Gemeente van Christus Houthalen Oost
Het Lam dat waardig is de boekrol te openen (5:5,9-10), gaat verder
met het openen van het zevende zegel. Het openen van de zeven zegels
begint in hoofdstuk 6:1 en eindigt in Openbaringen 11:19.
Het openen van het zevende zegel (8:1-11:19)
Het zesde zegel gaf aan dat er een vreselijk oordeel van God zou
komen waaraan niemand zou ontkomen (6:12-17). Tussen het zesde en
het zevende zegel verzegelt God Zijn volk op aarde (7:1-8) en laat
Hij hen zien dat zij die reeds verdrukking hebben gekend, voor de
troon van God zijn en Hem vereren (7:9-17). Nu gaan we verder met
het openen van het zevende zegel.
Toen het Lam het zevende zegel opende, kwam er een stilte van een
half uur in de hemel. Johannes zag zeven engelen voor God staan en
hun werden zeven bazuinen
gegeven.
We kennen allemaal de
uitdrukking ‘de stilte voor de storm’ (vgl Sefanja 1:7). De stilte
wijst op het dramatisch karakter van de gebeurtenissen die zullen
volgen. Het is ook de tijd dat God luistert naar de gebeden van de
heiligen. Voor de stilte was er lofzang in de hemel en God en het
Lam werden geprezen.
“En er kwam een andere engel, die met
een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en hem werd veel
reukwerk geschonken om het te geven, met de gebeden van alle
heiligen, op het gouden altaar voor de troon. En de rook van het
reukwerk, met de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de
engel voor Gods aangezicht op. En de engel nam het wierookvat en
vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp het vuur op de
aarde; en er kwamen donderslagen en stemmen en bliksemstralen en
aardbeving” 8:3-5.
De gebeden van de heiligen (5:8; 6:9-10) stegen voor Gods aangezicht
op en God antwoordt de gebeden. Hij heeft ze gehoord en antwoord hun
gebeden met zeven bazuinen (vgl Exodus 2:23-24; 1 Petrus 3:12). En
de zeven engelen die de zeven bazuinen hadden, maakten zich klaar om
te bazuinen.
Het gebruik van bazuinen
Bazuinen werden in de oudheid gebruikt om te waarschuwen dat het
zwaard komt (Ezechiël 33:3-4; Jeremia 4:5-6). Wanneer Israel ten
strijde trok tegen de vijand die hen benauwde, dan was het
trompetgeschal het signaal dat God hen zou verlossen (Numeri 10:9).
Het was het signaal dat de dag van Gods oordeel komt en het diende
dus ook om mensen tot inkeer te brengen (Joel 2:1-2, 10-14).
We zullen dus zien dat de bazuinen van het zevende zegel grote
benauwdheid en verderf zullen brengen en tegelijk ook dienen als
waarschuwing voor hen die deze straffen van God overleven. Dus zelfs
wanneer God de goddeloosheid bestraft, laat hij ruimte voor de
mensen om zich te bekeren.
De eerste zes bazuinen (8:6-9:23)
De eerste vier bazuinen
(8:6-13)
De eerste engel blies de bazuin en er kwam hagel en vuur vermengd
met bloed en het werd op
aarde geworpen. Het derde deel van de aarde, de bomen en al het
groene gras verbrandde (vgl Jesaja 26:21).
De tweede engel blies de bazuin en er werd iets als een grote berg,
brandende van vuur, in de zee
geworpen. Het derde deel van de zee werd bloed en het derde deel van
de schepselen in de zee stierven en het derde deel van de schepen
verging (vgl Jeremia 51:25,42).
De derde engel blies de bazuin en er viel een grote ster, brandend
als een fakkel uit de hemel. Zij viel op het derde deel van de
rivieren en op de waterbronnen. De ster wordt Alsem genoemd. Het
derde deel van de wateren werd Alsem en veel mensen stierven van het
water omdat het bitter was geworden (vgl Jeremia 9:13-16; 23:15).
De vierde engel blies de bazuin en het derde deel van
de zon, de maan en de sterren werd getroffen, zodat het derde deel
daarvan werd verduisterd. De dag had voor het derde deel geen licht
en evenzo de nacht (vgl Micha 3:6).
We gaan het natuurlijk niet
letterlijk nemen dat een ster op een derde deel van de rivieren valt
enz … . Gezien de aarde, de zee, de rivieren en de hemel staan voor
de natuur, is het aannemelijk om te concluderen dat deze verwijzen
naar natuurrampen. Telkens wordt maar een derde deel getroffen wat
wijst op het waarschuwende karakter van deze straffen gezien slechts
een beperkt deel wordt getroffen.
God gebruikt dus natuurrampen om de verdrukkers van de christenen te
straffen en te waarschuwen.
Toen zag en hoorde Johannes een arend vliegen in het midden van de
hemel die met een luide stem zei: “Wee,
wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van
de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen!” 8:13 (vgl
Hosea 8:1; Habakuk 1:8). De volgende bazuinen zijn zo vreselijk dat
ze ook de ‘wee-bazuinen’ worden genoemd.
De vijfde bazuin, het eerste wee
(9:1-12)
De vijfde engel blies de bazuin en Johannes zag een ster uit de
hemel op de aarde gevallen. De ster werd de sleutel van de put van
de afgrond gegeven en zij opende deze. Er steeg rook op uit de put
zoals de rook van een grote oven en de zon en het zwerk (de
atmosfeer) werden verduisterd door de rook.
Uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd
macht gegeven zoals de schorpioenen van de aarde macht hebben (vgl
Deuteronomium 28:38). Hun werd gezegd dat zij aan het gras der aarde
geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas of boom maar
alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofden
hadden. Hun werd ook gegeven dat zij hen niet zouden doden, maar de
mensen vijf maanden lang zouden pijnigen. Hun pijniging was als de
pijniging van de steek van een schorpioen. In die dagen zullen de
mensen de dood zoeken maar hem geenszins vinden, ze zullen verlangen
te sterven maar de dood vlucht van hen weg.
De gedaante van de sprinkhanen was als van paarden die uitgerust
zijn voor de oorlog en op hun koppen waren kransen als van goud. Hun
aangezichten waren als die van mensen en hun haar als vrouwenhaar en
hun tanden als leeuwentanden. Ze hadden borstschilden als ijzeren
harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van
wagens wanneer vele paarden ten strijde draven. Ze hadden staarten
als schorpioenen en angels en in hun staarten was hun macht om de
mensen vijf maanden lang schade toe te brengen.
Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond wiens naam
in het Hebreeuws Abaddon (= verderf) en in het Grieks Apollyon (=
verwoester) is.
“Het eerste wee is voorbijgegaan: zie,
nog twee weeen komen hierna” 9:12.
Dooruit het boek Openbaringen is de afgrond de plaats vanwaar het
kwade komt (vgl 11:7; 17:8; 20:1-3), dus de sprinkhanen staan voor
werktuigen van satan. Verder zien we dat de sprinkhanen de macht
wordt gegeven om iedereen schade toe te brengen die het zegel van
God niet hadden. Dus we zien het kwade dat kwaad doet aan de zijnen
(vgl Jakobus 3:14-16; Galaten 5:19-20; 2 Korintiërs 12:20; Spreuken
14:34). Paulus geeft ons in Romeinen 1:24-32 het beeld dat zij die
Gods waarheid vervangen door de leugen worden overgegeven aan hun
goddeloosheid. Zij ontvangen het loon van hun dwaling! Daar waar we
eerder zagen dat een derde deel werd getroffen zien we nu dat de
pijniging vijf maanden duurt, dus ook weer beperkt in tijd.
God gebruikt het kwade die kwaad doet aan de zijnen om de
verdrukkers van de christenen te straffen en te waarschuwen.
Zij die het kwade navolgen hebben slechts een tijdelijk genot van
hun zonden (Hebreeën 11:25). Zonde berooft een mens van innerlijke
vrede en rust. Wat men hoopt te verwerven door vleselijke begeerten
na te lopen zal men er niet door verkrijgen, want het loon van de
zonde is de dood (Romeinen 6:23). Wat men zaait, oogst men (Galaten
6:7-8; Hebreeën, 3:12-19). Satan is er helemaal niet op uit om zijn
volgelingen te belonen. Hij misleidt hen om hen te kunnen verslinden
(1 Petrus 5:8).
De zesde bazuin, de tweede wee
(9:13-21)
De zesde engel blies de bazuin en Johannes hoorde een stem komen uit
de vier horens van het gouden altaar dat voor God staat. Deze stem
zei tot de zesde engel die de bazuin had: “Laat
de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden
zijn” 9:14.
En de vier engelen die tegen het uur, de dag, de maand en het jaar
waren klaar gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de
mensen te doden. Het getal van het leger van de ruiters was tweemaal
tienduizend tienduizendtallen (200.000.000). Johannes hoorde hun
aantal.
En zo zag hij dus in dit gezicht de paarden en hen die erop zaten:
zij hadden rossige, blauwe en zwavelkleurige harnassen en de koppen
van de paarden waren als leeuwenkoppen en uit hun bek kwam vuur,
rook en zwavel. Door deze drie plagen werd het derde deel van de
mensen gedood, door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun bek
kwamen. Want de macht van de paarden ligt in hun bek in hun
staarten. Want hun staarten zijn als slangen met koppen waarmee zij
schade toebrengen.
De Eufrates was de
geboorteplaats van de grote volken van de oudheid zoals de Assyriërs
en de Babyloniërs (2 Koningen 23:29; Jeremia 46:2). Deze volken
waren bij momenten Gods werktuigen en dienaren om de goddeloosheid
van Israël te straffen (Jesaja 10:5-13; Jeremia 27:6-7).
God gebruikt vreemde
volken om de verdrukkers van de christenen te straffen en te
waarschuwen.
“En wie van de mensen overgebleven
waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch
niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet meer
te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en
houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; en zij
bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch
van hun hoererij, noch van hun dieverijen” 9:20-21.
Conclusie
Noch de pijniging van de natuurrampen, noch de pijniging door het kwade zelf, noch de pijniging van de Gods dienaren (de vreemde volken), brachten de verdrukkers van de christenen tot inkeer. Zij die overbleven, bleven volharden in hun boosheid. Het moet gezegd worden dat God uitermate geduldig is en hen nog steeds de mogelijkheid geeft om zich te bekeren (2 Petrus 3:9). God laat hen zien dat hun toestand zeer bedreigend is en dat hun weigering om zich te bekeren zeer grote gevolgen zal kennen. Maar ze willen zich niet bekeren.