Gemeente van Christus Houthalen Oost
De satan werd gegrepen en gebonden voor duizend jaren om daarna een
korte tijd te worden losgelaten om opnieuw alle volken der aarde te
verleiden om tegen de heiligen te strijden. Maar vuur uit de hemel
verslond hen en hij werd in de poel van vuur en zwavel geworpen,
waar ook het beest en de valse profeet zijn. Dan worden de boeken
geopend, alsook het boek des levens. Een ieder zal naar zijn werken
worden geoordeeld. Zij, wiens namen niet in het boek des levens
staan, worden geworpen in de poel des vuurs.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde (21:1-8)
En Johannes zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste
hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet
meer. En hij zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende
uit de hemel, van God, getooid als een bruid die voor haar man
versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie,
de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij
zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal
alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn,
noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de
eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten
is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf,
want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij:
Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het
einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des
levens, om niet. “Wie overwint, zal deze
dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon
zijn. Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de
moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en
alle leugenaars; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en
zwavel: dit is de tweede dood” Openbaring 21:7-8.
De christenen aan wie het boek
Openbaringen werd geschreven, kenden reeds zware vervolging en de
brief laat hen weten dat het nog erger zou gaan worden. Maar in de
vorige les zagen we dat God de satan uiteindelijk overwon. Nu mogen
zij die zouden gaan lijden om Jezus’ Naam, zien wat hen te wachten
staat. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! Een nieuw Jeruzalem
daalt neer uit de hemel, zoals een bruid voor haar man versierd is.
Alles zal anders zijn, alles zal nieuw zijn! God zelf zal onder hen
wonen en Hij zal de dood, rouw, geklaag en moeite wegdoen. God leeft
met hen in het nieuwe Jeruzalem.
Deze dingen zullen er zijn na het grote en laatste oordeel, zoals
ook Petrus beschrijft in 2 Petrus 3:7-13. De huidige hemel en aarde
zullen er dan niet meer zijn (vgl Hebreeën 1:10-12). Het Jeruzalem
van het Oude Testament is in dat opzicht een beeld van het hemelse
Jeruzalem waarvan christenen burgers zijn (vgl Hebreeën 12:22-24;
Fillippenzen 3:20; Galaten 4:25-26). Christenen hebben immers geen
blijvende stad op aarde, maar zoeken de toekomstige (Hebreeën
13:14). Een stad waar dood en rouw geen plaats meer hebben (1
Korintiërs 15:26). Deze beloften zijn voor ons weggelegd in de
hemelen (1 Petrus 1:4) en Gods beloften zijn betrouwbaar.
Zij die overwinnen zullen deze erfenis om niet ontvangen. De
overwinnaars zijn zij die door het geloof hebben geleefd in
onderwerping aan Gods wil (Hebreeën 10:37-39). Daartegenover staan
zij die zich hebben ingelaten met tegen God ingaande werken, zij
zullen de tweede dood ondergaan.
Het nieuwe Jeruzalem (21:9-27)
En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol
waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende:
Kom hier, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams.
En hij voerde mij weg in de
geest op een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad,
Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God.
Eén van de zeven engelen met
de zeven schalen liet hem de bruid, de vrouw van het Lam, zien.
Johannes werd weggevoerd in een visioen op een grote berg en zag het
hemelse Jeruzalem nederdalen uit de hemel (Openbaring 1:10).
En zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer
kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant. En zij had een
grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf
engelen, en namen op de poorten geschreven, welke zijn die van de
twaalf stammen der kinderen Israels. Naar het oosten waren drie
poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie
poorten en naar het westen drie poorten. En de muur der stad had
twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen
des Lams.
