Gemeente van Christus Houthalen Oost
Simson ging zijn Filistijnse vrouw
bezoeken (Richteren 15:1-3)
“Na enige tijd echter, in de dagen van
de tarweoogst, ging Simson zijn vrouw bezoeken, met een geitebokje
bij zich, en zeide: Laat mij naar mijn vrouw in de kamer gaan. Maar
haar vader stond hem niet toe naar binnen te gaan. En haar vader
zeide: Ik dacht stellig, dat gij in het geheel niet om haar gaaft;
daarom heb ik haar aan uw metgezel gegeven. Is haar jongere zuster
niet schoner dan zij? Laat die toch in haar plaats de uwe worden.
Toen zeide Simson tot hem: Ditmaal zal ik onschuldig zijn jegens de
Filistijnen, wanneer ik hun kwaad doe” Richteren 15:1-3.
Een tijd later ging Simson zijn vrouw bezoeken met een geitebokje.
Hij vroeg om met zijn vrouw in de kamer te gaan, maar haar vader let
het niet toe. De vader zei dat hij dacht dat Simson niet om haar
gaf, daarom had hij zijn dochter aan een ander gegeven. Is haar
jongere zuster niet schoner dan zij? Laat die toch uw
vrouw worden. Simson zei tot hem dat hij nu onschuldig zou
zijn jegens de Filistijnen wanneer hij hen kwaad doet.
Het huwelijksfeest tussen
Simson en zijn Filistijnse vrouw was danig verstoord door de
perikelen rond het raadsel dat Simson aan de mannen had gegeven. De
mannen dreigden ermee de vrouw te doden, waarop zij het geheim van
raadsel aan Simson ontfutselt. Simson was daarom boos weggegaan. Dit
leidde de vader ertoe om te concluderen dat Simson zijn dochter niet
meer wilde. En daarom had hij haar aan een andere man gegeven.
Simson echter leek het serieus te menen met de Filistijnse vrouw en
was nu teruggekomen voor haar. Maar het was al te laat. Om het
enigszins goed te maken biedt de vader zijn jongere dochter aan. Die
zou ook schoner zijn volgens hem. Je zal maar de oudere dochter zijn
en je vader dit horen zeggen. Uiterlijke schoonheid is thans hetgeen
voor Simson belangrijk is. Maar het aanbod kan hem niet bekoren.
Simson is heel boos, hij beslist om hen kwaad te doen. Hij erkent
thans dat hij de eerste keer schuld had jegens de Filistijnen. Nu
vindt hij voor zichzelf dat
hij gerechtvaardigd is om hen pijn te doen. De meeste mensen
die wraak nemen, vinden dat zij het recht hebben om dat te doen.
Simson neemt wraak en de situatie
escaleert (Richteren 15:4-8)
“En
Simson ging heen, ving driehonderd vossen, nam fakkels, bond staart
aan staart en bevestigde tussen elke twee staarten een fakkel.
Daarna stak hij de fakkels in brand en joeg de vossen in het staande
koren der Filistijnen; hij stak in brand zowel de garven als het
staande koren en de olijfgaarden” Richteren 15:4-5.
Simson ging weg en ving driehonderd vossen, nam fakkels, bond staart
aan staart met daartussen een fakkel. Hij stak de fakkels in brand
en joeg de vossen in het staande koren van de Filistijnen. Hij stak
de garven, het staande koren en de olijfgaarden in brand.
“En de Filistijnen zeiden: Wie heeft dit
gedaan? En men zeide: Simson, de schoonzoon van de Timniet, want
deze heeft diens vrouw genomen en aan zijn metgezel gegeven. Daarna
trokken de Filistijnen erheen en verbrandden haar en haar vader met
vuur. Toen zeide Simson tot
hen: Indien gij zo doet, waarlijk, dan zal ik niet ophouden, voordat
ik mij op u gewroken heb. En hij sloeg hun de ruggegraat stuk: een
zware slag. Toen ging hij heen en hield zich op in de rotsspleet van
Etam” Richteren 15:6-8.
De Filistijnen vroegen wie dit had gedaan? En men zei Simson, de
schoonzoon van de Timniet, want deze heeft zijn vrouw aan zijn
metgezel gegeven. Daarna trokken de Filistijnen erheen en
verbrandden haar en haar vader. Simson zei hen dat hij niet zou
ophouden voordat hij zich op hen gewroken had. Hij sloeg hun
ruggegraat stuk: een zware slag. Toen hield hij zich op in de
rotsspleet van Etam.
