Gemeente van Christus Houthalen Oost
De gebeurtenissen bij de troon (4:1-5:14)
Johannes zag, na de woorden voor de brieven aan de zeven gemeenten
te hebben ontvangen, een geopende deur in de hemel. Dezelfde stem
Die hem de woorden aan de zeven gemeenten had bekendgemaakt (zie
1:10-20), zei nu “Klim hierheen op en
ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet” 4:1b.
Er stond een troon in de hemel (4:2-11)
Er zat Iemand op de troon
(4:2-3)
Johannes zag Iemand op de troon zitten. Deze had een aanzien van
diamant (jaspis/wit) en sardius (rood). Er was ook een regenboog
rond de troon met het aanzien van de smaragd (groen) - (vgl 1
Timoteus 6:15-16; Psalm 97:1-6).
De vierentwintig tronen
rondom de troon (4:4)
Rondom de troon stonden vierentwintig tronen waarop vierentwintig
oudsten zaten. Zij droegen witte klederen en hadden gouden kronen op
hun hoofden. (Opmerking:
hoewel het niet met enige zekerheid kan worden gezegd, is het
mogelijk dat de 24 oudsten bestaan uit de 12 zonen van Jakob die de
stammen van Israel voorstellen en uit de 12 apostelen).
De zeven geesten Gods (4:5)
Van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit (vgl
Exodus 19:16) en er waren zeven vurige fakkels die brandden voor de
troon. Dit zijn de zeven Geesten van God.
De vier dieren rondom de
troon (4:6)
Voor de troon was een glazen zee gelijk kristal. In het midden en
rondom de troon waren
vier dieren vol ogen van voor en vanachter. Het eerste dier was
gelijk een leeuw, het tweede dier gelijk een rund, het derde dier
had een gelaat als van een mens en het vierde dier was gelijk een
vliegende arend. De vier dieren hadden elk zes vleugels en waren vol
met ogen. Zonder rust riepen zij dag en nacht “Heilig,
heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en
die komt” 4:8b.
En zolang als de dieren heerlijkheid, eer en glorie brengen aan Hem,
die op de troon is gezeten en in tot in alle eeuwigheden leeft,
zullen de vierentwintig oudsten zich voor Hem nederwerpen en Hem
aanbidden. Ze werpen hun kroon voor de troon en zeggen “Gij,
onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer
en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en
werd het geschapen” 4:11 (vgl Jesaja 44:6; Psalm 148:5;
Jesaja 40:13).
De verzegelde boekrol en het Lam (5:1-14)
De verzegelde boekrol die
niemand kon openen (5:1-5)
Johannes zag dat Hij Die op de troon zat een boekrol had in Zijn
rechterhand. Dit boekrol was van binnen en van buiten beschreven en
goed verzegeld met zeven zegels (vgl Ezechiël 2:10). Daarna zag hij
een sterke engel die luid riep: “Wie is
waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken?”
5:2b. Noch de vier dieren, noch de vierentwintig oudsten, noch de
sterke engel kon de boekrol openen. Er was niemand in de hemel, noch
op de aarde, noch onder de aarde die de boekrol kon openen of inzien
(vgl Filippenzen 2:10). Johannes moest hierom hard wenen want hoe
zou hij nu te weten komen hetgeen weldra moest geschieden (4:1).
Maar één van de oudsten zei hem “Ween
niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft
overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen” 5:4
(Genesis 49:9-10; Hebreeën 7:14; 2 Samuel 7:11-14; Romeinen 15:12;
Handelingen 2:30,36).
Het Lam dat geslacht is, is waardig om de boekrol te openen (5:6-10)
Johannes zag in het midden van de troon en van de vier dieren en
van de oudsten een Lam dat geslacht was. Dit Lam had zeven horens en
zeven ogen die de zeven Geesten van God zijn die uitgezonden zijn
over heel de aarde (vgl 2 Kronieken 16:9; Zacharia 4:10; Johannes
15:26; 16:13). Het Lam kwam en nam de boekrol aan van Hem die op de
troon was gezeten.
