Gemeente van Christus Houthalen Oost
De Gazieten wilden Simson doden
(Richteren 16:1-3)
“Eens, toen Simson naar Gaza ging, zag
hij daar een hoer en kwam tot haar. Zodra aan de Gazieten meegedeeld
was: Simson is hier gekomen, stelden zij zich aan alle kanten op en
loerden de gehele nacht op hem in de stadspoort; die gehele nacht
echter deden zij niets, denkende: als het morgenlicht aanbreekt,
zullen wij hem doden. Maar Simson bleef slapen tot middernacht. Te
middernacht stond hij op, greep de deuren van de stadspoort en de
beide posten, rukte ze met grendel en al los, legde ze op zijn
schouders en bracht ze naar de top van de berg, die tegenover Hebron
ligt” Richteren 16:1-3.
Eens toen Simson naar Gaza ging, zag hij een hoer en kwam tot haar.
Zodra de Gazieten hoorden dat Simson er was, stelden zij zich overal
op en loerden de hele nacht op hem in de stadspoort. Die nacht
echter deden ze niets omdat ze hem bij het aanbreken van de ochtend
wilden doden. Simson bleef slapen tot middernacht. Stond op en rukte
de beide deuren van de stadspoort, rukte ze met grendel en al los,
legde ze op zijn schouders en bracht ze naar de top van de berg.
Gaza is een Filistijnse stad.
Simson laat zich leiden door zijn sexuele driften en heeft sex met
een hoer. Het is niet dat Simson geen keuze had. Hij had aan God
kunnen denken en voorbijgaan aan de hoer. Maar gezien zijn hele
leven werd bepaald door egoïsme, verbaast het ons niet dat Simson er
geen moeite mee heeft om te hoereren.
De deurposten van de steden waren enorme constructies. Simsons
kracht was bovennatuurlijk. Hij rukte de deuren uit de muur en droeg
ze ongeveer 50km verder naar de berg die tegenover Hebron ligt.
Simson krijgt Delila lief (Richteren
16:4-5)
“Daarna vatte hij liefde op voor een
vrouw in het dal Sorek, Delila genaamd. En de stadsvorsten der
Filistijnen kwamen bij haar en zeiden tot haar: Tracht door
overreding van hem te weten te komen, waardoor zijn kracht zo groot
is, en hoe wij hem kunnen overmeesteren en binden om hem te
bedwingen. Wij zullen u dan ieder elfhonderd zilverstukken geven”
Richteren 16:4-5.
Daarna werd Simson verliefd op Delila. De stadsvorsten van de
Filistijnen kwamen bij haar en zeiden haar dat ze moest proberen te
weten te komen waardoor zijn kracht zo groot is, en hoe ze hem
kunnen overmeesteren en bedwingen. Ze zouden haar elk elfhonderd
zilverstukken geven.
Er waren vijf stadsvorsten in
het gebied van de Filistijnen (Gaza, Gad, Askelon, Ekron en Asdod).
Ze waren bereid om haar elk elfhonderd zilverstukken te geven.
Ze spaarden kosten noch
moeiten om staatsvijand nummer één uit te schakelen. En Delila gaat
mee in hun slechtheid.
Delila’s eerste poging om Simsons geheim
te ontfutselen (Richteren 16:6-9)
“Toen
zeide Delila tot Simson: Vertel mij toch, waardoor uw kracht zo
groot is, en waarmee gij gebonden zoudt moeten worden om u te
bedwingen. En Simson zeide tot haar: Indien men mij bindt met zeven
verse pezen, die nog niet verdroogd zijn, dan zal ik machteloos
wezen en gelijk aan ieder ander mens. Toen brachten de stadsvorsten
der Filistijnen haar zeven verse pezen, die nog niet verdroogd
waren, en zij bond hem daarmee, terwijl zij in haar binnenvertrek in
hinderlaag lagen. Toen riep zij: De Filistijnen over u, Simson! Maar
hij verscheurde de pezen, zoals een vlassnoer verscheurd wordt,
wanneer het vuur geroken heeft. En het werd niet bekend, waarin zijn
kracht lag” Richteren 16:6-9.