Simson doet gedurende zijn
leven meestal zijn eigen ding. Hij doet wat hij wil. Hij is er niet
echt op uit om de onderdrukking van de Filistijnen te doorbreken.
Hij reageert op situaties waarvan hij vindt dat hem onrecht wordt
aangedaan. Hij wreekt zichzelf op een bijzonder harde manier. Hij
dient als richter niet het belang van Israel, maar van zichzelf. Hij
steekt de gewassen van de Filistijnen in brand omdat hem zijn vrouw
is afgenomen. De Filistijnen zijn vervolgens boos vanwege hun
verwoeste oogst en willen zichzelf ook wreken. I.p.v. de schuldige
aan te pakken, verbrandden ze zijn vrouw en schoonvader. Als
tegenreactie daarop belooft Simson om niet te stoppen voordat dit
weer gewroken is. Dit is een vicieuze cirkel die enkel kan worden
gestopt indien ene of beide partijen bereid zijn om hun koppigheid
op te geven.
Velen zijn al in de val van een vete gelopen. Ruzies die jaren
blijven duren tussen families, vrienden en buren. De toon van de
confrontaties wordt alsmaar bitsiger en geweldadiger omdat de haat
diepgeworteld zit.
Spijtig genoeg weet men soms nog niet eens waarom de vete is
begonnen. Het is iets waarmee men opgroeit en men is geleerd om
bepaalde mensen te haten. Doe daar niet aan mee!. Doorbreek die
cirkel!
Een internationale crisis (Richteren
15:9-17)
“Toen trokken de Filistijnen op,
legerden zich in Juda en verspreidden zich bij Lechi. En de mannen
van Juda zeiden: Waarom zijt gij tegen ons opgetrokken? Toen zeiden
zij: Wij zijn opgetrokken om Simson te binden en hem te behandelen,
zoals hij ons behandeld heeft. Daarop daalden drieduizend man uit
Juda naar de rotsspleet van Etam af en zeiden tot Simson: Wist gij
niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Wat hebt gij ons toch
aangedaan? Maar hij zeide tot hen: Zoals zij mij behandeld hebben,
zo heb ik hen behandeld” Richteren 15:9-11.
Toen trokken de Filistijnen op en legerden zich in Juda. De mannen
van Juda vroegen waarom ze tegen hen waren opgetrokken. Ze zeiden
dat ze Simson wilden binden en behandelen zoals hij hen heeft
behandeld. Daarop daalden drieduizend man uit Juda naar de
rotsspleet. Ze vroegen Simson als hij niet wist dat de Filistijnen
over hen heersten. Wat hebt gij ons aangedaan? Hij zei dat hij hen
heeft behandeld zoals ze hem hadden behandeld.
“Zij
zeiden tot hem: Wij zijn gekomen om u te binden en u aan de
Filistijnen over te leveren. Maar Simson zeide tot hen: Zweert mij,
dat gij zelf mij niet zult neerstoten. Hierop zeiden zij tot hem:
Neen, wel zullen wij u binden en aan hen overleveren, maar doden
zullen wij u niet. En zij bonden hem met twee nieuwe touwen en
voerden hem uit de rotsspleet mee” Richteren 15:12-13.
We zijn gekomen om u te binden en aan de Filistijnen over te
leveren. Maar Simson vroeg hen om hem niet zelf neer te steken. Ze
zeiden: nee, maar wij zullen u wel binden en aan hen overleveren. Ze
bonden hem met twee nieuwe touwen en voerden hem mee.
De persoonlijk vete is ontaard
in een internationale crisis. Meer en meer mensen worden er bij
betrokken. De Filistijnen moesten en zouden wraak nemen op Simson.
De Israelieten zijn bang. De moed die ze eens toonden om samen met
God tegen de goddelozen te strijden, is volledig weg (vgl Richteren
1:1). In vroegere tijden riepen ze tot de Here om verlossing. Maar
nu niet meer. Ze hebben er vrede mee genomen dat de Filistijnen over
hen heersen. Het is goed voor hen. Daarom gaan ze met drieduizend
man verhaal halen bij Simson. Ze hadden besloten om Simson over te
leveren aan de Filistijnen. Dat leek hen het juiste om te doen. Ze
zijn kwaad op hem omwille van de moeiten die hij hen over hun heeft
gebracht. Gods volk spande samen met de onbesnedenen tegen Gods
verlosser.Dit zullen ze eeuwen later met Jezus opnieuw doen. Het
goede is dat Simson zijn eigen volk niet wilde pijn doen.
