Gemeente van Christus Houthalen Oost
Er kwam een lied op de val van Babylon, waarop het beeld wordt
gegeven van de gemeente die zich klaarmaakt voor de bruiloft van het
Lam. Jezus, het Woord Gods regeert over de heidenen, Hij hoedt hen
met een ijzeren staf. Hij is de Koning der koningen en Here der
heren. Hierna worden ook het beest en zijn valse profeet in de poel
des vuurs geworpen.
Satan zou de volken niet meer verleiden,
duizend jaren lang (20:1-6)
En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des
afgronds en een grote keten in zijn hand; “en
hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en
hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot
en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou
verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest
hij voor een korte tijd worden losgelaten” 20:2-3.
Johannes zag een engel uit de
hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote ketting
in zijn hand. We zagen
eerder dat de gevallen ster een sleutel van de put van de afgrond
werd gegeven die zij opende en waaruit de sprinkhanen tevoorschijn
kwamen (9:1-3). Het is de
plaats waar het beest vandaan kwam om oorlog te voeren tegen de
heiligen (11:7; 17:8), de plaats van de duivel en zijn bondgenoten.
Maar nu heeft een engel de sleutel in zijn hand samen met een grote
ketting en hij grijpt de draak, die niemand minder is dan de satan.
De engel bindt de satan gedurende duizend jaren en werpt hem in de
afgrond en verzegelt deze boven hem zodat hij de volkeren niet meer
zou verleiden voordat die duizend jaren voleindigd waren. Daarna
moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.
Het binden van satan:
Dit is de derde keer dat we in het Nieuwe Testament lezen dat satan
wordt gebonden. De eerste keer dat satan wordt gebonden komen we
tegen tijdens Jezus’ leven waar Hij de boze geesten uitdrijft uit de
bezetenen van Israel (Matteus 12:22-29). Om dit te kunnen doen moet
Hij hem eerst hebben gebonden. De tweede keer komen we tegen in
Hebreeën 2:14-15 waar we lezen dat Christus door Zijn dood, hem die
de macht had over de dood, heeft onttroond. Niet dat satan geen
macht meer zou hebben om mensen te verleiden tot zonde (1 Petrus
5:8) of dat er geen zonde meer in de wereld is sinds Christus’
offer. Maar het betekent wel dat mensen geen slaaf van de zonde meer
moeten zijn en geen angst meer moeten hebben voor de lichamelijke
dood wanneer zij in Christus zijn (Romeinen 6:17).
Hier in Openbaringen lezen we dus voor een derde keer dat satan
wordt gebonden. En de tekst zegt ons ook waarin hij wordt gebonden,
namelijk om de volken niet meer te verleiden. En waartoe had hij de
volken verleid? Wel, wie had God pas gestraft? Was het niet Babylon,
het beest en zijn valse profeet? En wie waren zij? Waren zij niet
dienaren van satan die hij gebruikte om oorlog te voeren tegen de
heiligen? Zij waren dienaren door wie hij de gemeente wilde
uitroeien en God heeft hem hierin tegengehouden. Deze macht wordt
hem nu ontnomen voor duizend jaren waarna hij voor een korte tijd
weer wordt losgelaten. Tijdens de duizend jaren heeft satan geen
macht meer om héél de wereld te verleiden met als doel de gemeente
uit te roeien. Wanneer we er van uitgaan dat satan het Romeinse
Rijk, de keizercultus en Rome heeft gebruikt als zijn dienaren om de
gemeente te proberen uit te roeien, dan kunnen we ook concluderen
dat met de ondergang van het Romeinse Rijk de tijd dat satan werd
gebonden, begonnen is. Dit zal duren tot een tijd die God heeft
bepaald als de symbolische duizend jaren voleindigd zijn. De duizend
jaren zijn evenveel symbolisch als de andere getallen die we in het
boek reeds zijn tegengekomen, alsook het feit dat satan, een
geestelijk wezen niet letterlijk door een ketting wordt
vastgebonden.
Premillenialisten leren uit deze verzen dat Christus nog in onze
toekomende tijd een duizendjarig rijk zal oprichten op aarde. Merk
op dat ze veel meer uit deze verzen halen dan dat er staat, ze
voegen toe aan Gods Woord. Er staat niet dat het binden van satan
zal gebeuren bij Jezus’ tweede komst, noch dat er dan een
lichamelijke opstanding zal plaatsvinden, noch dat Christus dan in
persoon op aarde zal regeren, noch dat dit zich in Jeruzalem zal
afspelen.
En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun
gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het
getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest
noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun
voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder
levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. De
overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren
voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is
hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de
tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van
Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die
duizend jaren.
