Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Openbaringen les 15

 

Johannes zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. God maakt alle dingen nieuw, Hij zal alle tranen van de ogen van de gelovigen afwissen en de dood zal er niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. God zal een God zijn voor hen die overwinnen en wiens namen in het boek des levens staan, zij zullen het nieuwe hemelse Jeruzalem beërven. Het deel van de goddelozen is in de poel die brandt van vuur en zwavel.

Het nieuwe Jeruzalem (vervolg 22:1-5)

En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam.  Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.

De gedachte in deze verzen doet ons denken aan de toestand in de hof van Eden voor de zondeval. In de hof van Eden was er een boom des levens (Genesis 2:9), een rivier (Genesis 2:10), de aanwezigheid van God (Genesis 3:8) en de afwezigheid van zonde (Genesis 3:22-24). In de nieuwe hemel en aarde is er dus een herstel van de dingen die verloren zijn gegaan door de zonde van de mens. Het geboomte des levens geeft twaalf maal per jaar vrucht en haar bladeren dienen tot genezing van de volken. M.a.w. God voorziet in het eeuwige leven, Hij heelt daar alle wonden die de gelovigen hebben opgelopen (vgl Openbaring 2:10-11). Satan, de verleider en veroorzaker van de dood is hier niet meer.

En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn” Openbaring 22:3-4. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden.

Adam en Eva werden uit de hof verdreven omwille van hun zonden, maar in het nieuwe Jeruzalem zal er niets vervloekts meer zijn. God en het Lam die beiden op de troon zitten worden er vereerd door de gelovigen. Zij zullen er heersen als koningen en zullen God zien zoals Hij is en Hij zal hun tot een licht zijn. Gelovigen zullen er verenigd zijn met alle gelovigen die op aarde hebben geleefd (Mozes, Elia, Petrus, Paulus, … ). Zolang de mens in de aardse tent leeft, kan hij God niet zien (Exodus 33:17:23; 1 Johannes 4:12). God echter zond Christus in de wereld door Wie wij de Vader kennen (Johannes 1:18; 14:8), maar in de hemel zullen wij Hem zien gelijk Hij is (1 Johannes 3:1-2). Trouwe christenen heersen reeds op aarde als koningen (Openbaringen 5:10; Romeinen 5:17) en zullen deze heerschappij voor eeuwig verder zetten in het hemelse Jeruzalem. Dit was de belofte van Jezus aan de gemeente te Efeze (Openbaring 2:7). De hoop van het eeuwige heil in het nieuwe Jeruzalem is een anker voor onze zielen (Hebreeën 6:18-19). Paulus herinnert ons eraan dat onze aardse tent wordt afgebroken om plaats te maken voor het eeuwige huis in de hemelen (2 Korintiërs 4:16-5:10).

Slotwoorden (22:6-21)

En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft Zijn engel gezonden, om zijn knechten te tonen, hetgeen weldra geschieden moet. En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart.

De woorden van Openbaringen zijn op de eerste plaats bedoeld om hen die deze brief ontvingen, te vertroosten. Zij moesten weten dat de verdrukking weldra zou gaan komen (zie Openbaring 1:1,3). Zij konden er zeker van zijn dat de satan de gemeente zou proberen uit te roeien en dat hem daartoe een bepaalde vrijheid werd gegeven d.m.v. het Romeinse Rijk, de keizercultus en Rome. Maar God wilde dat ze wisten dat Hij de satan zou overwinnen en zijn macht zou ontnemen zodat hij de volkeren van de wereld niet meer kon verleiden om de gemeente uit te roeien.

In de gedachte van het boek zal Christus’ komst spoedig zijn. We zagen eerder al dat Christus de gemeente opriep om klaar te zijn voor Zijn spoedige komst (Openbaring2:5,16; 3:11,20). Zij moesten weten dat Christus hen spoedig te hulp zou komen. Het was nodig voor hen om de profetische woorden van het boek te bewaren, enerzijds dat het lijden hen niet zou verontrusten en anderzijds dat ze trouw zouden blijven tot de dood indien de wil van God dit vereiste.

