Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Openbaringen les 13

 

Er kwam een lied op de val van Babylon, waarop het beeld wordt gegeven van de gemeente die zich klaarmaakt voor de bruiloft van het Lam. Jezus, het Woord Gods regeert over de heidenen, Hij hoedt hen met een ijzeren staf. Hij is de Koning der koningen en Here der heren. Hierna worden ook het beest en zijn valse profeet in de poel des vuurs geworpen.

Satan zou de volken niet meer verleiden, duizend jaren lang (20:1-6)

En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; “en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten” 20:2-3.  

Johannes zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote ketting in zijn hand. We zagen eerder dat de gevallen ster een sleutel van de put van de afgrond werd gegeven die zij opende en waaruit de sprinkhanen tevoorschijn kwamen (9:1-3). Het is de plaats waar het beest vandaan kwam om oorlog te voeren tegen de heiligen (11:7; 17:8), de plaats van de duivel en zijn bondgenoten. Maar nu heeft een engel de sleutel in zijn hand samen met een grote ketting en hij grijpt de draak, die niemand minder is dan de satan. De engel bindt de satan gedurende duizend jaren en werpt hem in de afgrond en verzegelt deze boven hem zodat hij de volkeren niet meer zou verleiden voordat die duizend jaren voleindigd waren. Daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.

Het binden van satan:

Dit is de derde keer dat we in het Nieuwe Testament lezen dat satan wordt gebonden. De eerste keer dat satan wordt gebonden komen we tegen tijdens Jezus’ leven waar Hij de boze geesten uitdrijft uit de bezetenen van Israel (Matteus 12:22-29). Om dit te kunnen doen moet Hij hem eerst hebben gebonden. De tweede keer komen we tegen in Hebreeën 2:14-15 waar we lezen dat Christus door Zijn dood, hem die de macht had over de dood, heeft onttroond. Niet dat satan geen macht meer zou hebben om mensen te verleiden tot zonde (1 Petrus 5:8) of dat er geen zonde meer in de wereld is sinds Christus’ offer. Maar het betekent wel dat mensen geen slaaf van de zonde meer moeten zijn en geen angst meer moeten hebben voor de lichamelijke dood wanneer zij in Christus zijn (Romeinen 6:17).

Hier in Openbaringen lezen we dus voor een derde keer dat satan wordt gebonden. En de tekst zegt ons ook waarin hij wordt gebonden, namelijk om de volken niet meer te verleiden. En waartoe had hij de volken verleid? Wel, wie had God pas gestraft? Was het niet Babylon, het beest en zijn valse profeet? En wie waren zij? Waren zij niet dienaren van satan die hij gebruikte om oorlog te voeren tegen de heiligen? Zij waren dienaren door wie hij de gemeente wilde uitroeien en God heeft hem hierin tegengehouden. Deze macht wordt hem nu ontnomen voor duizend jaren waarna hij voor een korte tijd weer wordt losgelaten. Tijdens de duizend jaren heeft satan geen macht meer om héél de wereld te verleiden met als doel de gemeente uit te roeien. Wanneer we er van uitgaan dat satan het Romeinse Rijk, de keizercultus en Rome heeft gebruikt als zijn dienaren om de gemeente te proberen uit te roeien, dan kunnen we ook concluderen dat met de ondergang van het Romeinse Rijk de tijd dat satan werd gebonden, begonnen is. Dit zal duren tot een tijd die God heeft bepaald als de symbolische duizend jaren voleindigd zijn. De duizend jaren zijn evenveel symbolisch als de andere getallen die we in het boek reeds zijn tegengekomen, alsook het feit dat satan, een geestelijk wezen niet letterlijk door een ketting wordt vastgebonden.

Premillenialisten leren uit deze verzen dat Christus nog in onze toekomende tijd een duizendjarig rijk zal oprichten op aarde. Merk op dat ze veel meer uit deze verzen halen dan dat er staat, ze voegen toe aan Gods Woord. Er staat niet dat het binden van satan zal gebeuren bij Jezus’ tweede komst, noch dat er dan een lichamelijke opstanding zal plaatsvinden, noch dat Christus dan in persoon op aarde zal regeren, noch dat dit zich in Jeruzalem zal afspelen.

En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren.

