Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Ouderlingen naar de wil van God (1)

Zoals in alles gaan we het antwoord op de vraag wie ouderlingen zijn en wat ze doen niet zoeken in de gedachten van mensen, noch in de praktijken van kerken. We gaan het antwoord zoeken in Gods Woord en onszelf daarnaar richten. Als het blijkt dat wij ouderlingen hebben aangesteld die het Bijbels gezien niet mogen zijn dan gaan we ons daarvan bekeren. Als we nog geen ouderlingen hebben, dan weten we na deze les wie ze zijn en wat ze behoren te doen, en dan kunnen we daar ook naartoe groeien.

Ouderlingen worden aangesteld in elke gemeente

Wanneer Paulus en Barnabas terugkeren naar de streken waar zij discipelen hadden gemaakt, om hen te versterken en te vermanen om te blijven bij het geloof, wezen zij ook ouderlingen aan in elke gemeente. “
En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden” Handelingen 14:21-23. Deze gemeenten bestonden een tijd zonder ouderlingen. Paulus liet om deze reden Titus achter op Kreta achter om mannen als ouderlingen aan te stellen: “Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, …” Titus 1:5. Aanstellen betekent om iemand te benoemen in een ambt. Het is dus geen ambt dat iemand zichzelf toe-eigent, noch een ambt waar iemand door de tijd heen is ingegroeid. Nee, een ouderling moet worden aangesteld op basis van de volgende kwaliteiten waarover hij moet beschikken.

Welke mannen mogen worden aangesteld als ouderlingen?

Deze aanstelling van ouderlingen gebeurde niet naar de willekeur van de apostelen of van de evangelist. De Heilige Geest heeft voorwaarden geopenbaard waaraan een man moet voldoen om als ouderling te kunnen worden aangesteld. Paulus geeft Titus de volgende voorwaarden “
mannen, die onberispelijk zijn, één vrouw hebben, die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten. Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen, zich houdende aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen” Titus 1:5b-9. Merk op dat Paulus de ouderlingen ook opzieners noemt. Aan Timoteus geeft Paulus een gelijkaardige lijst van voorwaarden (1 Timoteus 3:1-7). Daaruit blijkt dat iemand de taak van opziener moet begeren. Iemand die deze taak niet op zich wil nemen, mag hiertoe ook niet worden aangesteld.

Wat een ouderling moet

Een ouderling moet onberispelijk zijn, d.w.z. dat hij zo behoort te leven dat hem niets verweten kan worden. Dus iemand die er een christelijke wandel op nahoudt in woord en wandel. Niet dat deze man geen enkele fout meer kan maken, maar het is duidelijk iemand die zich niet licht laat verleiden tot zonde. Een ouderling is onberispelijk omdat hij heeft bewezen dat hij zich niet meer laat knechten door de zonde. Het is iemand die volwassen is in het geloof. Toch betekent onberispelijk niet dat er geen kwaad over hem kan worden gesproken. Jezus was onberispelijk in de volle betekenis van het woord, en toch brachten Zijn tegenstanders valse beschuldigingen tegen Hem, maar ze konden het niet hard maken (vgl Johannes 8:46). Ook de apostelen werden vals beschuldigd door de vijanden van de waarheid (Romeinen 3:8). Een man die niet onberispelijk is, kan geen ouderling zijn.

Een ouderling moet de man van één vrouw zijn (1 Timoteus 3:2). Deze woorden leren ons verschillende dingen. Een ouderling is een man. Een ouderling is een gehuwde man. Een ouderling is een gehuwde man van één vrouw. Het is iemand die trouw is aan zijn wettige levenspartner. Een man die niet gehuwd is, kan geen ouderling zijn.