Delila vraagt Simson om haar te vertellen waardoor zijn kracht zo
groot is en waarmee hij gebonden zou moeten worden om hem te
bedwingen. Simson zegt dat hij machteloos zal zijn als ieder mens
wanneer men hem bindt met zeven verse onverdroogde pezen. Toen
brachten de stadsvorsten de pezen en zij bond hem ermee terwijl de
vorsten in haar binnenvertrek in een hinderlaag lagen. Toen riep zij
dat de Filistijnen voor hem waren gekomen. Hij verscheurde de pezen
en het werd niet bekend waarin zijn kracht lag.
Simson liegt tegen Delila.
Waarom zou hij dat doen? Al zeker niet omdat hij haar vertrouwt,
anders zou hij haar de waarheid hebben verteld. Niet dat een leugen
gerechtvaardigd is, ook al is het zogezegd om een rechtvaardig doel
te dienen.
Delila’s tweede poging om Simsons geheim
te ontfutselen (Richteren 16:10-12)
“Delila
zeide tot Simson: Zie, gij hebt mij bedrogen en mij leugens verteld.
Zeg mij nu toch, waarmee gij gebonden kunt worden.
En hij zeide tot haar: Indien
men mij stevig bindt met nieuwe touwen, die nog niet gebruikt zijn,
dan zal ik machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens. Daarop
nam Delila nieuwe touwen, bond hem daarmee en riep hem toe: De
Filistijnen over u, Simson! (er lagen in het binnenvertrek mannen in
hinderlaag) maar hij scheurde ze van zijn armen af als een draad”
Richteren 16:10-12.
Delila zei tegen Simson: gij hebt mij bedrogen en leugens verteld.
Zeg mij toch waarmee gij gebonden kunt worden. Simson vertelde haar
dat als men hem stevig bindt met nieuwe, ongebruikte touwen, dat hij
dan machteloos zou zijn. Delila nam zulke touwen en bond hem. Dan
riep ze dat de Filistijnen voor hem waren gekomen, maar hij scheurde
de touwen van zijn armen als draad.
Delila’s derde poging om Simsons geheim
te ontfutselen (Richteren 16:13-14)
“Delila
zeide tot Simson: Tot nu toe hebt gij mij bedrogen en mij leugens
verteld. Zeg mij, waarmee gij gebonden kunt worden. Toen zeide hij
tot haar: Als gij de zeven haarvlechten van mijn hoofd met de
schering van een weefgetouw samenweeft. En zij hechtte ze vast met
een pin, waarna zij hem toeriep: De Filistijnen over u, Simson!
Maar, toen hij uit zijn slaap ontwaakte, rukte hij de weverspin en
de schering los” Richteren 16:13-14.
Delila zegt Simson dat hij haar bedriegt en beliegt. Ze vraag
opnieuw waarmee hij kan gebonden worden. Nu zegt hij haar dat het
kan door de zeven haarvlechten van zijn hoofd te verweven met de
schering van een weefgetouw. Zij hechtte ze vast met een pin en riep
dat de Filistijnen daar waren. Maar Simson werd wakker en hij rukte
de weverspin en de schering los.
Delila’s vierde poging om Simsons geheim
te ontfutselen (Richteren 16:15-21)
“Zij
zeide tot hem: Hoe kunt gij zeggen: Ik heb u lief, terwijl uw hart
mij niet toebehoort? Nu hebt gij mij reeds driemaal bedrogen en mij
niet verteld, waardoor uw kracht zo groot is. En toen gebeurde het,
nadat zij dag aan dag bij hem met haar vragen was blijven aandringen
en aanhouden, dat hij ongeduldig werd tot stervens toe, zijn gehele
hart voor haar blootlegde en haar zeide: Geen scheermes is ooit op
mijn hoofd gekomen, want van de moederschoot af ben ik een nazireeer
Gods. Indien ik geschoren werd, zou mijn kracht van mij wijken, en
ik zou machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens”
Richteren 16:15-17.
Delila vroeg Simson hoe hij kon zeggen dat hij haar liefhad als zijn
hart hem niet toebehoort. Hij had haar reeds driemaal bedrogen en
zijn geheim niet verteld. Toen, na dag aan dag te blijven aandringen
en aanhouden, werd Simson ongeduldig tot stervens toe. Hij legde
zijn hele hart voor haar bloot en zei dat geen scheermes ooit op
zijn hoofd is gekomen. Hij was van de moederschoot af een nazireeër
Gods. Als hij geschoren zou worden, dan zou zijn kracht van hem
wijken en zou hij machteloos zijn als ieder ander mens.