Johannes zag de zielen van hen die onthoofd waren omwille van Jezus’ getuigenis en die het beest noch zijn beeld hadden aanbeden, noch het merkteken hadden ontvangen (13:16-19). Het waren de zielen van hen die nog moesten rusten totdat  het getal van hun broeders vol zou zijn en van hen die dus nog zijn gedood door de handelingen van het beest en zijn valse profeet (6:9-11). Zij zijn in de hemel en werden weer levend en heersten met Christus als koningen duizend jaar lang. Het is de overwinning van de martelaren, in tegenstelling tot de overige doden die niet levend werden voordat de duizend jaren voleindigd waren. Petrus leert ons dat christenen een koninklijk priesterschap zijn (1 Petrus 2:9), zij zijn opgewekt tot een nieuw leven in de doop (Efeziërs 2:5-6; Romeinen 6:1-4). Johannes had de christenen in het begin van zijn brief laten weten dat Christus hen tot een koninkrijk en priesters voor Zijn Vader had gemaakt (Openbaringen 1:6,9). Na de overwinning op satan mochten ze dus verwachten dat deze heerschappij als priesters en koningen wordt verder gezet door de martelaren in de hemelen. Wat een mooi beeld!

De overige doden waren zij die het beest en de valse profeet waren gevolgd (19:21). Deze overwinning wordt ook de eerste opstanding genoemd. Dit beeld van een opstanding zien we ook in het Oude Testament wanneer Juda terugkeert uit de Babylonische ballingschap (Ezechiël 37:10-14) en wanneer Israel de afgoderij overwint en terugkeert uit de Assyrische ballingschap (Jesaja 26:19; Hosea 13:14). Zij die deel hebben aan de eerste opstanding, zullen geen deel hebben aan de tweede dood, maar zij zullen als priesters van God en Christus zijn en met Hem heersen als koningen gedurende die duizend jaren.

De opstanding bij het laatste oordeel

Jezus zei dat de ure zou komen dat allen die in de graven zijn, Zijn stem zouden horen. Zij die het goede gedaan hebben, zullen opstaan ten eeuwigen leven en zij die het kwade gedaan hebben tot een opstanding ten oordeel (Johannes 5:28-29). Paulus spreekt over een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Handelingen 24:15). Aan de Tessalonissenzen zegt Paulus dat de heiligen verkwikking zullen kennen en Christus zullen zien op de dag dat straf zal geoefend worden over hen die God niet kennen en Jezus’ evangelie niet gehoorzamen (2 Tessalonissenzen 1:7-10). Het is op deze dag dat de gelovigen met Hem verenigd zullen worden (2 Tessalonissenzen 2:1)
. Zij die dus duizend letterlijke jaren tussen een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen plaatsen, negeren wat deze duidelijke teksten leren. Ze trekken de verkeerde conclusies gebaseerd op het symbolische boek Openbaringen.

De satan veroordeeld (20:7-10)

En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; “en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden” 20:10.

Na de duizend jaren zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten en zal hij opnieuw proberen om de wereld te verleiden om oorlog te voeren tegen de heiligen. Nu zijn niet meer het beest en zijn valse profeet met Babylon zijn dienaren, maar Gog en Magog. Het is een verwijzing naar de heidense natie Gog van het land Magog dat tegen Israel optrok om het in bezit te nemen (Ezechiël 38:10-13), maar het zou ten val komen (39:4). Zo zal ook satan, met Gog en Magog na de duizend jaren over de breedte der aarde de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad omsingelen. Maar vuur daalt dan neer uit de hemel en het verslind hen waarna de duivel ook in de poel van vuur en zwavel wordt geworpen. Daar wordt hij samen met het beest en de valse profeet dag en nacht gepijnigd.

Laten we niet vergeten dat een strijd met vleselijke wapens door de heiligen een gedachte is die vreemd is aan het Nieuwe Testament. Petrus moest deze les leren toen hij het oor van de slaaf afsloeg (Matteus 26:52) en ook Pilatus werd hier aan herinnerd toen hij vroeg als Jezus een koning was (Johannes 18:36). Gods dienaren strijden niet met vleselijke wapens ( vgl 2 Korintiërs 10:3-6). Wanneer er dan wordt gezegd dat de satan over de breedte der aarde komt om de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad te omsingelen dan is dat een beeld dat hij opnieuw zal proberen om de wereld te verleiden om oorlog te voeren tegen de heiligen. Nieuwtestamentische gelovigen leven trouwens verspreid over de hele wereld en niet op één plaats. Zij worden gekenmerkt in het Nieuwe Testament als zij die genaderd zijn tot de berg Sion, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem (Hebreeën 12:22). Zij zijn het die bekend staan als zij die de toekomstige stad zoeken (Hebreeën 13:14).