Johannes zag de zielen van hen die
onthoofd waren omwille van Jezus’ getuigenis en die het beest noch
zijn beeld hadden aanbeden, noch het merkteken hadden ontvangen
(13:16-19). Het waren de zielen van hen die nog moesten rusten
totdat het getal van hun
broeders vol zou zijn en van hen die dus nog zijn gedood door de
handelingen van het beest en zijn valse profeet (6:9-11). Zij zijn
in de hemel en werden weer levend en heersten met Christus als
koningen duizend jaar lang. Het is de overwinning van de martelaren,
in tegenstelling tot de overige doden die niet levend werden voordat
de duizend jaren voleindigd waren. Petrus leert ons dat christenen
een koninklijk priesterschap zijn (1 Petrus 2:9), zij zijn opgewekt
tot een nieuw leven in de doop (Efeziërs 2:5-6; Romeinen 6:1-4).
Johannes had de christenen in het begin van zijn brief laten weten
dat Christus hen tot een koninkrijk en priesters voor Zijn Vader had
gemaakt (Openbaringen 1:6,9). Na de overwinning op satan mochten ze
dus verwachten dat deze heerschappij als priesters en koningen wordt
verder gezet door de martelaren in de hemelen. Wat een mooi beeld!
De overige doden waren zij die het beest en de valse profeet waren
gevolgd (19:21). Deze overwinning wordt ook de eerste opstanding
genoemd. Dit beeld van een opstanding zien we ook in het Oude
Testament wanneer Juda terugkeert uit de Babylonische ballingschap
(Ezechiël 37:10-14) en wanneer Israel de afgoderij overwint en
terugkeert uit de Assyrische ballingschap (Jesaja 26:19; Hosea
13:14). Zij die deel hebben aan de eerste opstanding, zullen geen
deel hebben aan de tweede dood, maar zij zullen als priesters van
God en Christus zijn en met Hem heersen als koningen gedurende die
duizend jaren.
De opstanding bij het laatste oordeel
Jezus zei dat de ure zou komen dat allen die in de graven zijn, Zijn
stem zouden horen. Zij die het goede gedaan hebben, zullen opstaan
ten eeuwigen leven en zij die het kwade gedaan hebben tot een
opstanding ten oordeel (Johannes 5:28-29). Paulus spreekt over een
opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Handelingen
24:15). Aan de Tessalonissenzen zegt Paulus dat de heiligen
verkwikking zullen kennen en Christus zullen zien op de dag dat
straf zal geoefend worden over hen die God niet kennen en Jezus’
evangelie niet gehoorzamen (2 Tessalonissenzen 1:7-10). Het is op
deze dag dat de gelovigen met Hem verenigd zullen worden (2
Tessalonissenzen 2:1). Zij die
dus duizend letterlijke jaren tussen een opstanding van
rechtvaardigen en onrechtvaardigen plaatsen, negeren wat deze
duidelijke teksten leren. Ze trekken de verkeerde conclusies
gebaseerd op het symbolische boek Openbaringen.
De satan veroordeeld (20:7-10)
En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn
gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan
de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de
oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij
kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats
der heiligen en de geliefde stad; “en
vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de duivel, die
hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook
het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht
gepijnigd worden in alle eeuwigheden” 20:10.
Na de duizend jaren zal de
satan uit zijn gevangenis worden losgelaten en zal hij opnieuw
proberen om de wereld te verleiden om oorlog te voeren tegen de
heiligen. Nu zijn niet meer het beest en zijn valse profeet met
Babylon zijn dienaren, maar Gog en Magog. Het is een verwijzing naar
de heidense natie Gog van het land Magog dat tegen Israel optrok om
het in bezit te nemen (Ezechiël 38:10-13), maar het zou ten val
komen (39:4). Zo zal ook satan, met Gog en Magog na de duizend jaren
over de breedte der aarde de legerplaats van de heiligen en de
geliefde stad omsingelen. Maar vuur daalt dan neer uit de hemel en
het verslind hen waarna de duivel ook in de poel van vuur en zwavel
wordt geworpen. Daar wordt hij samen met het beest en de valse
profeet dag en nacht gepijnigd.
Laten we niet vergeten dat een strijd met vleselijke wapens door de
heiligen een gedachte is die vreemd is aan het Nieuwe Testament.
Petrus moest deze les leren toen hij het oor van de slaaf afsloeg (Matteus
26:52) en ook Pilatus werd hier aan herinnerd toen hij vroeg als
Jezus een koning was (Johannes 18:36). Gods dienaren strijden niet
met vleselijke wapens ( vgl 2 Korintiërs 10:3-6). Wanneer er dan
wordt gezegd dat de satan over de breedte der aarde komt om de
legerplaats van de heiligen en de geliefde stad te omsingelen dan is
dat een beeld dat hij opnieuw zal proberen om de wereld te verleiden
om oorlog te voeren tegen de heiligen. Nieuwtestamentische gelovigen
leven trouwens verspreid over de hele wereld en niet op één plaats.
