Gemeente van Christus Houthalen Oost
De brieven aan de zeven
gemeenten (1:1-3:22)
De openbaring die aan
Johannes werd gegeven, kwam van God. God heeft deze aan Zijn Zoon
gegeven die de boodschap door een engel aan Johannes te kennen gaf
(1:1). De boodschap betrof dingen die weldra zouden geschieden
(1:3).
De Vader, de Geest en de Zoon (1:4-5a)
Johannes spreekt de zeven gemeenten uit Azië (hedendaags Turkije)
over de Vader, de zeven geesten (= de Heilige Geest, vgl Jesaja
11:2) en over de opgestane Christus (1:4). Jezus is een
getrouwe getuige, wat hen
eraan moet herinneren welke trouw Jezus heeft laten zien tijdens
Zijn leven op aarde. Jezus is de
eerstgeborene uit de doden,
wat hen eraan moet herinneren dat Hij de macht heeft over de dood.
Niet dat Hij de allereerste is die uit de dood is opgewekt (vgl
Johannes 11:1-44; Matteus 9:18-26; Lukas 7:11-15; 1 Koningen 17:22;
2 Koningen 4:34-35; 13:20-21). Jezus is wel de eerste die uit de
dood is opgewekt om niet meer te sterven. Jezus is de
overste van de koningen der
aarde, wat hen eraan moet herinneren dat de macht van de
koningen der aarde onderhevig is aan Jezus’ Wil. Deze drie kenmerken
van Jezus spreken over Zijn leven op aarde, Zijn opstanding en Zijn
Koningschap.
Jezus komt met de wolken (1:5b-8)
De mensen tot wie Johannes moet schrijven, zijn mensen die geliefd
zijn door Jezus (vgl 1 Johannes 1:3-6). Het zijn mensen die van hun
zonden zijn verlost door het bloed van Jezus (Handelingen 2:38).
Jezus heeft hen tot een Koninkrijk en tot priesters gemaakt voor
Zijn God en Vader. God komt de heerlijkheid en de kracht toe!
Jezus komt met de wolken om het oordeel te brengen waarover zal
worden gesproken in dit boek (vgl Jesaja 19:1-Egypte; Ezechiël
30:3-Egypte; 34:12-Israel; Psalm
104:3; Nahum 1:3; Matteus 24:24-30-Jeruzalem; Openbaringen
2:5,16-christenen). Alle stammen van de aarde zullen over Hem
weeklagen, ook zij die Hem doorboord hebben (vgl Handelingen 9:4-5;
Hebreeën 6:6). God is
het begin en het einde, die is en die was en die komt, Hij is het
die alle macht heeft!
Schrijf hetgeen gij ziet en zend het aan de zeven gemeenten
(1:9-20)
“Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot
in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus,
was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het
getuigenis van Jezus. Ik kwam in vervoering des geestes op de dag
des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een
bazuin, zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend
het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar
Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en
naar Laodicea” 1:9-11.
Johannes noemt zichzelf hun broeder, een deelgenoot in de
verdrukking, een deelgenoot in het Koninkrijk en een deelgenoot in
de volharding van Jezus. Johannes kreeg de opdracht van een luide
stem op de dag des Heren om hetgeen hij zag op te schrijven en te
zenden aan de zeven gemeenten. Probeer dus te zien wat Johannes zag!
Het beeld van de mensenzoon
(1:12-16)
Toen Johannes zich omkeerde om de stem te zien zag hij zeven gouden
kandelaren en te midden van de kandelaren een mensenzoon. “En
toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en te midden
van de kandelaren iemand als eens mensen zoon
bekleed met een tot de voeten reikend
gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; en zijn
hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn
ogen als een vuurvlam; en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als
in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van
vele wateren. En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit
zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was
gelijk de zon schijnt in haar kracht” 1:12-16. De
beschrijving van de mensenzoon is indrukwekkend. Het beeld dat wij
vaak koesteren van Jezus is een gekruisigde Jezus of een pasgeboren
Jezus. Johannes ziet hier een verheerlijkte Jezus. Dit is Jezus
zoals wij Hem nu zouden moeten kennen, de grote Heerser van hemel en
aarde.
De beschrijving van de
mensenzoon (1:17-18)
De verschijning van de mensenzoon deed Johannes als dood voor Zijn
voeten vallen maar hij werd vertroost met de woorden om niet
bevreesd te zijn (vgl Jesaja 6:5; Ezechiël 1:28). Alleen Gods
vijanden hebben reden om bevreesd te zijn, zij die geliefd zijn door
Jezus hoeven niet te vrezen. De mensenzoon is
de eerste en de laatste,
waarmee Hij te kennen geeft dat Hij de macht en de eeuwigheid van
God bezit (vgl Openbaringen 2:8; 22:13; Jesaja 41:4; 44:6; 48:12).