En ik, Johannes, ben het, die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God! En hij zeide tot mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet; want de tijd is nabij. “Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; en wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd. Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is” Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.

Voor een tweede keer viel Johannes vol ontzag neer voor de engel om hem te aanbidden en kreeg hij een vermaning om dat niet te doen (zie Openbaring 19:10). Zelfs de grootste dienaren Gods behoren niet te worden aanbeden. Enkel de Vader en het Lam komen aanbidding toe (vgl Openbaring 1:17-18, 22:1). Johannes moest de woorden van dit boek niet verzegelen, want de tijd dat deze dingen zouden gaan gebeuren was nabij. Zij die goddeloos leefden zouden daarin overvloedig worden, net zoals zij die godsvruchtig leefden nog meer overvloedig zouden worden in een heilige levenswandel. Paulus zegt ‘Maar slechte mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger komen; zij verleiden en worden verleid’ 2 Timoteus 3:13 (Vgl Jakobus 1:13).

Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad. Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet.

Zalig zij die hun gewaden wassen is een vertaling die in een minderheid van de Griekse teksten voorkomt, de meerderheid van de Griekse teksten lezen ‘zalig zij die Zijn geboden doen’. Maar hoe dan ook, zij die hun gewaden wassen zijn zij die Gods geboden doen (zie Openbaring 7:14; 1 Johannes 2:3-6)

Dit is tegelijk de laatste van de zeven zaligsprekingen in Openbaringen: “Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij” Openbaring 1:3. “En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na” Openbaring 14:13. “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde” Openbaring 16:15. “En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God” Openbaring 19:9. “Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren” Openbaring 20:6. “En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart” Openbaring 22:7. “Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad” Openbaring 22:14.

Zij die Gods geboden doen zijn diegenen die recht hebben op het geboomte des levens van het nieuwe Jeruzalem. Zij die Gods wil niet hebben geacht zullen ver van het aangezicht verwijderd zijn (vgl 2Tessalonissenzen 1:9). Honden is een term die verwijst naar hen die Gods wegen verachten (2 Petrus 2:22; Filippenzen 3:2). Dit is waarom Jezus zijn engel naar de gemeenten heeft gezonden, om hen deze dingen bekend te maken.

Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster. En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.  Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn. Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! De genade van de Here Jezus zij met allen.

Het was voor de Joden onbegrijpelijk hoe de Christus zowel mens als God kon zijn (Matteus 22:42-45), maar Christus is wel degelijk van het geslacht van David. Hij is de wortel en de blinkende morgenster die de vijanden van Gods volk overwint (vgl Romeinen 15:12; Numeri 24:17). De geest en de bruid (de gemeente) nodigen allen uit om deel te hebben aan het eeuwige heil. Zij die van het levende water drinken zullen niet meer dorsten (vgl Johannes 6:35).

Zij die toevoegen aan de woorden van dit boek, zal deel hebben aan de plagen van dit boek. Zo zullen ook zij die afnemen van de woorden van dit profetische boek, hun deel aan het geboomte des levens en de heilige stad worden afgenomen. We zien gelijkaardige waarschuwingen in de wet van Mozes (Deuteronomium 4:2; 12:32; Spreuken 30:5-6) en in het evangelie van Jezus (Galaten 1:6-9).

Jezus is spoedig gekomen tot de gemeenten aan wie Hij deze woorden oorspronkelijk bekendmaakte. Hij streed voor hen  tegen satan.  Nu wacht ons nog Zijn tweede en laatste komst om het grote oordeel te volbrengen. Laten ook wij zeggen ‘Amen, kom Here Jezus!’. We zijn de brief begonnen met de genade van Christus (1:4) en we eindigen de brief met de genade van Christus. Moge dit ook in jouw leven zo zijn. Amen.




Vorige