Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Markus (5)

Bediening in Galilea (1:16-8:30) deel 3:

V De gelijkenissen “En Hij leerde hun veel dingen door gelijkenissen” (4:1-34)

4:1 Hij begon weer te leren nabij de zee; en er vergaderde een grote schare bij Hem, alzo dat Hij, in het schip gegaan zijnde, neerzat op de zee; en de gehele schare was op het land aan de zee.
Toen er nu veel volk samenstroomde en uit elke stad mensen tot Hem kwamen, sprak Hij door een gelijkenis” Luk 8:4. Nadat Jezus tijd had genomen om de schriftgeleerden te weerleggen, ging hij nu verder met het verkondigen van Zijn leer. Satan had geprobeerd Christus te stoppen, maar Hij gaf niet op. Wanneer de gemeente werd verstrooid door zware vervolging, gingen zij ook verder met de prediking ondanks de tegenstand (Hand 8:1-4). De menigte was zo groot dat Jezus in een bootje ging, van waaruit hij de grote massa kon toespreken. Het is dus niet de plaats, noch het gebouw dat de bijeenkomst bijzonder maken, maar de woorden die er worden gesproken. Zij die de grote gebouwen en het grote spektakel begeren, verlangen de verkeerde dingen, zij moeten naar het onvervalste woord van God verlangen (1 Petr 2:2-3).

4:2 En Hij leerde hun veel dingen door gelijkenissen, en Hij zeide in Zijn lering tot hen:
Jezus leerde hen veel dingen door gelijkenissen, of anders gezegd door parabels. Gelijkenissen zijn voorbeelden uit het dagelijkse leven om een waarheid te  illustreren. Jezus gebruikt gelijkenissen opdat Zijn woorden begrijpbaar zouden zijn voor alle mensen. Deze gelijkenissen zijn de leringen/waarheden van het nieuwe testament. “De wijze hore en vermeerdere inzicht en wie verstandig is, verwerve overleg, om te verstaan spreuk en beeldspraak, woorden en raadselen van wijzen.  De vreze des Heren is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht” Spr 1:5-7.

4:3 Hoort toe: ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.
Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus Rom 10:17. Het is belangrijk om te luisteren naar de woorden van Christus, want door het horen van die woorden komt het geloof. Wijzen zullen daarom ook acht geven op deze woorden (vgl Joh 20:30-31). Jezus begint zijn gelijkenis dan ook met “hoort toe”, Hij wil dat de toehoorders luisteren naar zijn woorden en ze begrijpen (vgl Spr 8:32). Het laat ook zien dat Jezus de gedachten van de toehoorders wil prikkelen tot nadenken. Het alledaagse voorbeeld dat Jezus in deze gelijkenis gebruikt is dat van een zaaier die uitgaat om te zaaien. De zaaier is een verwijzing naar Jezus die uitgaat om het woord Gods te zaaien in de mensenharten, want “het zaad is het woord Gods” Luk 8:11.

4:4 En het geschiedde in het zaaien, dat het ene deel zaad bij de weg viel; en de vogelen des hemels kwamen, en aten het op.
Toen de zaaier aan het zaaien was, viel een deel zaad langs de weg. Langs de weg was niet alleen daar waar de weg en het akker elkaar grensden, maar ook de vele verharde wandelpaadjes die door het  akker liepen, waar het zaad “
werd vertrapt en de vogelen des hemels het opaten” Luk 8:5.

4:5 En het andere viel op het steenachtige, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.
Een ander deel van het gezaaide zaad viel op steenachtige plaatsen. De bodem bestond uit steen waarop er een dun laagje grond lag, er was geen diepte van aarde. Hierdoor konden de wortelen zich niet uitstrekken naar het vocht in de grond, wat noodzakelijk is om een goede groei te hebben.

4:6 Maar toen de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden, en omdat het geen wortel had, zo is het verdord.
De rotsbodem verhinderde dat het zaad wortels kreeg. Hierdoor kon het geen vocht uit de bodem opnemen dat het nodig had om te kunnen groeien. Toen de zon opkwam, verbrandde het zaad en het verdorde “
omdat het geen vochtigheid had” Luk 8:6.

4:7 En het andere viel in de doornen, en de doornen groeiden op, en verstikten het, en het gaf geen vrucht.
Weer een ander deel van het gezaaide viel in de doornen. De grond waarin het zaad werd gezaaid was niet genoeg zuiver gemaakt, waardoor de doornen het goede zaad overwoekerden en ervoor zorgden dat het geen kans kreeg om vruchten te dragen. Er was geen ruimte om te groeien.