Delila heeft vijfduizend
vijfhonderd goede redenen om niet op te geven en om alles uit de
kast te halen om Simsons’ geheim te ontfutselen. Simson is een
dwaas. Verliefde mannen denken niet met hun verstand. Al drie keer
had Simson aan Delila zogezegd zijn grote geheim verteld, en drie
keer probeerde ze hem te binden en ‘toevallig’
komen op dat moment drie keer
de Filistijnen langs. Hoe dom kan je dan zijn om zo iemand nog in
vertrouwen te nemen. Een vrouw die haar lichaam aan een man geeft,
kan een man veel laten doen. Een man die God niet liefheeft, zal
zich hierdoor laten verblinden in zijn hart en in zijn verstand.
Simson had het al eerder meegemaakt met zijn eerste Filistijnse
vrouw (Richteren 14:17). Het leek hem gewoon niet te interesseren.
Hij dacht meer van zichzellf dan dat hij werkelijk was. Hij was
vergeten dat zijn kracht van de Here kwam.
“Toen Delila zag, dat hij zijn gehele
hart voor haar blootgelegd had, liet zij de stadsvorsten der
Filistijnen roepen, en zeide: Ditmaal moet gij komen, want hij heeft
mij zijn gehele hart blootgelegd. En de stadsvorsten der Filistijnen
kwamen bij haar en brachten het geld mee. Daarop liet zij hem op
haar knieen inslapen, riep iemand en liet de zeven vlechten van zijn
hoofd afscheren. Zo begon zij hem in bedwang te krijgen, want zijn
kracht week van hem. En zij riep: De Filistijnen over u, Simson!
Toen ontwaakte hij uit zijn slaap en dacht: evenals de vorige keren
zal ik vrijkomen en mij losrukken; maar hij wist niet, dat de HERE
van hem geweken was. De Filistijnen grepen hem, staken hem de ogen
uit, voerden hem naar Gaza en boeiden hem met twee koperen ketenen.
En hij moest in de gevangenis de molen draaien” Richteren
16:18-21.
Delila zag dat hij zijn hele hart voor haar had blootgelegd. Ze liet
de stadvorsten roepen en vertelde het hen. Ze kwamen met het geld.
Ze liep hem op zijn knieën inslapen, riep iemand en liet de zeven
vlechten afscheren. Zo begon zij hem in bedwang te krijgen want zijn
kracht week van hem. Ze riep dat de Filistijnen er waren. Hij werd
wakker en dacht net als de vorige keren vrij te komen, maar hij wist
niet dat YHWH van hem was geweken. De Filistijnen grepen hem, staken
hem de ogen uit, voerden hem naar Gaza en boeiden hem met twee
koperen ketenen. Hij moest in de gevangenis de molen draaien.
Simsons kracht was van hem
geweken. Niet dat zijn
kracht in zijn haren zat. Er zijn mannen genoeg met lang haar. De
kracht van Simson was direct gelinkt met de belofte van God. God gaf
hem de kracht. En nu Simson zo onverschillig handelde tegenover God
door zijn aandeel van de belofte te breken, heeft God zijn kracht
weggenomen. Simson werd de ogen uitgestoken. Hij moest blind worden
om terug te kunnen zien. Om tot zichzelf te kunnen komen. Om te
erkennen dat God alle eer toekomt.
Simson roept tot de Here (Richteren
16:22-31)
“Maar
van het ogenblik af, dat zijn hoofdhaar afgeschoren was, begon het
weer aan te groeien” Richteren 16:22.
Van het moment dat zijn haar was afgeschoren, begon het weer te
groeien.
“Daarop
kwamen de stadsvorsten der Filistijnen bijeen om een groot
offerfeest te vieren voor hun god Dagon en om vrolijk te zijn; zij
zeiden: Onze god gaf Simson, onze vijand, in onze macht. En toen het
volk hem zag, loofden zij hun god, terwijl zij riepen: Onze god gaf
onze vijand in onze macht, de verwoester van ons land, die velen van
ons gedood heeft. Toen zij in een vrolijke stemming gekomen waren,
zeiden zij: Roept Simson om ons te vermaken. En zij lieten Simson
uit de gevangenis halen en hij vermaakte hen; men gaf hem een plaats
tussen de zuilen” Richteren 16:23-25.