De mensenzoon is dood geweest en leeft tot in alle eeuwigheden, waaruit het duidelijk
wordt dat het over Jezus gaat (vgl Romeinen 6:9). De mensenzoon
heeft de sleutels van de dood
en het dodenrijk, waarmee Hij de zeven gemeenten duidelijk maakt
dat ze niet moeten vrezen voor de dood en het dodenrijk (vgl Matteus
10:28; Openbaringen 2:10).
Het geheimenis van de zeven
sterren en de zeven kandelaren (1:19-20)
De zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten en de
kandelaren zijn de zeven gemeenten. Nu we dit weten is het goed om
de beschrijving in 1:12-16 nog eens te lezen. De mensenzoon was te
midden van de zeven gouden kandelaren! Jezus was bij hun!
De gemeente te Efeze (2:1-7)
De gemeente te Efeze moest weten dat Jezus Zijn gemeente in het oog
hield. Ze waren trouw in bepaalde dingen, ze hadden valse leraren
weerstaan en ze haatten de leer van de Nikolaïeten (2:2-3,6). Maar
ze hadden hun eerste liefde voor Jezus verloren. De ijver die ze
hadden toen ze pas gelovig werden, was weg. Ze deden nog veel goede
dingen, maar hun motivatie kwam niet voort uit een oprechte en
onvoorwaardelijke liefde voor de Heer. Hun geloof was een gewoonte
en traditie geworden. Dit probleem moesten ze overwinnen! “Gedenk
dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe weder uw
eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar
van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert” 2:5. Aan
de overwinnaars wordt de belofte gegeven dat Jezus hen te eten zal
geven van de boom des levens die in Gods paradijs is (2:7). Het is
het dus waard om trouw te blijven en niet op te geven. Efeze moest
geestelijke verflauwing overwinnen.
De gemeente te Smyrna (2:8-11)
De gemeente te Smyrna kende vervolging en zij moesten weten dat
Jezus ‘de eerste en de laatste is’ en ‘dood is geweest en terug
levend is geworden’ (2:8). Jezus kende hun verdrukking en hun
armoede. Ze moesten niet bevreesd zijn voor het lijden dat nog zou
komen. Ze moesten ook in deze moeilijke omstandigheden trouw
blijven. “Wees getrouw tot de dood en Ik
zal u geven de kroon des levens” 2:10b. De overwinnaars
zouden van de tweede dood geen schade lijden. Smyrna moest
vervolging overwinnen.
De gemeente te Pergamum (2:12-17)
De gemeente te Pergamum moest weten dat Jezus het tweesnijdende
zwaard heeft en dus het oordeel in handen heeft. Zij woonden waar
satans troon is en toch hielden zij vast aan het geloof in Jezus. Ze
verloochenden Hem niet, zelfs toen Antipas een trouwe getuige werd
gedood (2:13). Maar ondanks deze goede dingen waren ze verdraagzaam
tegenover sommigen die de geloofden in de valse leer van Bileam (vgl
Numeri 22-25, 31:16). Bileam leerde Balak om struikelblokken op te
werpen voor Israel opdat ze afgodenoffers zouden eten en hoereren.
Zo waren er ook die de valse leer van de Nikolaïeten geloofden en de
gemeente liet dit toe. “Bekeer u dan;
maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u en Ik zal strijd tegen hen
voeren met het zwaard mijns monds” 2:16. Pergamum moest deze
valse leringen weerstaan i.p.v. ze oogluikend toe te staan! De
overwinnaars krijgen het verborgen manna (vgl Johannes 6:33-35,
50-59) en een witte steen met daarop een nieuwe naam. Pergamum moest
valse leringen overwinnen.
De gemeente te Tyatira (2:18-29)
De gemeente te Tyatira moest weten dat Jezus ogen heeft als een
vuurvlam en zijn voeten als koperbrons zijn, hetgeen laat zien dat
Hij zeer te begeren is. Christus kende hun liefde en hun werken, hun
geloof en hun dienstbaarheid, hun volharding en toenemende groei van
werken (2:19). Toch lieten ze toe dat een vrouw Izebel Jezus’
knechten leerde om te hoereren en afgodenoffers te eten (2:20; vgl 1
Koningen 16:31; 18:4; 18:19; 2 Koningen 9:22). De Here had haar tijd
gegeven om zich hiervan te bekeren maar ze wilde het niet. Jezus zou
het niet toelaten dat Izebel ongestraft deze dingen kon blijven
doen. “Zie, Ik werp haar op het ziekbed
en hen, die met haar overspel bedrijven, breng ik in grote
verdrukking, indien zij zich niet van haar werken bekeren. En haar
kinderen zal Ik de dood doen sterven en alle gemeenten zullen
inzien, dat Ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en Ik zal u
vergelden, een ieder naar uw werken” 2:22-23. De anderen die
de leer van Izebel niet waren nagevolgd krijgen het gebod om vast te
houden wat zij hebben tot Jezus is gekomen (2:24-25). Zij die
overwinnen en tot het einde toe blijven werken, zullen de macht
krijgen over de heidenen en Jezus zal hen de morgenster geven
(2:26-27; vgl Psalm 2; 110:5-6; Openbaringen 1:5; 5:9-10; 22:16).