4:8 En het andere viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging en groeide; en het ene droeg dertig-, en het andere zestig-, en het andere honderd voud.
Weer een ander deel van het gezaaide viel in goede aarde, het viel in de geploegde grond waar het zaad ruimte heeft om in door te dringen en wortels in kan krijgen. Het gevolg hiervan is dat het zaad vruchten draagt omdat het kan groeien. Vgl Joh 15:5; Kol 1:6. Het zaad zal altijd vrucht dragen wanneer de bodem waarop het valt goed is.

4:9 En Hij zeide tot hen: Wie oren heeft om te horen, die hore.
Na deze gelijkenis te hebben gesproken roept Jezus allen op om gehoor te geven aan deze woorden, want Jezus wist dat er sommigen in de menigte waren die wel hoorden, maar het niet konden begrijpen omdat hun harten niet recht voor God waren. Horen naar het evangelie van het koninkrijk (Mark 1:14-15) betekent om te luisteren, het te begrijpen en om zichzelf over te geven aan die leer. Jezus woorden zijn belangrijk en noodzakelijk om naar te luisteren, want die kunnen een mens “wijs maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus” 2 Tim 3:15.

4:10 En toen Hij nu alleen was, vroegen Hem zij, die nabij Hem waren, met de twaalven, naar de gelijkenis.
Jezus' volgelingen vroegen Hem “waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?” Matt 13:10. Samen met de twaalven vragen de discipelen naar de betekenis van gelijkenis.

4:11 En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar hun die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen;
Alleen wanneer mensen zich onderwerpen aan het gezag van Christus kunnen ze begrijpen wat deze woorden betekenen (vgl 2 Kor 3:14). Zij die Zich aan Christus verbinden door geloof wordt gegeven de geheimen van het Koninkrijk Gods te kennen. Hen die Christus niet als Heiland erkennen zullen de waarheid van deze gelijkenis niet zien, noch begrijpen. Jezus zei “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot MijJoh 6:44-45. En elders sprak Hij “Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard”. Vgl met Hand 28:23-28; Rom 11:8; Joh 12:40. Zij die buiten zijn, aanvaarden het Licht van Gods Woord niet (vgl Jak 1:21; 2 Kor 4:1-6; Kol 4:5-6).

4:12 Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd bekeren, en hun de zonden vergeven worden.
Het is niet zo dat de gelijkenissen helemaal niet te begrijpen waren, maar het is wel zo dat zij wiens harten niet recht voor Gods zijn, geen gehoor geven aan deze woorden en ongelovig blijven. Zij zijn al ziende blind en al horende doof. Zo zegt Jezus “
Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen” Matt 13:13-16. Zo is het woord Gods wanneer aanvaardt in geloof een deur naar de hemel en wanneer verworpen een deur naar de hel (2 Kor 1:22-24). Jezus nodigt allen uit om tot Hem te komen (Matt 11:28), maar niet allen willen komen (Joh 5:40). Het Joodse volk oogstte wat zij hadden gezaaid. Verharde harten blijven in de duisternis wandelen. Zonder bekering van hun zonden en zonder het aannemen van Christus kunnen zij niet tot God naderen (Hand 3:19), noch Zijn woorden verstaan (Joh 1:11-13).

4:13 En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet, en hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan?
De woorden die Jezus sprak waren bijzonder, zo zegt Jezus “Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord” Matt 13:16-17. Het begrijpen van deze gelijkenis van het Koninkrijk was belangrijk omdat ze nieuwe dingen openbaarde (vgl 1 Petr 1:10-12). Daarom was het noodzakelijk dat Jezus' discipelen Zijn woorden begrepen, want uit Jezus' reactie blijkt dat ze wel ijverig waren om te leren, maar traag in het begrijpen. Want hoe kan je een leraar zijn van dingen die je zelf niet begrijpt (vgl 1 Kor 4:1-2; 3:1-2; Hebr 5:11-14).