Toen het Lam de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de
vierentwintig oudsten zich voor het Lam neer, en elk van hen had een
citer en gouden schalen vol met reukwerk. Het reukwerk zijn de
gebeden van de heiligen (Psalm 141:2). Deze gebeden van de
heiligen zullen we later in het boek nog tegenkomen met Gods
antwoord op de gebeden (8:3-4). De vier dieren en vierentwintig
oudsten zongen een nieuw gezang (Psalm 98:1; Jesaja 42:9-10)
zeggende “Gij zijt waardig de boekrol
te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij
hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en
volk en natie en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een
koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op
de aarde” 5:9-10. Het Lam was geslacht en kocht mensen met
Zijn bloed uit alle volkeren (1 Korintiërs 6:20; 1 Timoteus 2:6; 1
Petrus 1:18-19) en heeft dezen zijn gemaakt tot een koninkrijk en
priesters voor God en dezen zullen als koningen heersen op aarde (vgl
1:6,9; 1 Petrus 2:9; Romeinen 5:17; Daniël 7:13-14).
Het Lam dat geslacht is, is
waardig om macht, rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en
lof te ontvangen (5:11-14)
Johannes zag en hoorde een stem van vele engelen rondom de troon en
van de dieren en de oudsten, en hun aantal was tienduizenden
tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. Dezen zeiden “Het
Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de
rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid
en de lof” 5:12. Macht (vgl Matteus 28:18; Kolossenzen
2:9-10), rijkdom (vgl Efeziërs 3:8; Kolossenzen 1:16-17), wijsheid
(1 Korintiërs 1:24; Kolossenzen 2:2-3); sterkte (vgl 2 Korintiërs
13:3-4; Efeziërs 6:10), eer (vgl Hebreeën 2:9; Filippenzen 2:7-9),
heerlijkheid (vgl 1 Petrus 4:11) en lof (vgl Romeinen 9:5; Efeziërs
1:3).
Toen hoorde Johannes alle schepselen in de hemel en op de aarde en
onder de aarde en op de zee en alles wat daarin is, zeggen: “Hem,
die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de
heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden” 5:13b. De
vier dieren zeiden daarop Amen en de oudsten wierpen zich neer en
aanbaden.
Wat we leren van de gebeurtenissen bij
de troon
Het woord troon komt 17 keer voor in hoofdstukken 4
en 5. De troon van God wordt omringd door:
|
|
Het geslachte Lam is waardig om de boekrol te openen en in te
kijken. Wat leert ons dit? Het leert ons dat Jezus al naar
de aarde is gekomen, reeds gedood en opgewekt is uit de dood.
Hij is terug in de hemel en is waardig om de boekrol te openen.
Christus is het Lam Die uit alle volken mensen koopt met Zijn bloed
om hen tot een koninklijk priesterschap voor God te maken (vgl
Daniël 7:13-14). Christus’ Koninkrijk bestaat dus al op het moment
dat het verhaal begint en mensen zoals Johannes en de eerste
christenen waren al in het koninkrijk in de eerste eeuw na Christus
(1:6,9). Het boek van Openbaringen gaat dus over hoe Christus heerst
totdat Hij de vijand waarover het boek Openbaringen spreekt onder
Zijn voeten heeft gelegd (vgl 1 Korintiërs 15:23-28; Hebreeën 2:8).
De verschillende boeken in Openbaringen
De hele brief Openbaringen is een boek (1:1-22:21). Eerst wordt er
gesproken over brieven aan de zeven gemeenten (2-3). Vervolgens
wordt er gesproken over de verzegelde boekrol (5:1). Tijdens de
zeven bazuinen krijgt Johannes een boekje te eten (10:8-11). En bij
het oordeel worden er boeken geopend en het boek des levens (20:12).