvielen Lais,
het volk dat vreedzaam en gerust leefde. Ze sloegen hen en
verbrandden de stad met vuur. Niemand hielp hen, want zij lag ver
van Sidon en hadden met niemand iets te maken. Daarna herbouwden zij
de stad en gingen haar bewonen. Ze noemden de stad Dan. De Danieten
stelden het gesneden beeld op en Jonatan en zijn zonen waren
priesters voor de Danieten, totdat de bevolking in ballingschap werd
weggevoerd. Ze richtten voor zich het gesneden beeld op dat Micha
gemaakt had en het bleef daar zolang het godshuis in Silo was.
De stam van Dan was te sterk
voor Micha en hij moest afdruipen. De Danieten nemen de stad in als
bullebakken. Ze zoeken en vinden een zwakke stad en veroveren die.
Niet alleen dat. Ze implementeren ook nog eens een nieuwe
aanbiddingsvorm in hun gebied. Ze waren de meest goddeloze stam van
Israel doorheen de geschiedenis. Wanneer koning Jerebeam jaren later
zijn aanbiddingsplaatsen in het noordelijke rijk inricht, dan doet
hij dat in Dan en Betel. Waarom Dan? Omdat het al generaties lang
een de plaats voor afgoderij was, die begonnen is met de goden en de
priester van Micha. In Openbaringen 7, waar de 12 stammen worden
genoemd, wordt geen melding gemaakt van de stam van Dan. De
gebeurtenissen van Richteren 17 en 18 en de geschiedenis die daaruit
volgt, zullen daar hoogstwaarschijnlijk iets mee te maken hebben. De
stam van Dan was een puinhoop.
Als je hart niet recht is, dan is het onmogelijk om te weten te
komen wat Gods wil is. De Danieten hadden zich ervan overtuigd dat
God met hen was. Ze zeiden dat het Gods wil was dat ze Lais zouden
innemen. Alles leek mee te vallen en gezegend te zijn door God. Het
land was goed en ze kenden succes toen ze het innamen. Het is
gemakkelijk voor een mens om te bepalen wat wij willen dat Gods wil
is. En dan gaan we rationaliseren waarom wij vinden dat iets Gods
wil is. Ook gaat de mens zich dan vaak omringen en laten bevestigen
door mensen die hun denkwijze zullen steunen en bevestigen. Er zal
altijd wel een gelovig iemand zijn zoals Jonatan die een leugen en
zonde als goed zal erkennen. Als we niet het boek, het hoofdstuk en
het vers kunnen aangeven waar staat geschreven dat iets Gods wil is,
dan zijn we niet goed bezig. Ook al kent ons handelen dan meeval
alsof het lijkt dat God het goedkeurt. Denk maar aan gescheiden
mensen die zeggen ‘God kan niet willen dat ik niet kan hertrouwen’,
‘God wil niet dat ik ongelukkig ben’. Ook al hertrouw je na
scheiding en wordt je gelukkiger in je tweede huwelijk dan in je
eerste huwelijk, dan zegt dat niks over als dat Gods wil is of niet.
Als God het in zijn woord goedkeurt, dan is het Gods wil. De stam
van Dan dacht ook dat God met hen was, maar het tegendeel was waar.
Hun succes in het veroveren van Lais was geen bevestiging van God.
Integendeel, God had hen verworpen. Pas op met mensen die zo denken.
Pas op met mensen die u naar de mond praten zonder te verwijzen naar
Gods woord (vgl 2 Tessalonissenzen 2: 9-12, 14).