4:14 De zaaier is, die het Woord zaait.
Matteus spreekt over “het woord van het Koninkrijk” Matt 13:19. Het zaad is dus Gods Woord (Luk 8:11) en de zaaier is eerst Jezus en Zijn apostelen en daarna allen die hun woorden verkondigen (vgl Joh 17:14-20). Dit evangelie is de “kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek” Rom 1:16. (Vgl 1 Petr 1:25 Kol 1:5-6)

4:15 En dezen zijn, die bij de weg bezaaid worden: waarin het Woord gezaaid wordt; en als zij het gehoord hebben, zo komt de satan terstond, en neemt het Woord weg, dat in hun harten gezaaid was.
Omdat het gezaaide Woord van God niet kan doordringen in de verharde harten van mensen, kan het woord ook niet werken. Dit zijn zij die bij de weg bezaaid worden, want “bij een ieder, die het woord van het Koninkrijk hoort en het niet verstaat, komt de boze en rooft wat in zijn hart gezaaid is” Matt 13:19. Satan, Gods tegenstander (1 Petr 5:8) komt onmiddellijk het gezaaide Woord wegroven omdat mensen hun zonden niet willen nalaten. Velen verzetten zich tegen God en blazen zich op omdat ze de duisternis liefhebben (Joh 3:19) terwijl het Woord Gods zegt “Legt dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedigheid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden” Jak 1:21. Door te blijven wandelen in zonde is een mensenhart een open werkterrein voor de duivel (vgl Ef 4:27). Gallio is hier een goed voorbeeld van (Hand 18:17) en sommige inwoners van Athene (Hand 17:32).

4:16 En dezen zijn evenzo, die op de steenachtige plaatsen bezaaid worden: die, als zij het Woord gehoord hebben, het terstond met vreugde ontvangen;
Zij die op steenachtige plaatsen bezaaid worden zijn zij die het woord met vreugde aanvaarden, maar die de kosten niet of niet voldoende berekenen (Luk 14:25-33). Hun vreugde komt voort uit oprechte bekering en een veranderd hart (vgl Hand 8:39;16:34). Ze aanvaarden het Woord vanwege Zijn rechtvaardigheid en zuiverheid en “zij geloven het voor een tijd” Luk 8:13. Vgl 1 Kor 15:1-2.

4:17 En hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn voor een tijd; daarna, als verdrukking of vervolging komt om het Woord, zo worden zij terstond geërgerd.

Omdat dezen geen wortel hebben worden zij afvallig in een tijd van beproeving. Zij zijn niet geworteld en gegrond in de liefde (Ef 4:16-17)en ergeren zich daarom aan hetgeen hen overkomt. “Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in dankzegging” Kol 2:6-7.   Matteus zegt dat een mens die zich ergert omwille van vervolging “iemand is van het ogenblik; wanneer echter verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komt hij terstond ten val” Matt 13:21. Verdrukkingen en vervolgingen zijn er om het kaf van het koren te scheiden (Luk 3:17; 1 Tess 3:3-5). “Toen de zon opkwam, verschroeide het en omdat het geen wortel had, verdorde het” Matt 13:6, “omdat het geen vochtigheid had” Luk 8:6. (Vgl 1 Petr 2:7-8; Hand 24:16; Gal 6:12). Petrus was hier eerst een voorbeeld van (Mark 14:66-72)

4:18 En dezen zijn, die in de doornen bezaaid worden: namelijk zij, die het Woord horen;
De grond hen die in de doornen worden bezaaid is niet ondoordringbaar, noch ondiep. Het zijn zij die het Woord horen maar waar de doornen niet eerst zijn verwijderd. Er zijn dus invloeden aanwezig in hun leven die hun groei belemmeren.

4:19 En de bekommernissen van deze wereld, en de verleiding van de rijkdom, en de begeerlijkheden omtrent de andere dingen, inkomende, verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.
De zorgen van de wereld zijn de doornen, nl de verleiding van de rijkdom en de begeerten naar verkeerde dingen. (Vgl 1 Tim 6:5-10,17; Matt 6:24-34; Fil 4:6-7; 2 Petr 2:10). Er is “meer liefde voor genot dan voor God” 2 Tim 3:4. Ze zoeken naar de “
lusten des levens” Luk 8:14 waardoor het Woord onvruchtbaar wordt ipv “eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid” Matt 6:33 te zoeken. De doornen verstikken het Woord. De rijke jongeling en Demas zijn hier een goed voorbeeld van (Matt 19:22; 2 Tim 4:10).

