Gemeente van Christus Houthalen Oost
Bediening in Galilea
(1:16-8:30) deel 3:
V De gelijkenissen “En Hij leerde hun veel dingen door gelijkenissen” (4:1-34)
4:1 Hij begon weer te
leren nabij de zee; en er vergaderde een grote schare bij Hem, alzo
dat Hij, in het schip gegaan zijnde, neerzat op de zee; en de gehele
schare was op het land aan de zee.
“Toen er nu veel volk samenstroomde en
uit elke stad mensen tot Hem kwamen, sprak Hij door een gelijkenis”
Luk 8:4. Nadat Jezus tijd had genomen om de schriftgeleerden te
weerleggen, ging hij nu verder met het verkondigen van Zijn leer.
Satan had geprobeerd Christus te stoppen, maar Hij gaf niet op.
Wanneer de gemeente werd verstrooid door zware vervolging, gingen
zij ook verder met de prediking ondanks de tegenstand (Hand 8:1-4).
De menigte was zo groot dat Jezus in een bootje ging, van waaruit
hij de grote massa kon toespreken. Het is dus niet de plaats, noch
het gebouw dat de bijeenkomst bijzonder maken, maar de woorden die
er worden gesproken. Zij die de grote gebouwen en het grote
spektakel begeren, verlangen de verkeerde dingen, zij moeten naar
het onvervalste woord van God verlangen (1 Petr 2:2-3).
4:2 En Hij leerde hun
veel dingen door gelijkenissen, en Hij zeide in Zijn lering tot hen:
Jezus leerde hen veel dingen door gelijkenissen, of anders gezegd
door parabels. Gelijkenissen zijn voorbeelden uit het dagelijkse
leven om een waarheid te
illustreren. Jezus gebruikt gelijkenissen opdat Zijn woorden
begrijpbaar zouden zijn voor alle mensen. Deze gelijkenissen zijn de
leringen/waarheden van het nieuwe testament. “De
wijze hore en vermeerdere inzicht en wie verstandig is, verwerve
overleg, om te verstaan spreuk en beeldspraak, woorden en raadselen
van wijzen. De vreze des
Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht”
Spr 1:5-7.
4:3
Hoort toe: ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.
“Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord
van Christus”
Rom 10:17. Het is belangrijk om te luisteren naar de woorden van
Christus, want door het horen van die woorden komt het geloof.
Wijzen zullen daarom ook acht geven op deze woorden (vgl Joh
20:30-31). Jezus begint zijn gelijkenis dan ook met “hoort toe”, Hij wil dat de toehoorders luisteren
naar zijn woorden en ze begrijpen (vgl Spr 8:32). Het laat ook zien
dat Jezus de gedachten van de toehoorders wil prikkelen tot
nadenken. Het alledaagse voorbeeld dat Jezus in deze gelijkenis
gebruikt is dat van een zaaier die uitgaat om te zaaien. De zaaier
is een verwijzing naar Jezus die uitgaat om het woord Gods te zaaien
in de mensenharten, want “het
zaad is het woord Gods” Luk 8:11.
4:4 En het geschiedde in het zaaien,
dat het ene deel zaad bij de weg viel; en de vogelen des hemels
kwamen, en aten het op.
Toen de zaaier aan het zaaien was, viel een deel zaad langs de weg.
Langs de weg was niet alleen daar waar de weg en het akker elkaar
grensden, maar ook de vele verharde wandelpaadjes die door het
akker liepen, waar het zaad “werd vertrapt
en de vogelen des hemels het opaten”
Luk 8:5.
4:5
En het andere viel op het steenachtige, waar het niet veel aarde
had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.
Een ander deel van het
gezaaide zaad viel op steenachtige plaatsen. De bodem bestond uit
steen waarop er een dun laagje grond lag, er was geen diepte van
aarde. Hierdoor konden de wortelen zich niet uitstrekken naar het
vocht in de grond, wat noodzakelijk is om een goede groei te hebben.
4:6 Maar toen de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden, en
omdat het geen wortel had, zo is het verdord.