Het nieuwe Jeruzalem wordt
omschreven, zij heeft Gods heerlijkheid. Daarom komen de mooiste
voor ons bekende gesteenten erin voor. Op de poorten staan de twaalf
stammen van Israel en op de muur met haar twaalf fundamenten staan
de namen van de twaalf apostelen. Zowel de oud- als de
nieuwtestamentische gelovigen zullen deel hebben aan het nieuwe
Jeruzalem (Hebreeën 9:15). Abraham verwachtte een stad met
fundamenten waarvan God de bouwmeester is. Daarom was hij vertrokken
naar een plaats die hij ter erfenis zou ontvangen. Hij vertrok
zonder te weten waar hij zou komen (Hebreeën 11:10-11). De
aartsvaders erkenden dat
zij vreemdelingen en bijwoners op aarde waren, zij verlangden naar
een hemels vaderland. Als zij gedachtig waren aan het vaderland dat
zij verlaten hadden, dan zouden zij kunnen zijn teruggekeerd.
(Hebreeën 11:13-16). Hoewel het aardse Jeruzalem in het land Israël
op de eerste plaats een vervulling was van de beloften gedaan aan
Abraham (Genesis 12:1-3), zien we dat dit een schaduw was van het
hemelse Jeruzalem (Galaten 4:25-26).
En hij, die met mij sprak, had een gouden meetstok, om de stad op te
meten, en haar poorten en haar muur.
En de stad lag in het vierkant en haar lengte was even groot
als haar breedte; en hij mat de stad met de stok: twaalfduizend
stadiën; haar lengte en haar breedte en haar hoogte waren gelijk. En
hij mat haar muur op: honderd vierenveertig el, mensenmaat, die
engelenmaat is. En de bouwstof van haar muur was diamant; en de stad
was zuiver goud, gelijk zuiver glas. En de fundamenten van de muur
der stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste
fundament was diamant, het tweede lazuursteen, het derde robijn, het
vierde smaragd, het vijfde sardonyx, het zesde sardius, het zevende
topaas, het achtste beril, het negende chrysoliet, het tiende
chrysopraas, het elfde saffier, het twaalfde amethist. En de twaalf
poorten waren twaalf paarlen: iedere poort afzonderlijk was uit een
parel; en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorschijnend
glas.
De engel had een gouden
meetstok om de stad met haar poorten en muur op te meten.
Twaalfduizend stadiën is ongeveer 2400 km (1 stadion is ongeveer
185m). Honderdvierenveertig el is ongeveer 72m (1 el is ongeveer 50
cm). De muur was van diamant gemaakt en de stad van zuiver goud. Als
de hemel werkelijk bestaat uit deze materialen is niet duidelijk,
maar een feit is dat de mens zich goed kan identificeren met deze
waardevolle en prachtige gesteenten. Het beeld dat gegeven wordt is
dat de hemel een wonderbaarlijk mooie plaats is, te wonderlijk voor
onze ogen (vgl 1 Johannes 3:2). Dat verbaast ons natuurlijk niet
wanneer we bedenken welk een wonderbaarlijk universum heeft
geschapen voor de prachtige aarde waarop wij leven.
En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige,
is haar tempel, en het Lam. En
de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar
beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is
het Lam. En de volken zullen
bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun
heerlijkheid in haar; en haar
poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen
nacht zijn; en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar
gebracht worden. “En in haar zal niets
onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar
alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam”
Openbaring 21:27.
In het Oude Testament
openbaarde God zich eerst in de tabernakel (Handelingen 7:44;
Hebreeën 9:1-8), daarna in de tempel in Jeruzalem. In het Nieuwe
Testament is de gemeente, dit zijn de christenen, Gods tempel. God
woont in ons (1 Korintiërs 3:16; Efeziërs 2:21-22).
In het Nieuwe Jeruzalem zijn God en het Lam de tempel. Wij
wonen in God. De stad heeft de zon en de maan niet nodig omdat Gods
heerlijkheid haar verlicht. De volken wandelen bij haar licht en de
koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid in haar. Dat zijn zij
die verlost zijn door het bloed van Jezus (vgl Openbaring 5:9-10;
7:9).
Gods licht en heiligheid hebben alle duisternis verdreven.
Ongelovigen zullen er niet zijn gezien zij boeten met een eeuwig
verderf, ver van het aangezicht des Heren (2 Tessalonissenzen
1:7-10).