Het laatste oordeel (20:11-15)

En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.

Daarna ziet Johannes een grote witte troon. De aarde en hemel vluchten weg voor Hem die op de troon zit en er werd geen plaats voor hen gevonden. Deze woorden zijn gelijkaardig aan de woorden van Petrus in 2 Petrus 3:10-13 (vgl Hebreeën 1:11; Psalm 102:25-27). Hoewel het boek Openbaringen hoofdzakelijk handelt over de dingen die weldra zouden gaan gebeuren, nl een oordeel over hen die het bloed van de heiligen hebben verspild (16:5), een oordeel over de hoer (18:8; 19:2) en van het beest en zijn valse profeet (19:11-21), zien we hier dat de gelovigen een beeld krijgen van het laatste oordeel. Alle doden staan voor Gods troon en boeken worden geopend. Ze worden geoordeeld op basis van hun werken die in de boeken stonden beschreven (vgl 2 Korintiërs 5:10; Romeinen 14:10). Allen worden geoordeeld naar het tijdperk waarin ze leefden. Voor de wet van Mozes, onder de wet van Mozes en onder de wet van Christus (Hebreeën 1:1; Romeinen 2:14; Johannes 12:48-49). Jezus zegt dat de inwoners van Tyrus, Sidon, Sodom, en Nineve er ook zullen zijn (Matteus 11:22,24;12:41). Er wordt nog een boek geopend, nl het boek des levens. Dit boek bevat de namen van alle rechtvaardigen van alle tijden (Exodus 32:32-33; Maleachi 3:16-17; Lukas 10:20; Filippenzen 4:3; Openbaringen 3:5; 21:27). Gods oordeel over de mensheid is onpartijdig en zal over allen komen (Prediker 12:13-14; Hebreeën 4:13; 9:27; Romeinen 2:11, 14:10-12). Het is een oordeel dat door de Jezus Christus wordt uitgevoerd (Handelingen 17:31; Romeinen 2:16). Tot spijt van de speculanten die in het wilde weg om zich heen slaan en telkens plat op hun buik moeten gaan omdat voor de zoveelste keer gebleken is dat hun valse profetieën niet zijn uitgekomen, leert de Schrift dat niemand de dag van Jezus' komst kent (Matteus 24:36-44). Hij komt immers als een dief in de nacht (1 Tessalonissenzen 5:1-2).

De dood en het dodenrijk worden dan ook in de poel van het vuur worden geworpen. Paulus leert ons dat de dood als laatste vijand wordt onttroond bij de komst van Christus (1 Korintiërs 15:23-28). Christus’ komst is het einde van Zijn koningschap gezien Hij dan het koningschap aan de Vader overdraagt, dus zeker niet het begin van een duizendjarig koningschap op aarde! De poel is de tweede dood. Wanneer een mens sterft gaat zijn geest terug naar God (Jakobus 2:26), maar de tweede dood is een eeuwige verwijdering van de ongelovige en ongehoorzame ziel naar een plaats van pijniging. Zij zullen delen in de eeuwige pijniging van de satan en zijn dienaren (Matteus 25:41,46; Openbaringen 20:10; 2 Tessalonissenzen 1:7-10). Zo lang als de hemel eeuwig is, zal ook de hel eeuwig zijn (Openbaringen 14:9-11; Markus 9:43-48; Matteus 25:41,46). In Openbaringen zien we dat de heiligen God dag en nacht vereren (7:15) en dat de goddelozen geen rust kennen, dag noch nacht (14:11).

Jezus zei dat het velen zijn die op de brede goddeloze weg wandelen die naar het verderf leidt en dat weinigen op de smalle weg wandelen die ten leven leidt (Matteus 7:13-14). Het verlangen van God is dat alle mensen behouden worden (1 Timoteus 2:4-6; 2 Petrus 3:9), maar Hij heeft de mens een vrije wil gegeven om te kiezen wie ze willen dienen tijdens hun leven. Hun werken zullen dan ook bepalen waar ze de eeuwigheid zullen doorbrengen.




Vorige