De rotsbodem verhinderde dat het zaad wortels kreeg. Hierdoor kon
het geen vocht uit de bodem opnemen dat het nodig had om te kunnen
groeien. Toen de zon opkwam, verbrandde het zaad en het verdorde “omdat
het geen vochtigheid had” Luk
8:6.
4:7 En het andere viel in de doornen,
en de doornen groeiden op, en verstikten het, en het gaf geen
vrucht.
Weer een ander deel van het gezaaide viel in de doornen. De grond
waarin het zaad werd gezaaid was niet genoeg zuiver gemaakt,
waardoor de doornen het goede zaad overwoekerden en ervoor zorgden
dat het geen kans kreeg om vruchten te dragen. Er was geen ruimte om
te groeien.
4:8 En het andere viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging
en groeide; en het ene droeg dertig-, en het andere zestig-, en het
andere honderd voud.
Weer een ander deel van het gezaaide viel in goede aarde, het viel
in de geploegde grond waar het zaad ruimte heeft om in door te
dringen en wortels in kan krijgen. Het gevolg hiervan is dat het
zaad vruchten draagt omdat het kan groeien. Vgl Joh 15:5; Kol 1:6.
Het zaad zal altijd vrucht dragen wanneer de bodem waarop het valt
goed is.
4:9 En Hij zeide tot hen: Wie oren heeft
om te horen, die hore.
Na deze gelijkenis te hebben gesproken roept Jezus allen op om
gehoor te geven aan deze woorden, want Jezus wist dat er sommigen in
de menigte waren die wel hoorden, maar het niet konden begrijpen
omdat hun harten niet recht voor God waren. Horen naar het evangelie
van het koninkrijk (Mark 1:14-15) betekent om te luisteren, het te
begrijpen en om zichzelf over te geven aan die leer. Jezus woorden
zijn belangrijk en noodzakelijk om naar te luisteren, want die
kunnen een mens “wijs maken tot zaligheid
door het geloof in Christus Jezus” 2 Tim 3:15.
4:10 En toen Hij nu alleen was,
vroegen Hem zij, die nabij Hem waren, met de twaalven, naar de
gelijkenis.
Jezus' volgelingen vroegen Hem “waarom
spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?” Matt 13:10. Samen met
de twaalven vragen de discipelen naar de betekenis van gelijkenis.
4:11 En Hij zeide tot hen: Het is u
gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar
hun die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen;
Alleen wanneer mensen zich onderwerpen aan het gezag van Christus
kunnen ze begrijpen wat deze woorden betekenen (vgl 2 Kor 3:14). Zij
die Zich aan Christus verbinden door geloof wordt gegeven de
geheimen van het Koninkrijk Gods te kennen. Hen die Christus niet
als Heiland erkennen zullen de waarheid van deze gelijkenis niet
zien, noch begrijpen. Jezus zei “Niemand
kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem
trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Er is geschreven
in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een
ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij”
Joh 6:44-45. En elders sprak Hij “Ik
dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen
voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens
geopenbaard”. Vgl met Hand 28:23-28; Rom 11:8; Joh 12:40. Zij
die buiten zijn, aanvaarden het Licht van Gods Woord niet (vgl Jak
1:21; 2 Kor 4:1-6; Kol 4:5-6).
4:12 Opdat zij ziende zien, en niet
bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te
eniger tijd bekeren, en hun de zonden vergeven worden.
Het is niet zo dat de gelijkenissen helemaal niet te begrijpen
waren, maar het is wel zo dat zij wiens harten niet recht voor Gods
zijn, geen gehoor geven aan deze woorden en ongelovig blijven. Zij
zijn al ziende blind en al horende doof. Zo zegt Jezus “Daarom spreek Ik tot hen in
gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of
begrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die
zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins
verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins
opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren
zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat
zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun
hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen”
Matt 13:13-16. Zo is het woord Gods wanneer aanvaardt in geloof een
deur naar de hemel en wanneer verworpen een deur naar de hel (2 Kor
1:22-24). Jezus nodigt allen uit om tot Hem te komen (Matt 11:28),
maar niet allen willen komen (Joh 5:40). Het Joodse volk oogstte wat
zij hadden gezaaid. Verharde harten blijven in de duisternis
wandelen. Zonder bekering van hun zonden en zonder het aannemen van
Christus kunnen zij niet tot God naderen (Hand 3:19), noch Zijn
woorden verstaan (Joh 1:11-13).
