Gemeente van Christus  Houthalen Oost

In de dagen van de Richters 15:1-20 (16) 

Simson ging zijn Filistijnse vrouw bezoeken (Richteren 15:1-3)

Na enige tijd echter, in de dagen van de tarweoogst, ging Simson zijn vrouw bezoeken, met een geitebokje bij zich, en zeide: Laat mij naar mijn vrouw in de kamer gaan. Maar haar vader stond hem niet toe naar binnen te gaan. En haar vader zeide: Ik dacht stellig, dat gij in het geheel niet om haar gaaft; daarom heb ik haar aan uw metgezel gegeven. Is haar jongere zuster niet schoner dan zij? Laat die toch in haar plaats de uwe worden. Toen zeide Simson tot hem: Ditmaal zal ik onschuldig zijn jegens de Filistijnen, wanneer ik hun kwaad doe” Richteren 15:1-3.

Een tijd later ging Simson zijn vrouw bezoeken met een geitebokje. Hij vroeg om met zijn vrouw in de kamer te gaan, maar haar vader let het niet toe. De vader zei dat hij dacht dat Simson niet om haar gaf, daarom had hij zijn dochter aan een ander gegeven. Is haar jongere zuster niet schoner dan zij? Laat die toch uw  vrouw worden. Simson zei tot hem dat hij nu onschuldig zou zijn jegens de Filistijnen wanneer hij hen kwaad doet.

Het huwelijksfeest tussen Simson en zijn Filistijnse vrouw was danig verstoord door de perikelen rond het raadsel dat Simson aan de mannen had gegeven. De mannen dreigden ermee de vrouw te doden, waarop zij het geheim van raadsel aan Simson ontfutselt. Simson was daarom boos weggegaan. Dit leidde de vader ertoe om te concluderen dat Simson zijn dochter niet meer wilde. En daarom had hij haar aan een andere man gegeven. Simson echter leek het serieus te menen met de Filistijnse vrouw en was nu teruggekomen voor haar. Maar het was al te laat. Om het enigszins goed te maken biedt de vader zijn jongere dochter aan. Die zou ook schoner zijn volgens hem. Je zal maar de oudere dochter zijn en je vader dit horen zeggen. Uiterlijke schoonheid is thans hetgeen voor Simson belangrijk is. Maar het aanbod kan hem niet bekoren. Simson is heel boos, hij beslist om hen kwaad te doen. Hij erkent thans dat hij de eerste keer schuld had jegens de Filistijnen. Nu vindt hij voor zichzelf dat  hij gerechtvaardigd is om hen pijn te doen. De meeste mensen die wraak nemen, vinden dat zij het recht hebben om dat te doen.

Simson neemt wraak en de situatie escaleert  (Richteren 15:4-8)

En Simson ging heen, ving driehonderd vossen, nam fakkels, bond staart aan staart en bevestigde tussen elke twee staarten een fakkel. Daarna stak hij de fakkels in brand en joeg de vossen in het staande koren der Filistijnen; hij stak in brand zowel de garven als het staande koren en de olijfgaarden” Richteren 15:4-5.

Simson ging weg en ving driehonderd vossen, nam fakkels, bond staart aan staart met daartussen een fakkel. Hij stak de fakkels in brand en joeg de vossen in het staande koren van de Filistijnen. Hij stak de garven, het staande koren en de olijfgaarden in brand.

En de Filistijnen zeiden: Wie heeft dit gedaan? En men zeide: Simson, de schoonzoon van de Timniet, want deze heeft diens vrouw genomen en aan zijn metgezel gegeven. Daarna trokken de Filistijnen erheen en verbrandden haar en haar vader met vuur.  Toen zeide Simson tot hen: Indien gij zo doet, waarlijk, dan zal ik niet ophouden, voordat ik mij op u gewroken heb. En hij sloeg hun de ruggegraat stuk: een zware slag. Toen ging hij heen en hield zich op in de rotsspleet van Etam” Richteren 15:6-8.