Zij worden gekenmerkt in het Nieuwe Testament als zij die genaderd
zijn tot de berg Sion, de stad van de levende God, het hemelse
Jeruzalem (Hebreeën 12:22). Zij zijn het die bekend staan als zij
die de toekomstige stad zoeken (Hebreeën 13:14).
Het laatste oordeel
(20:11-15)
En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor
wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd
voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen,
staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander
boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden
geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar
hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en
het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden
geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk
werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel
des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn
in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.
Daarna ziet Johannes een grote
witte troon. De aarde en hemel vluchten weg voor Hem die op de troon
zit en er werd geen plaats voor hen gevonden. Deze woorden zijn
gelijkaardig aan de woorden van Petrus in 2 Petrus 3:10-13 (vgl
Hebreeën 1:11; Psalm 102:25-27). Hoewel het boek Openbaringen
hoofdzakelijk handelt over de dingen die weldra zouden gaan
gebeuren, nl een oordeel over hen die het bloed van de heiligen
hebben verspild (16:5), een oordeel over de hoer (18:8; 19:2) en van
het beest en zijn valse profeet (19:11-21), zien we hier dat de
gelovigen een beeld krijgen van het laatste oordeel. Alle doden
staan voor Gods troon en boeken worden geopend. Ze worden geoordeeld
op basis van hun werken die in de boeken stonden beschreven (vgl 2
Korintiërs 5:10; Romeinen 14:10). Allen worden geoordeeld naar het
tijdperk waarin ze leefden. Voor de wet van Mozes, onder de wet van
Mozes en onder de wet van Christus (Hebreeën 1:1; Romeinen 2:14;
Johannes 12:48-49). Jezus zegt dat de inwoners van Tyrus, Sidon,
Sodom, en Nineve er ook zullen zijn (Matteus 11:22,24;12:41). Er
wordt nog een boek geopend, nl het boek des levens. Dit boek bevat
de namen van alle rechtvaardigen van alle tijden (Exodus 32:32-33;
Maleachi 3:16-17; Lukas 10:20; Filippenzen 4:3; Openbaringen 3:5;
21:27). Gods oordeel over de mensheid is onpartijdig en zal over
allen komen (Prediker 12:13-14; Hebreeën 4:13; 9:27; Romeinen 2:11,
14:10-12). Het is een oordeel dat door de Jezus Christus wordt
uitgevoerd (Handelingen 17:31; Romeinen 2:16). Tot spijt van de
speculanten die in het wilde weg om zich heen slaan en telkens plat
op hun buik moeten gaan omdat voor de zoveelste keer gebleken is dat
hun valse profetieën niet zijn uitgekomen, leert de Schrift dat
niemand de dag van Jezus' komst kent (Matteus 24:36-44). Hij komt
immers als een dief in de nacht (1 Tessalonissenzen 5:1-2).
De dood en het dodenrijk worden dan ook in de poel van het vuur
worden geworpen. Paulus leert ons dat de dood als laatste vijand
wordt onttroond bij de komst van Christus (1 Korintiërs 15:23-28).
Christus’ komst is het einde van Zijn koningschap gezien Hij dan het
koningschap aan de Vader overdraagt, dus zeker niet het begin van
een duizendjarig koningschap op aarde! De poel is de tweede dood.
Wanneer een mens sterft gaat zijn geest terug naar God (Jakobus
2:26), maar de tweede dood is een eeuwige verwijdering van de
ongelovige en ongehoorzame ziel naar een plaats van pijniging. Zij
zullen delen in de eeuwige pijniging van de satan en zijn dienaren (Matteus
25:41,46; Openbaringen 20:10; 2 Tessalonissenzen 1:7-10). Zo lang
als de hemel eeuwig is, zal ook de hel eeuwig zijn (Openbaringen
14:9-11; Markus 9:43-48; Matteus 25:41,46). In Openbaringen zien we
dat de heiligen God dag en nacht vereren (7:15) en dat de goddelozen
geen rust kennen, dag noch nacht (14:11).
Jezus zei dat het velen zijn die op de
brede goddeloze weg wandelen die naar het verderf leidt en dat
weinigen op de smalle weg wandelen die ten leven leidt (Matteus
7:13-14). Het verlangen van God is dat alle mensen behouden worden
(1 Timoteus 2:4-6; 2 Petrus 3:9), maar Hij heeft de mens een vrije
wil gegeven om te kiezen wie ze willen dienen tijdens hun leven. Hun
werken zullen dan ook bepalen waar ze de eeuwigheid zullen
doorbrengen.