4:13
En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet, en hoe zult gij
al de gelijkenissen verstaan?
De woorden die Jezus sprak waren
bijzonder, zo zegt Jezus “Maar uw ogen
zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. Voorwaar, Ik
zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat
gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort,
en zij hebben het niet gehoord” Matt 13:16-17. Het begrijpen
van deze gelijkenis van het Koninkrijk was belangrijk omdat ze
nieuwe dingen openbaarde (vgl 1 Petr 1:10-12). Daarom was het
noodzakelijk dat Jezus' discipelen Zijn woorden begrepen, want uit
Jezus' reactie blijkt dat ze wel ijverig waren om te leren, maar
traag in het begrijpen. Want hoe kan je een leraar zijn van dingen
die je zelf niet begrijpt (vgl 1 Kor 4:1-2; 3:1-2; Hebr 5:11-14).
4:14
De zaaier is, die het Woord zaait.
Matteus spreekt over “het
woord van het Koninkrijk” Matt 13:19. Het zaad is dus Gods
Woord (Luk 8:11) en de zaaier is eerst Jezus en Zijn apostelen en
daarna allen die hun woorden verkondigen (vgl Joh 17:14-20). Dit
evangelie is de “kracht Gods tot behoud
voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de
Griek” Rom 1:16. (Vgl 1 Petr 1:25 Kol 1:5-6)
4:15 En dezen zijn, die bij de weg bezaaid worden: waarin het Woord
gezaaid wordt; en als zij het gehoord hebben, zo komt de satan
terstond, en neemt het Woord weg, dat in hun harten gezaaid was.
Omdat het
gezaaide Woord van God niet kan doordringen in de verharde harten
van mensen, kan het woord ook niet werken. Dit zijn zij die bij de
weg bezaaid worden, want “bij
een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet
verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is”
Matt 13:19. Satan, Gods tegenstander (1 Petr 5:8) komt onmiddellijk
het gezaaide Woord wegroven omdat mensen hun zonden niet willen
nalaten. Velen verzetten zich tegen God en blazen zich op omdat ze
de duisternis liefhebben (Joh 3:19) terwijl het Woord Gods zegt “Legt dus af alle vuilheid en alle
uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante
woord aan, dat uw zielen kan behouden”
Jak 1:21. Door te blijven wandelen in zonde is een mensenhart een
open werkterrein voor de duivel (vgl Ef 4:27). Gallio is hier een
goed voorbeeld van (Hand 18:17) en sommige inwoners van Athene (Hand
17:32).
4:16
En dezen zijn evenzo, die op de steenachtige plaatsen bezaaid
worden: die, als zij het Woord gehoord hebben, het terstond met
vreugde ontvangen;
Zij die op steenachtige plaatsen
bezaaid worden zijn zij die het woord met vreugde aanvaarden, maar
die de kosten niet of niet voldoende berekenen (Luk 14:25-33). Hun
vreugde komt voort uit oprechte bekering en een veranderd hart (vgl
Hand 8:39;16:34). Ze aanvaarden het Woord vanwege Zijn
rechtvaardigheid en zuiverheid en “zij
geloven het voor een tijd” Luk
8:13. Vgl 1 Kor 15:1-2.
4:17 En hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn voor een tijd;
daarna, als verdrukking of vervolging komt om het Woord, zo worden
zij terstond geërgerd.