Een ouderling moet gelovige kinderen hebben die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten (vgl 1 Petrus 4:3). Om gelovige kinderen te hebben moet je hen hebben grootgebracht in de tucht en terechtwijzing van de Here zonder hen te verbitteren (Efeziërs 6:4). Om dit te bereiken moet je bepaalde vaardigheden hebben ontwikkeld. Gelovige kinderen zijn niet slechts kinderen die een besef van God te hebben, maar die zich in gehoorzaamheid onderwerpen aan Gods Wil (vgl Handelingen 16:30-34). Paulus zegt ook waarom hij gelovige kinderen moet hebben, nl hij moet “
een goed bestierder van zijn eigen huis zijn, die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt; indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te bestieren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen?” 1 Timoteus 3:4-5. Als iemand niet in staat is geweest om zijn kinderen op te voeden, te leren, te vermanen, te vertroosten en te beschermen, hoe zal zo iemand dan in staat zijn om voor Gods gemeente te zorgen? Iemand die niet voor zijn eigen huis kan zorgen, kan en mag dat ook niet voor de gemeente Gods doen. Dit zou alleen maar nefast zijn voor de gemeente. Een man die opstandige kinderen heeft, kan geen ouderling worden.
De vraag rijst dan als iemand met 1 kind ook ouderling kan worden. Sara zei van haarzelf dat ze kinderen zoogde terwijl ze maar 1 zoon had (Genesis 21:7). Een gelijkaardig voorbeeld zien we in Matteus 22:24 waar over kinderen wordt gesproken, terwijl de wet in Deuteronomium 25:5 maar 1 kind vermeldt. Ook begrijpen we uit 1 Timoteus 5:4 dat de verantwoordelijkheid om aan eigen familie godsvrucht te tonen ook geldt voor een enig kind. Deze dingen in acht nemende, zegt de tekst langs de andere kant dat een ouderling gelovige kinderen behoort te hebben. Ik laat het dus aan de lezer om zelf een oordeel te vellen. Maar hoe dan ook, de nadruk ligt mijns inziens niet zozeer op het aantal kinderen, maar eerder op de bekwaamheid om de kinderen op te voeden en om zijn eigen huishouden te besturen.

Een opziener of anders gezegd bisschop is een beheerder van Gods huis. Van een beheerder die iets van God krijgt toevertrouwd, wordt verwacht dat hij betrouwbaar blijkt te zijn (1 Korintiërs 4:2). Een ouderling krijgt van God de verantwoordelijkheid om Zijn huis te beheren, d.i. de plaatselijke gemeente in de stad waar hij woont (vgl 1 Timoteus 3:15; 1 Petrus 4:17; 1 Petrus 5:1-3). Hij zal moeten staan voor de waarheid van het evangelie en doet dit altijd met zijn medeoudste(n).

Wat een ouderling niet mag zijn.

Een opziener mag niet aanmatigend zijn, hetgeen betekent eigenzinnig of koppig. Iemand die arrogant, ongevoelig en vol trots is zal enkel begaan zijn met het volbrengen van zijn eigen wil. Sowieso moet een christen handelen “
zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen” Filippenzen 2:3-4. Een ouderling zal beslissingen moeten nemen samen met zijn mede-oudste(n) in het belang van de plaatselijke gemeente en alle leden.

Een opziener mag niet driftig zijn, hetgeen betekent om te neigen tot toorn. Een man die een kort lontje heeft, heeft nog niet geleerd om te leven naar het gebod “
Weet dit wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn” Jakobus 1:19. Een man die weinig kan verdragen, vlug geïrriteerd is en zich overgeeft aan verbaal geweld kan geen ouderling zijn. Er is wel een verschil tussen beheerste en onbeheerste toorn (Markus 3:5; Efeziërs 4:26). Een ouderling is iemand die zich heeft leren beheersen zoals Jezus, “die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt” 1 Petrus 3:23.

Een opziener mag niet verslaafd zijn aan de wijn. Sommige mensen hebben alcoholische drank nodig om te kunnen functioneren. Ze zijn verslaafd aan de roes die het veroorzaakt. Een man die zich overgeeft en bedrinkt aan alcoholische drank kan geen ouderling zijn.

Een opziener mag niet opvliegend zijn, hij mag dus geen ruziemaker zijn. Een man die vlug geneigd is om fysiek geweld te gebruiken kan geen ouderling zijn. Het gebod om uw vijanden lief te hebben heeft alle geweld naar uw naaste verdreven (Matteus 5:38-39).

Een opziener mag niet op oneerlijke winst uit zijn. Een man die in het zwart werkt, gestolen goederen koopt, illegale software gebruikt, zijn financiën slecht beheert … , een man die zich wil verrijken door anderen op te lichten of d.m.v. allerlei andere duistere praktijken, kan geen ouderling zijn. Een ouderling is een man die zich niet laat leiden door geldzucht (1 Timoteus 3:3).