“Zodra
hij te Lechi gekomen was en de Filistijnen hem met gejuich tegemoet
kwamen, greep de Geest des HEREN hem aan en de touwen om zijn armen
werden als in het vuur verbrande vlasstengels en zijn banden smolten
weg van zijn handen. Daarop vond hij een nog verse ezelskaak,
strekte de hand uit, greep ze en sloeg daarmee duizend man dood. En
Simson zeide: Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig, met een
ezelskaak duizend man. Toen hij uitgesproken was, wierp hij de kaak
weg en noemde die plaats Ramat-lechi” Richteren 15:14-17.
Toen hij te Lechi was gekomen en de Filistijnen hem met gejuich
tegemoet kwamen, greep de Geest van YHWH hem aan. De touwen om zijn
armen werden als in het vuur verbrande vlasstengels. Zijn banden
smolten weg van zijn handen. Hij vond een nog verse ezelskaak, greep
die en doodde duizend man. Hij zei ‘met een ezelskaak sloeg ik dat
ezelstuig, met een ezelskaak duizend man’.
Toen wierp hij de kaak weg en
noemde de plaats Ramat-lechi?
Wat Simson doet is gelijk aan
wat Samgar had gedaan (Richteren 3:31). Alleen deed Samgar het om
Israel te verlossen. Simson doet het uit persoonlijke wraak. God
gebruikte de dwaasheden van Simson om de Filistijnen tot
gerechtigheid te brengen. Het doet ons denken aan de woorden van
Jesaja over de koning van Assur (Jesaja 10:5-14).
Simson lijkt ook een voorkeur te hebben voor poëzie. Na zijn
slachtpartij van duizend Filistijnen vindt
hij het nodig om er een gedichtje over te maken.
Simson roept tot de YHWH (Richteren
15:18-20)
“Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij
tot de HERE: Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing
geschonken, en nu moet ik van dorst sterven en zal ik in handen
vallen van de onbesnedenen! Daarop deed God een spleet ontstaan in
de holte te Lechi, en er stroomde water uit, zodat hij drinken kon,
en zijn levenskracht terugkeerde en hij weer opleefde. Daarom noemde
hij die bron: Bron van de roepende. Zij bevindt zich te Lechi tot op
de huidige dag. Hij richtte Israel in de dagen der Filistijnen,
twintig jaar” Richteren 15:19-20.
Toen hij hevige dorst kreeg, riep hij tot de YHWH: Gij hebt door uw
knecht deze grote verlossing geschonken, en nu moet ik van de dorst
sterven om in de handen van onbesnedenen te vallen! God deed daarop
een spleet ontstaan en er kwam water uit. Hij kon drinken, zijn
levenskracht keerde terug en hij leefde weer op. Hij noemde de bron:
bron van de roepende. Zij is tot op vandaag in Lechi. Simson richtte
Israel in de dagen van de Filistijnen, twintig jaar.
Het goede hier is dat Simson zich tot God keerde.
Hij verkeerde in nood en riep tot God om hulp. Dat is zeker niet
zijn gewoonte. God kwam hem tegemoet in zijn verzoek.
Het feit dat God Simson gebruikt om de Filistijnen te straffen, wil
absoluut niet betekenen dat God goedkeurt wat Simson doet. Wij
moeten die denkfout niet maken. Judas was één van Jezus discipelen.
God gebruikte Hem in Zijn wijsheid, maar dat wil niet zeggen dat God
goedkeurde wat Judas deed. Integendeel.
Wraak is niet aan de mens gegeven, wraak behoort God toe. Laat u
niet misleiden door boze gedachten en gevoelens. Simson zei dat hij
niet zou stoppen met zijn wraak totdat het volbracht was.
Net zoals Israel tevreden was met de onderdrukking van Israel, zo
zijn ook wij soms tevreden met de zondige toestand waar we in leven.
We hebben onze zonden aanvaard. We strijden er niet meer tegen. En
als dan iemand ons probeert wakker te schudden, dan durven we nog
boos worden op hem of haar. Let daar op, want dat is geen goede
houding voor een discipel van Jezus.