Omdat dezen geen wortel hebben worden zij afvallig in een tijd van
beproeving. Zij zijn niet geworteld en gegrond in de liefde (Ef
4:16-17)en ergeren zich daarom aan hetgeen hen overkomt. “Nu
gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem,
geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het
geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging” Kol
2:6-7. Matteus
zegt dat een mens die zich ergert omwille van vervolging “iemand
is van het ogenblik; wanneer echter verdrukking of vervolging komt
om der wille van het woord, komt hij terstond ten val” Matt
13:21. Verdrukkingen en vervolgingen zijn er om het kaf van het
koren te scheiden (Luk 3:17; 1 Tess 3:3-5). “Toen
de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortel had,
verdorde het” Matt 13:6, “omdat
het geen vochtigheid had” Luk 8:6. (Vgl 1 Petr 2:7-8; Hand
24:16; Gal 6:12). Petrus was hier eerst een voorbeeld van (Mark
14:66-72)
4:18
En dezen zijn, die in de doornen bezaaid worden: namelijk zij, die
het Woord horen;
De grond hen die in de doornen worden bezaaid is niet
ondoordringbaar, noch ondiep. Het zijn zij die het Woord horen maar
waar de doornen niet eerst zijn verwijderd. Er zijn dus invloeden
aanwezig in hun leven die hun groei belemmeren.
4:19
En de bekommernissen van deze wereld, en de verleiding van de
rijkdom, en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende,
verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.
De zorgen van de wereld zijn de doornen, nl de verleiding van de
rijkdom en de begeerten naar verkeerde dingen. (Vgl 1 Tim 6:5-10,17;
Matt 6:24-34; Fil 4:6-7; 2 Petr 2:10). Er is “meer
liefde voor genot dan voor God” 2 Tim 3:4. Ze zoeken naar de
“lusten des
levens” Luk 8:14 waardoor het
Woord onvruchtbaar wordt ipv “eerst Zijn
Koninkrijk en Zijn gerechtigheid” Matt 6:33 te zoeken. De
doornen verstikken het Woord. De rijke jongeling en Demas zijn hier
een goed voorbeeld van (Matt 19:22; 2 Tim 4:10).
4:20
En dezen zijn, die in de goede aarde bezaaid zijn: die het Woord
horen en aannemen, en vruchten dragen, het ene dertig-, en het
andere zestig-, en het andere honderd voud.
Zij die in goede aarde worden bezaaid zijn zij “die
met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat
vasthouden en vrucht dragen in volharding”
Luk 8:15. Het hart is de innerlijke mens, met het hart denken,
hopen, vrezen, houden, haten, geloven, ... we. Het hart is de grond
waar het zaad wordt gezaaid. Matteus spreekt over “hij
die het woord hoort en verstaat,
die dan ook vrucht draagt en oplevert”
Matt 13:23 (vgl Gen 26:12). Zij die vrucht dragen zijn zij die een
open, nederig en toegewijd hart hebben. Het Woord van God kan in
deze harten doordringen, Zijn wortelen uitslaan en onbelemmerd
groeien. Het resultaat van deze groei zijn goede vruchten tot eer en
glorie van God. Zo zegt Jezus “Acht
de boom goed, maar dan ook zijn vrucht, of acht de boom slecht, maar
dan ook zijn vrucht, want aan zijn vrucht kent men de boom”
Matt 12:33. (Vgl Matt 3:8; 7:19) “Want
de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen,
om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse
begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze
wereld leven, ... Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om
ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen
een eigen volk, volijverig in goede werken” Tit 2:11-15.
Vgl Rom 7:4; Kol 1:10; 2 Petr 1:8; Gal 5:22-25. Cornelius en de
Bereërs zijn hier goede voorbeelden van (Hand 10:33;17:11).
4:21 En Hij zeide tot hen: Komt ook de kaars, opdat zij onder de
korenmaat of onder het bed gezet wordt? Is het niet, opdat zij op de
kandelaar gezet wordt?
De woorden van Jezus zijn bedoeld om
mensen te verlichten. Ook al verwerpen velen deze woorden, toch is
het nodig dat ze worden gesproken opdat de boosheid en slechtheid
daardoor zichtbaar wordt (Ef 5:13-14). Evenmin wordt een kaars wordt
niet aangestoken om deze dan direct onder een maatbeker van koren
(ongeveer 9 liter), of om onder het bed te plaatsen.