De stadsvorsten van de Filistijnen kwamen bijeen om een groot
offerfeest voor hun god Dagon te vieren en om vrolijk te zijn. Ze
zeiden dat hun god Simson in hun macht had gegeven. Toen het volk
hem zag, loofden zij hun god. Ze riepen dat hun god hun vijand in
hun macht had gegeven. De verwoester van hun land die vele van hen
had gedood. Toen zij in een vrolijke stemming waren gekomen, lieten
ze Simson roepen om hen te vermaken. Simson werd uit de gevangenis
gehaald en hij vermaakte hen. Men plaatste hem tussen de zuilen.
De Filistijnen provoceren God
door te zeggen dat hun god Dagon alle eer toekomt. Dat is niet al te
slim van hun. Ze vergissen zich als ze denken dat God hun
goddeloosheid zal rechtvaardigen omdat Simson dwaas is geweest.
Simson is fout in wat hij doet, maar de Filistijnen ook. Dat God het
heeft toegelaten dat Simson kon worden gevangen genomen, neemt hun
schuld niet weg. Zij denken dat ze hebben gewonnen, het tegendeel is
waar. God kan elke toestand, hoe uitzichtloos ook, gebruiken om Zijn
wil te volbrengen.
“Toen
zeide Simson tot de jongen die hem bij de hand hield: Laat mij los
en laat mij de pilaren tasten, waarop het gebouw rust, om daartegen
te kunnen leunen. Het gebouw nu was vol mannen en vrouwen; alle
stadsvorsten der Filistijnen waren daar, en op het dak bevonden zich
ongeveer drieduizend mannen en vrouwen, die naar het spel van Simson
keken” Richteren 16:26-27.
Simson vroeg de jongen die hem bij de hand hield om hem los te laten
en om de pilaren te tasten waarop het gebouw rust, zodat hij
daartegen kon leunen. Het gebouw was vol mannen en vrouwen die naar
het spel van Simson keken, meer dan drieduizend mannen en vrouwen.
“En
Simson riep tot de HERE en zeide: Here Here, gedenk toch mijner en
maak mij nog slechts ditmaal sterk, o God, opdat ik mij met een
wraak voor mijn beide ogen op de Filistijnen wreke. Daarop greep
Simson de beide middelste zuilen, waarop het gebouw rustte, met zijn
rechterhand tegen de ene steunende en met zijn linkerhand tegen de
andere. En Simson zeide: Dat ik met de Filistijnen sterve. Toen boog
hij zich met kracht, en het gebouw stortte in boven de stadsvorsten
en boven al het volk, dat daarin was. De doden die hij in zijn
sterven gedood heeft, waren talrijker dan die hij in zijn leven
gedood had” Richteren 16:28-30.
Simson riep tot YHWH. Here Here, gedenk mij en maak mij nog deze
keer sterk, o God. Opdat ik mij met een wraak voor mijn beide ogen
op de Filistijnen wreke. Daarop greep Simson de beide middelste
zuilen waarop het gebouw rustte. Hij zei: dat ik met de Filistijnen
sterve. Hij boog zich met kracht en het gebouw stortte in boven al
het volk dat daarin was. De doden die hij in zijn sterven doodde,
waren meer dan die hij in zijn leven gedood had.
Zelfs op het einde van zijn
leven lijkt Simson niet in het belang van Israel en YHWH te denken.
Hij wil wraak voor het uitsteken van zijn ogen, niet voor Israel of
de Here. Simson heeft meer met zijn dood bereikt dan tijdens zijn
leven. Hij had een groot potentieel, maar heeft daar geen gebruik
van gemaakt. Denk aan al het goede dat hij voor YHWH en Israel had
kunnen doen, als hij zijn tijd niet had verspeeld met zelfzucht.
Simson, Salomon, David, … invloedrijke mannen Gods die zich lieten
misleiden door de verleiding van slechte vrouwen (vgl Matteus
5:28-29; 1 Korintiërs 6:12-20). Denk niet dat het u niet kan
overkomen!
“Daarop
kwamen zijn broeders en zijn gehele familie, namen hem op, voerden
hem mee en begroeven hem tussen Sora en Estaol in het graf van zijn
vader Manoach. Hij nu had Israel twintig jaar gericht”
Richteren 16:31.
Daarop kwam zijn familie en begroeven hem in het graf van zijn vader
Manoach. Hij had Israel twintig jaar gericht.