4:20 En dezen zijn, die in de goede aarde bezaaid zijn: die het Woord horen en aannemen, en vruchten dragen, het ene dertig-, en het andere zestig-, en het andere honderd voud.
Zij die in goede aarde worden bezaaid zijn zij “
die met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding” Luk 8:15. Het hart is de innerlijke mens, met het hart denken, hopen, vrezen, houden, haten, geloven, ... we. Het hart is de grond waar het zaad wordt gezaaid. Matteus spreekt over “hij die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert” Matt 13:23 (vgl Gen 26:12). Zij die vrucht dragen zijn zij die een open, nederig en toegewijd hart hebben. Het Woord van God kan in deze harten doordringen, Zijn wortelen uitslaan en onbelemmerd groeien. Het resultaat van deze groei zijn goede vruchten tot eer en glorie van God. Zo zegt Jezus “Acht de boom goed, maar dan ook zijn vrucht, of acht de boom slecht, maar dan ook zijn vrucht, want aan zijn vrucht kent men de boom” Matt 12:33. (Vgl Matt 3:8; 7:19) “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen,  om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, ... Christus Jezus, die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken” Tit 2:11-15. Vgl Rom 7:4; Kol 1:10; 2 Petr 1:8; Gal 5:22-25. Cornelius en de Bereërs zijn hier goede voorbeelden van (Hand 10:33;17:11).
 

4:21 En Hij zeide tot hen: Komt ook de kaars, opdat zij onder de korenmaat of onder het bed gezet wordt? Is het niet, opdat zij op de kandelaar gezet wordt?
De woorden van Jezus zijn bedoeld om mensen te verlichten. Ook al verwerpen velen deze woorden, toch is het nodig dat ze worden gesproken opdat de boosheid en slechtheid daardoor zichtbaar wordt (Ef 5:13-14). Evenmin wordt een kaars wordt niet aangestoken om deze dan direct onder een maatbeker van koren (ongeveer 9 liter), of om onder het bed te plaatsen.  Zo maakt Jezus de discipelen dat het Woord niet aan hen wordt gegeven om het voor zichzelf te houden, maar om allen ermee te verlichten. Vgl Matt 5:15; Luk 8:16; 11:33. Jezus is gekomen “om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes” Luk 1:79. Daarom dat Hij zegt “laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” Matt 5:16.

4:22  Want er is niets verborgen, dat niet geopenbaard zal worden; en er is niets geschied, om verborgen te zijn, maar opdat het in het openbaar zou komen.
De woorden die nu nog in gelijkenissen worden gesproken zullen later van de daken worden gepredikt. Want “Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden” Luk 12:2-3. Alles wat tot godsvrucht en tot redding leidt is ons bekend gemaakt (Joh 14:26; 1 Petr 1:3; 1 Joh 1:1-3; Hand 4:20; 20:27). Uiteindelijk zullen zelfs de verborgenheden van het hart door God bekend worden gemaakt bij het oordeel (Pred 12:14; 1 Kor 4:5).

4:23 Zo iemand oren heeft om te horen, die hore.
Jezus waarschuwt Zijn discipelen om te luisteren en de waarheid te aanvaarden. Hun harten moeten openstaan voor de waarheid. Zie ook commentaar op 4:9.

4:24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat maat gij meet, zal u gemeten worden, en u, die hoort, zal meer toegelegd worden.
En opnieuw waarschuwt Jezus zijn discipelen naar welke woorden ze horen. Sommigen nu, net als toen hebben de neiging om enkel naar die woorden te luisteren die voldoen aan hun begeerten en gedachten. De maat waarmee iemand zal luisteren zal bepalend zijn voor wat hen wordt toevertrouwd. Zo zegt Petrus “verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid” 1 Petr 2:2. Zoals een mens Jezus als leraar en meester behandelt, zo zal Hij de mens als leerling behandelen. “Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden” Luk 8:36. De gelijkenis van de talenten legt dit principe meer uit (Matt 25:14-30).

4:25 Want zo wie heeft, die zal gegeven worden; en wie niet heeft, van die zal genomen worden, ook wat hij heeft.
Ziet dan toe, hoe gij hoort. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben, zal hem ontnomen worden” Luk 8:18. Hij die denkt iets te hebben, het zal hem ontnomen worden. Deze woorden verwijzen naar hen die halfslachtig luisteren met verharde harten, zulk een geest staat niet open voor lering. Hij daarentegen die van de gelegenheid gebruik maakt om te willen leren en om te worden geleerd, zal nog meer gegeven worden. Zo zegt Jezus tegen de slechte en de luie slaaf “neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden” Matt 25:28-29. Zo zegt Jezus elders “Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage” Joh 15:2.

4:26 En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in de aarde wierp;
Jezus verklaart in deze gelijkenis de aard van het koninkrijk dat woont in de mens. Een koninkrijk waarin de Messias heerst in de harten van de mensen dmv de waarheid. Deze waarheid krijgt wortel en groeit in goede en eerlijke harten (Luk 8:15; 17:20-21).