Zo maakt Jezus de discipelen dat het Woord niet aan hen wordt
gegeven om het voor zichzelf te houden, maar om allen ermee te
verlichten. Vgl Matt 5:15; Luk 8:16; 11:33. Jezus is gekomen “om
hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des
doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes” Luk
1:79. Daarom dat Hij zegt “laat zo uw
licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw
Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” Matt 5:16.
4:22 Want er is niets
verborgen, dat niet geopenbaard zal worden; en er is niets geschied,
om verborgen te zijn, maar opdat het in het openbaar zou komen.
De woorden die nu nog in gelijkenissen worden gesproken zullen later
van de daken worden gepredikt. Want “Er
is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het
zal bekend worden. Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt,
zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt,
in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden” Luk
12:2-3. Alles wat tot godsvrucht en tot redding leidt is ons bekend
gemaakt (Joh 14:26; 1 Petr 1:3; 1 Joh 1:1-3; Hand 4:20; 20:27).
Uiteindelijk zullen zelfs de verborgenheden van het hart door God
bekend worden gemaakt bij het oordeel (Pred 12:14; 1 Kor 4:5).
4:23 Zo iemand oren
heeft om te horen, die hore.
Jezus waarschuwt Zijn
discipelen om te luisteren en de waarheid te aanvaarden. Hun harten
moeten openstaan voor de waarheid. Zie ook commentaar op 4:9.
4:24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat maat gij
meet, zal u gemeten worden, en u, die hoort, zal meer toegelegd
worden.
En opnieuw waarschuwt Jezus
zijn discipelen naar welke woorden ze horen. Sommigen nu, net als
toen hebben de neiging om enkel naar die woorden te luisteren die
voldoen aan hun begeerten en gedachten. De maat waarmee iemand zal
luisteren zal bepalend zijn voor wat hen wordt toevertrouwd. Zo zegt
Petrus “verlangt als pasgeboren
kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor
moogt opwassen tot zaligheid” 1
Petr 2:2. Zoals een mens Jezus als leraar en meester behandelt, zo
zal Hij de mens als leerling behandelen. “Geeft
en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende
maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij
meet, zal u wedergemeten worden”
Luk 8:36. De gelijkenis van de talenten legt dit principe meer uit
(Matt 25:14-30).
4:25 Want zo wie heeft, die zal gegeven worden; en wie niet heeft,
van die zal genomen worden, ook wat hij heeft.
“Ziet
dan toe, hoe gij hoort. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en
wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben, zal hem ontnomen worden”
Luk 8:18. Hij die denkt iets te hebben, het zal hem ontnomen worden.
Deze woorden verwijzen naar hen die halfslachtig luisteren met
verharde harten, zulk een geest staat niet open voor lering. Hij
daarentegen die van de gelegenheid gebruik maakt om te willen leren
en om te worden geleerd, zal nog meer gegeven worden. Zo zegt Jezus
tegen de slechte en de luie slaaf “neemt
hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten
heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal
overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem
ontnomen worden”
Matt 25:28-29. Zo zegt Jezus elders “Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke
die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage”
Joh 15:2.
4:26 En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens
het zaad in de aarde wierp;
Jezus verklaart in deze
gelijkenis de aard van het koninkrijk dat woont in de mens. Een
koninkrijk waarin de Messias heerst in de harten van de mensen dmv
de waarheid. Deze waarheid krijgt wortel en groeit in goede en
eerlijke harten (Luk 8:15; 17:20-21).
4:27 En voorts sliep, en
opstond, nacht en dag; en het zaad sproot uit, en werd lang, dat hij
zelf niet wist, hoe.
Net zozeer als het een
mysterie is hoe een zaad groeit, zo is ook de werking van het Woord
van God een mysterie en een wonder Gods. De mens kan een zaad niet
laten groeien, het is God die de elementen aanbrengt om de groei te
bevorderen. Vgl met 1 Kor 3:6-9. De geestelijke groei van
een mens komt van God en menselijke wijsheid kan dit proces
niet doorgronden. We kunnen de groei alleen maar vaststellen.