Wat een ouderling moet zijn

Een opziener moet gastvrij zijn. De christen krijgt de opdracht om zich toe te leggen op gastvrijheid (Romeinen 12:13) en een ouderling moeten daarin het voorbeeld geven. Deze gastvrijheid komt voort uit een liefde voor de broeders en zusters en een liefde voor alle mensen, niet slechts voor een selectief groepje die men graag heeft (2 Petrus 1:7; Hebreeën 13:1-2; 1 Tessalonissenzen 5:15). Een man die niet gastvrij is, kan geen ouderling zijn.

Een opziener moet liefde hebben voor wat goed is. Liefde voor wat goed is zal altijd voortkomen uit Gods Wil. Ware liefde immers “
is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid” 1 Korintiërs 13:6. Een man die geen liefde heeft voor wat goed is, kan geen ouderling zijn.

Een opziener moet bezadigd zijn, hetgeen betekent om goed bij het verstand en vol zelfbeheersing te zijn. Wanneer er emotionele en moeilijke situaties voorkomen moet een ouderling in alle wijsheid d.m.v. woorden en daden reageren. Dit staat tegenover een aanmatigend en opvliegend iemand. Een bezadigd mens heeft zijn denken en doen ten allen tijde onder controle en kan gepast reageren. Dit heeft te maken met het innerlijke van de mens. Een man die niet bezadigd is, kan geen ouderling zijn.

Een opziener moet rechtvaardig zijn, hetgeen betekent dat hij zich aan Gods wetten onderwerpt. Dit zal ertoe leiden dat hij altijd eerlijk met situaties zal omgaan zonder partijdig te zijn. Hij zal handelen zonder vooroordeel of vooringenomenheid (1 Timoteus 5:21). Dit heeft te maken met de medemens. Een man die onrechtvaardig is, kan geen ouderling zijn.

Een opziener moet vroom zijn, hetgeen betekent om heilig te zijn of anders gezegd vrij van de bezoedeling van de zonde. Dit heeft te maken met de relatie met God. Een man die in zonde leeft, kan geen ouderling zijn.

Een opziener moet ingetogen zijn, hetgeen betekent dat hij heerst over zijn innerlijke en uiterlijke mens. Een man die zich laat beïnvloeden door andere mensen, door omstandigheden of door gevoelens kan geen ouderling zijn. Daarom mag hij geen pasbekeerde zijn: “
Hij mag niet een pas bekeerde zijn, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle. Hij moet ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden, opdat hij niet in opspraak kome en in een strik des duivels valle” 1 Timoteus 3:6-7.

Een opziener moet zich houden aan het betrouwbare woord naar de leer zodat hij in staat is te vermanen op basis van de gezonde leer en om de tegensprekers te weerleggen. Hij moet dus bekwaam zijn om te onderwijzen (1 Timoteus 3:2). Om een ander te kunnen leren over iets moet je zelf een juiste en volledige kennis hebben. De ouderling gaat niet zijn eigen leer of wil verkondigen, maar de gezonde leer van Jezus en Zijn apostelen. Deze zelfde leer zal hij gebruiken om de argumenten van tegensprekers te weerleggen.

Conclusie

1 Timoteus 3:1-7.

Zij die als ouderling worden aangesteld in de gemeente moeten niet slechts over enkele van deze kwaliteiten beschikken maar over ze allemaal. Zij die deze kwaliteiten niet hebben, kunnen en mogen niet worden aangesteld als ouderling. Net zoals diakenen moeten ouderlingen eerst op de proef worden gesteld, om hun dienst te kunnen vervullen als zij onberispelijk blijken te zijn (1 Timoteus 3:10). Zoals we in het begin van de les zagen, kunnen gemeenten bestaan zonder ouderlingen. Maar het doel moet zijn om te groeien naar een gemeente met ouderlingen. Daarom moet de gemeente worden geleerd wat ouderlingen zijn en waarvoor God ze heeft aangesteld. Het is duidelijk dat niet iedereen ouderling kan worden, maar toch zijn de meeste kwaliteiten vereisten waaraan elke christen moet voldoen. Deze kwaliteiten laten namelijk zien dat iemand geestelijk volwassen is.


Vorige