4:27 En voorts sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad sproot uit, en werd lang, dat hij zelf niet wist, hoe.
Net zozeer als het een mysterie is hoe een zaad groeit, zo is ook de werking van het Woord van God een mysterie en een wonder Gods. De mens kan een zaad niet laten groeien, het is God die de elementen aanbrengt om de groei te bevorderen. Vgl met 1 Kor 3:6-9. De geestelijke groei van  een mens komt van God en menselijke wijsheid kan dit proces  niet doorgronden. We kunnen de groei alleen maar vaststellen. Zo zegt Jezus “de wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt of waar hij heengaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is” Joh 3:8. Het gezaaide Woord van God heeft tijd nodig om te groeien, verwacht niet van een zaad dat het een dag later al een volwassen plant is! Wanneer een mens het Woord heeft gezaaid dan is het proces uit zijn handen.

4:28 Want de aarde brengt van zelf vrucht voort: eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar.
Net zozeer als een zaad dat  in goede aarde is gezaaid een proces doorgaat om uiteindelijk vruchten voort te brengen, zo brengt ook het zaad van waarheid oa kennis, geloof, bekering, gehoorzaamheid, trouw, … voort met als vrucht een veranderd leven. De vrucht is iemand die “de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan heeft, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper” Kol 3:9-10. Vgl Fil 1:6; 1 Tess 3:12-13.

4:29 En als de vrucht zich voordoet, terstond zendt hij de sikkel daarin, omdat de oogst daar is.
Het woord van God verandert gevoelens, gedachten en levens. Wanneer mensen klaar zijn om hun leven aan God over te geven, dan zijn ze klaar om geoogst te worden. Vgl met Joh 4:35-38. Weet dan ook dat wanneer iemand zich laat dopen, deze persoon door God wordt toegevoegd aan de kring van hen die behouden worden (Hand 2:47b).

4:30 En Hij zeide: Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken, of met wat gelijkenis zullen wij het vergelijken?
Jezus vraagt zich af met wat voor een gelijkenis Hij hen de dingen van koninkrijk Gods kan duidelijk maken.

4:31 Namelijk bij een mosterdzaad, dat, wanneer het in de aarde gezaaid wordt, het minste is van al de zaden, die op de aarde zijn.
Jezus vergelijkt de groei van het koninkrijk Gods met dat van een mosterdzaad. Dit zaad was onder de toehoorders uit Galilea gekend als het kleinste van alle zaden. Matteus leert ons dat iemand dit zaad “nam en in zijn akker zaaide” Matt 13:31. Lukas vertelt ons dat hij het in “zijn tuin zaaide” Luk 13:19.

4:32 En wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo dat de vogelen des hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen.
Uit dit héél klein zaadje groeit een groot moeskruid, groter dan de andere moeskruiden gekend onder de Joden. Er zijn mosterdplanten gekend die tot 3,5 meter waren. Vandaar dat in Matteus 13:22 en Lukas 13:19 deze werd omschreven als een boom. Jezus maakt duidelijk dat het Koninkrijk klein begint maar uitgroeit tot een groot Rijk. Het groeide uit van een honderdtal discipelen tot een Rijk met burgers gevestigd over de uitersten van de wereld. Vgl Hand 2:41; 4:4; 5:14; 19:20. Het koninkrijk is een plaats van toevlucht, beschutting en zegen.

4:33 En door vele zulke gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat zij het horen konden.
Jezus sprak nog vele zulke gelijkenissen tot hen die je kan terugvinden in brieven van Lukas en Matteus. Jezus sprak naar de maat waarmee de discipelen konden horen. Jezus moest hen in stappen het Woord bekend maken omdat ze nog niet klaar waren om het volle woord te ontvangen. Jezus zegt op een gegeven moment tegen zijn discipelen “nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen” Joh 16:12. Hieruit is een belangrijke les te leren dat een prediker van het Woord rekening moet houden met het geestelijke vermogen van de toehoorder. Vgl 1 Kor 3:1; Hebr 5:11-14.

4:34 En zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen afzonderlijk.
Door het spreken in gelijkenissen hield Jezus de waarheid verborgen voor de verharden van hart. Zij die oren hadden om te horen vroegen om uitleg (Matt 13:36). Toen Jezus alleen met hen was verklaarde Hij hen de betekenis van de gelijkenissen.

 

Vorige