Zo zegt Jezus “de wind blaast, waarheen
hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij
komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren
is” Joh 3:8. Het gezaaide Woord van God heeft tijd nodig om
te groeien, verwacht niet van een zaad dat het een dag later al een
volwassen plant is! Wanneer een mens het Woord heeft gezaaid dan is
het proces uit zijn handen.
4:28 Want de aarde
brengt van zelf vrucht voort: eerst het kruid, daarna de aar, daarna
het volle koren in de aar.
Net zozeer als een zaad
dat in goede aarde is
gezaaid een proces doorgaat om uiteindelijk vruchten voort te
brengen, zo brengt ook het zaad van waarheid oa kennis, geloof,
bekering, gehoorzaamheid, trouw, … voort met als vrucht een
veranderd leven. De vrucht is iemand die “de
oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan
heeft, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn
Schepper” Kol 3:9-10. Vgl Fil 1:6; 1 Tess 3:12-13.
4:29 En als de vrucht zich voordoet, terstond zendt hij de sikkel
daarin, omdat de oogst daar is.
Het woord van God verandert gevoelens, gedachten en
levens. Wanneer mensen klaar zijn om hun leven aan God over te
geven, dan zijn ze klaar om geoogst te worden. Vgl met Joh 4:35-38.
Weet dan ook dat wanneer iemand zich laat dopen, deze persoon door
God wordt toegevoegd aan de kring van hen die behouden worden (Hand
2:47b).
4:30 En Hij zeide:
Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken, of met wat
gelijkenis zullen wij het vergelijken?
Jezus vraagt zich af met
wat voor een gelijkenis Hij hen de dingen van koninkrijk Gods kan
duidelijk maken.
4:31 Namelijk bij een
mosterdzaad, dat, wanneer het in de aarde gezaaid wordt, het minste
is van al de zaden, die op de aarde zijn.
Jezus vergelijkt de groei
van het koninkrijk Gods met dat van een mosterdzaad. Dit zaad was
onder de toehoorders uit Galilea gekend als het kleinste van alle
zaden. Matteus leert ons dat iemand dit zaad “nam en in zijn akker zaaide”
Matt 13:31. Lukas vertelt ons dat hij het in “zijn
tuin zaaide” Luk 13:19.
4:32 En wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van
al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo dat de vogelen des
hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen.
Uit dit héél klein zaadje groeit een groot moeskruid,
groter dan de andere moeskruiden gekend onder de Joden. Er zijn
mosterdplanten gekend die tot 3,5 meter waren. Vandaar dat in
Matteus 13:22 en Lukas 13:19 deze werd omschreven als een boom.
Jezus maakt duidelijk dat het Koninkrijk klein begint maar uitgroeit
tot een groot Rijk. Het groeide uit van een honderdtal discipelen
tot een Rijk met burgers gevestigd over de uitersten van de wereld.
Vgl Hand 2:41; 4:4; 5:14; 19:20. Het koninkrijk is een plaats van
toevlucht, beschutting en zegen.
4:33 En door vele zulke
gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat zij het horen
konden.
Jezus sprak nog vele zulke
gelijkenissen tot hen die je kan terugvinden in brieven van Lukas en
Matteus. Jezus sprak naar de maat waarmee de discipelen konden
horen. Jezus moest hen in stappen het Woord bekend maken omdat ze
nog niet klaar waren om het volle woord te ontvangen. Jezus zegt op
een gegeven moment tegen zijn discipelen “nog
veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen”
Joh 16:12. Hieruit is een belangrijke les te leren dat een prediker
van het Woord rekening moet houden met het geestelijke vermogen van
de toehoorder. Vgl 1 Kor 3:1; Hebr 5:11-14.
4:34 En zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij
verklaarde alles Zijn discipelen afzonderlijk.
Door het spreken
in gelijkenissen hield Jezus de waarheid verborgen voor de verharden
van hart. Zij die oren hadden om te horen vroegen om uitleg (Matt
13:36). Toen Jezus alleen met hen was verklaarde Hij hen de
betekenis van de gelijkenissen.