Tyatira moest valse leringen overwinnen.
De gemeente te Sardes (3:1-6)
De gemeente te Sardes moest weten dat Jezus de zeven Geesten en de
zeven sterren heeft. Jezus kende ook hun werken, zij hadden de naam
een levende gemeente te zijn maar ze waren dood. Jezus zegt hen om
wakker te worden! Hun werken werden niet voortgezet en afgewerkt,
het was maar half werk (3:1-2). Dit tot groot plezier van de duivel,
want door hun halfslachtigheid moest hij niets doen. Ze moesten
terugdenken aan hoe zij het Woord Gods hadden ontvangen en gehoord,
dat moesten ze bewaren en zich bekeren. Als ze niet wakker zouden
worden dan zou Jezus komen als een dief en hen overvallen (3:3).
Maar niet allen in Sardes hadden hun klederen bezoedeld en deze
zouden met Jezus in witte klederen wandelen omdat ze het waardig
zijn. “Wie overwint, zal aldus bekleed
worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen
uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn
Vader en voor zijn engelen” 3:5. Sardes moest geestelijke
traagheid overwinnen.
De gemeente te Filadelfia (3:7-22)
De gemeente te Filadefia moest weten dat Jezus de Heilige en de
Waarachtige is die de sleutel van David heeft. Jezus opent wat
niemand kan sluiten en sluit wat niemand kan openen (3:7; Jesaja
22:22). Wie de sleutel heeft controleert wie er binnenkomt. Jezus
had hen een geopende deur gegeven die niemand kan sluiten. Ondanks
hun kleine kracht hadden zij Zijn Woord bewaard en Zijn Naam niet
verloochend (3:8). Jezus zou maken dat hun vijanden zich voor hun
voeten zouden komen buigen en erkennen dat Jezus hen heeft liefgehad
(3:9). God zoekt geen grootsheid maar getrouwheid in gemeenten. Deze
gemeente was samen met die van Smyrna de meest trouwe, maar beiden
kenden daardoor ook de meeste vervolging. Omdat zij het bevel hebben
bewaard om Jezus te blijven verwachten, zal Jezus hen bewaren voor
de verzoeking die Hij over de wereld zou brengen. “Ik
kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme”
3:11. Wie overwint zal Jezus maken tot een zuil in Gods tempel en
hij zal daar niet meer uit gaan. Jezus zal op deze de naam van God
schrijven, de naam van de stad Gods, het nieuwe Jeruzalem en Zijn
nieuwe Naam. Filadelfia moest toezien dat niemand hun kroon wegnam.
De gemeente te Laodicea (3:14-22)
De gemeente te Laodicea moest weten dat Jezus ‘Amen’, ‘de getrouwe
en waarachtige getuige’ en ‘het begin van de schepping Gods’ is
(3:14). Zij waren noch koud, noch heet en dat was geen goede zaak
(3:15). Onverschillige mensen hebben geen sterke overtuiging, ze
misleiden zichzelf. Omdat zij lauw waren, zou Jezus hen uit Zijn
mond spuwen (3:16). Door hun rijkdom zagen ze niet dat ze ellendig,
jammerlijk, arm, blind en naakt waren (3:17). Hun trots maakte dat
zij dachten niets of niemand nodig te hebben, daarom “raad
Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat
gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en
de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw
oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt” 3:18. Allen die
Jezus liefheeft bestraft en tuchtigt Hij, daarom roept Hij hen op om
ijverig te zijn en zich te bekeren (3:19). Jezus staat aan de deur
en klopt, Hij hield nog van hen. Zij die naar Zijn stem horen en de
deur openen, daar zal Hij bij binnenkomen en maaltijd mee houden
(3:20). “Wie overwint, hem zal Ik geven
met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en
gezeten ben met mijn Vader op zijn troon” 3:21. Laodicea
moest haar trots en geestelijke blindheid overwinnen.
Wat Jezus wilde dat de gemeenten wisten
1. Ik weet wat er in de gemeenten gebeurt
2. Jullie moeten letten op de leer
3. Jullie moeten een rein leven leiden
4. Jullie moeten groeien in dienstbaarheid
5. Jullie moeten bereid zijn vervolging te verdragen
6. Jullie moeten weten dat je verloren kan gaan
7. Zij die overwinnen zullen rijkelijk worden beloond
Gemeenten kunnen trouw, zwak, vermoeid of dood zijn. Gemeenten
kunnen tevreden zijn met hun eigen kunnen, vervuld zijn met valse
leringen of worden vervolgd, maar in welke toestand een gemeente
zich ook bevindt, ze moeten overwinnen. Dat is de boodschap van
Jezus aan de gemeenten. Jullie moeten overwinnen!