De Filistijnen vroegen wie dit had gedaan? En men zei Simson, de schoonzoon van de Timniet, want deze heeft zijn vrouw aan zijn metgezel gegeven. Daarna trokken de Filistijnen erheen en verbrandden haar en haar vader. Simson zei hen dat hij niet zou ophouden voordat hij zich op hen gewroken had. Hij sloeg hun ruggegraat stuk: een zware slag. Toen hield hij zich op in de rotsspleet van Etam.

Simson doet gedurende zijn leven meestal zijn eigen ding. Hij doet wat hij wil. Hij is er niet echt op uit om de onderdrukking van de Filistijnen te doorbreken. Hij reageert op situaties waarvan hij vindt dat hem onrecht wordt aangedaan. Hij wreekt zichzelf op een bijzonder harde manier. Hij dient als richter niet het belang van Israel, maar van zichzelf. Hij steekt de gewassen van de Filistijnen in brand omdat hem zijn vrouw is afgenomen. De Filistijnen zijn vervolgens boos vanwege hun verwoeste oogst en willen zichzelf ook wreken. I.p.v. de schuldige aan te pakken, verbrandden ze zijn vrouw en schoonvader. Als tegenreactie daarop belooft Simson om niet te stoppen voordat dit weer gewroken is. Dit is een vicieuze cirkel die enkel kan worden gestopt indien ene of beide partijen bereid zijn om hun koppigheid op te geven.

Velen zijn al in de val van een vete gelopen. Ruzies die jaren blijven duren tussen families, vrienden en buren. De toon van de confrontaties wordt alsmaar bitsiger en geweldadiger omdat de haat diepgeworteld  zit. Spijtig genoeg weet men soms nog niet eens waarom de vete is begonnen. Het is iets waarmee men opgroeit en men is geleerd om bepaalde mensen te haten. Doe daar niet aan mee!. Doorbreek die cirkel!

Een internationale crisis (Richteren 15:9-17)

Toen trokken de Filistijnen op, legerden zich in Juda en verspreidden zich bij Lechi. En de mannen van Juda zeiden: Waarom zijt gij tegen ons opgetrokken? Toen zeiden zij: Wij zijn opgetrokken om Simson te binden en hem te behandelen, zoals hij ons behandeld heeft. Daarop daalden drieduizend man uit Juda naar de rotsspleet van Etam af en zeiden tot Simson: Wist gij niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Wat hebt gij ons toch aangedaan? Maar hij zeide tot hen: Zoals zij mij behandeld hebben, zo heb ik hen behandeld” Richteren 15:9-11.

Toen trokken de Filistijnen op en legerden zich in Juda. De mannen van Juda vroegen waarom ze tegen hen waren opgetrokken. Ze zeiden dat ze Simson wilden binden en behandelen zoals hij hen heeft behandeld. Daarop daalden drieduizend man uit Juda naar de rotsspleet. Ze vroegen Simson als hij niet wist dat de Filistijnen over hen heersten. Wat hebt gij ons aangedaan? Hij zei dat hij hen heeft behandeld zoals ze hem hadden behandeld.

Zij zeiden tot hem: Wij zijn gekomen om u te binden en u aan de Filistijnen over te leveren. Maar Simson zeide tot hen: Zweert mij, dat gij zelf mij niet zult neerstoten. Hierop zeiden zij tot hem: Neen, wel zullen wij u binden en aan hen overleveren, maar doden zullen wij u niet. En zij bonden hem met twee nieuwe touwen en voerden hem uit de rotsspleet mee” Richteren 15:12-13.

We zijn gekomen om u te binden en aan de Filistijnen over te leveren. Maar Simson vroeg hen om hem niet zelf neer te steken. Ze zeiden: nee, maar wij zullen u wel binden en aan hen overleveren. Ze bonden hem met twee nieuwe touwen en voerden hem mee.

De persoonlijk vete is ontaard in een internationale crisis. Meer en meer mensen worden er bij betrokken. De Filistijnen moesten en zouden wraak nemen op Simson. De Israelieten zijn bang. De moed die ze eens toonden om samen met God tegen de goddelozen te strijden, is volledig weg (vgl Richteren 1:1). In vroegere tijden riepen ze tot de Here om verlossing. Maar nu niet meer. Ze hebben er vrede mee genomen dat de Filistijnen over hen heersen. Het is goed voor hen. Daarom gaan ze met drieduizend man verhaal halen bij Simson. Ze hadden besloten om Simson over te leveren aan de Filistijnen. Dat leek hen het juiste om te doen. Ze zijn kwaad op hem omwille van de moeiten die hij hen over hun heeft gebracht. Gods volk spande samen met de onbesnedenen tegen Gods verlosser.Dit zullen ze eeuwen later met Jezus opnieuw doen. Het goede is dat Simson zijn eigen volk niet wilde pijn doen.

Zodra hij te Lechi gekomen was en de Filistijnen hem met gejuich tegemoet kwamen, greep de Geest des HEREN hem aan en de touwen om zijn armen werden als in het vuur verbrande vlasstengels en zijn banden smolten weg van zijn handen. Daarop vond hij een nog verse ezelskaak, strekte de hand uit, greep ze en sloeg daarmee duizend man dood. En Simson zeide: Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig, met een ezelskaak duizend man. Toen hij uitgesproken was, wierp hij de kaak weg en noemde die plaats Ramat-lechi” Richteren 15:14-17.

Toen hij te Lechi was gekomen en de Filistijnen hem met gejuich tegemoet kwamen, greep de Geest van YHWH hem aan. De touwen om zijn armen werden als in het vuur verbrande vlasstengels. Zijn banden smolten weg van zijn handen. Hij vond een nog verse ezelskaak, greep die en doodde duizend man. Hij zei ‘met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig, met een ezelskaak duizend man’.  Toen wierp hij de kaak weg en noemde de plaats Ramat-lechi?

Wat Simson doet is gelijk aan wat Samgar had gedaan (Richteren 3:31). Alleen deed Samgar het om Israel te verlossen. Simson doet het uit persoonlijke wraak. God gebruikte de dwaasheden van Simson om de Filistijnen tot gerechtigheid te brengen. Het doet ons denken aan de woorden van Jesaja over de koning van Assur (Jesaja 10:5-14).

Simson lijkt ook een voorkeur te hebben voor poëzie. Na zijn slachtpartij van duizend Filistijnen vindt  hij het nodig om er een gedichtje over te maken.

Simson roept tot de YHWH (Richteren 15:18-20)

Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de HERE: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van dorst sterven en zal ik in handen vallen van de onbesnedenen! Daarop deed God een spleet ontstaan in de holte te Lechi, en er stroomde water uit, zodat hij drinken kon, en zijn levenskracht terugkeerde en hij weer opleefde. Daarom noemde hij die bron: Bron van de roepende. Zij bevindt zich te Lechi tot op de huidige dag. Hij richtte Israel in de dagen der Filistijnen, twintig jaar” Richteren 15:19-20.

Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de YHWH: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van de dorst sterven om in de handen van onbesnedenen te vallen! God deed daarop een spleet ontstaan en er kwam water uit. Hij kon drinken, zijn levenskracht keerde terug en hij leefde weer op. Hij noemde de bron: bron van de roepende. Zij is tot op vandaag in Lechi. Simson richtte Israel in de dagen van de Filistijnen, twintig jaar.

Het goede hier is dat Simson zich tot God keerde. Hij verkeerde in nood en riep tot God om hulp. Dat is zeker niet zijn gewoonte. God kwam hem tegemoet in zijn verzoek.

Het feit dat God Simson gebruikt om de Filistijnen te straffen, wil absoluut niet betekenen dat God goedkeurt wat Simson doet. Wij moeten die denkfout niet maken. Judas was één van Jezus discipelen. God gebruikte Hem in Zijn wijsheid, maar dat wil niet zeggen dat God goedkeurde wat Judas deed. Integendeel.

Wraak is niet aan de mens gegeven, wraak behoort God toe. Laat u niet misleiden door boze gedachten en gevoelens. Simson zei dat hij niet zou stoppen met zijn wraak totdat het volbracht was.

Net zoals Israel tevreden was met de onderdrukking van Israel, zo zijn ook wij soms tevreden met de zondige toestand waar we in leven. We hebben onze zonden aanvaard. We strijden er niet meer tegen. En als dan iemand ons probeert wakker te schudden, dan durven we nog boos worden op hem of haar. Let daar op, want dat is geen goede houding voor een discipel van Jezus.


Vorige