Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Markus (2)

Voorbereiding (1:1-1:15)

I Titel (1:1)

1:1 Het begin van het Evangelie van JEZUS CHRISTUS, de Zoon van God.
Markus komt direct 'to the point', hij zegt dat zijn brief gaat over 'het evangelie van Jezus Christus'. Hij zal spreken over het goede nieuws, de blijde boodschap van de behoudenis, de redding in Christus. Jezus (Ie'sous) betekent 'God is redding' en Christus betekent 'gezalfde', gezonden van God (vgl Johannes 4:25). Jezus is gekomen om de mensen te redden van hun zonden. Zonde is de oorzaak van al het menselijk leed. De meeste vertalingen sluiten het eerste vers met 'de Zoon van God'. Hiermee wordt Jezus' herkomst beschreven, Hij stamt namelijk van God af, Hij is de vleesgeworden God (Johannes 1:1,14; 1 Timoteus 3:16). De farizeën begrepen deze uitdrukking goed, want ze wilden Jezus doden omdat Hij 'God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde' Joh 5:18. Markus' woorden zijn meer tot de heidenen gericht (zie inleiding) dan tot de Joden, om hen te vertellen dat Jezus is gekomen 'om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen' (Markus 10:45).

II Achtergrond “De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen” (1:2-15)

1:2 Gelijk geschreven is in de profeten: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Markus begint met de verwijzing naar de oudtestamentische profetie in Maleachi 3:1 en Jesaja 40:3 om aan te tonen dat Johannes de Doper de wegbereider van de Christus was Die zou komen, zoals voorspeld door de profeten. Profeten zijn woordvoerders van God (vgl Exodus 7:1-2), die onder inspiratie van de Heilige Geest Gods Woord bekend hebben gemaakt (2 Petrus 1:21).

1:3 De stem des roependen in de woestijn: Bereidt de weg des Heeren, maakt Zijn paden recht.

Maleachi 4:5-6 leert ons dat de profeet Elia zou komen. Hiermee werd niet bedoeld dat Elia zelf in persoon zou komen, maar dat Johannes de Doper zou komen in 'de geest en de kracht van Elia' zoals de Schrift zichzelf uitlegt (Lukas 1:15-17; Matteus 11:14; 17:10-13).  Zo is ook 'engel' in vers 2 een verwijzing naar een boodschapper, iemand die een boodschap brengt. Johannes de Doper is de boodschapper van God die de afgeweken harten van de mensen terug op God moest richten. Hij moest de komst van Jezus Christus voorbereiden, zoals een heraut de weg van een koning bereid. Om uiteindelijk 'voor God een weltoegerust volk te bereiden' (Lukas 1:17).

1:4 Johannes was dopende in de woestijn, en predikende de doop der bekering tot vergeving der zonden.
Johannes verkondigde zijn boodschap openlijk, zoals een heraut dat deed, hij riep de mensen op tot ernst en om gehoor te geven aan zijn boodschap. Het verkondigen van de boodschap was het doel van Johannes, welke prijs hij ook zou moeten betalen, hij zou spreken en niet zwijgen. Hij vertelde de mensen dat ze moesten worden ondergedompeld in water (baptizo) en zich moesten omkeren naar God, spijt hebbende over hun zonden, beseffende wat hun zonden hadden veroorzaakt (vgl 2 Korintiërs 7:10-11; Joël 2:13). Het gevolg van hun veranderd hart en de onderdompeling in water was de vergeving van zonden (vgl Handelingen 2:38). Zij die dit niet deden verwierpen de raad van God. “Maar de Farizeeen en de wetgeleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods, daar zij niet door hem gedoopt waren” Lukas 7:30.

1:5 En al het Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden.
Johannes ging niet tot de mensen, maar de mensen kwamen tot hem, wat laat zien hoe groot de geestelijke honger en nood was. Hun van God afgeweken harten hadden deze nood gecreëerd, dit is het gevolg van mensen die God weren uit hun leven (Romeinen 1:21-22, 28-32). Deze Joden kwamen van ver en beleden hun zonden, zij erkenden dat hetgeen Johannes predikte waar was en gaven er daarom ook gehoor aan.

1:6 En Johannes was gekleed met kemelshaar, en met een leren gordel om zijn lendenen, en at sprinkhanen en wilde honing.
Net zoals Elia (2 Koningen 1:8), was Johannes niet gericht op het uiterlijke maar op het innerlijke en op het dienstbaar zijn aan God. Veel mensen zinnen in hun leven 'op hoge dingen' (Romeinen 12:16), zoals trots, rijkdom, macht, aanzien, uiterlijk vertoon, ed, ... maar deze dingen verwijderen het mensenhart juist van God ipv het te verzoenen met God (vgl Jakobus 2:1-7; Johannes 12:42-43). Zoals de farizeën die dachten omdat ze afstamden van Abraham, dat ze daardoor geen gehoor moesten geven aan de prediking van Johannes (Matteus 3:7-10).

1:7 En hij predikte, zeggende: Na mij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben, neerbukkende, de riem van Zijn schoenen te ontbinden.

Johannes was de wegbereider van de Christus, van Immanuel, hetgeen betekent God met ons (Jesaja 7:14), God die onder ons heeft geleefd en gewoond om Zijn Koninkrijk te stichten (Jesaja 9:5-6). De kracht van de komende Christus was veel machtiger dan die van Johannes. Hij was slechts een dienaar van Hem. Een slaaf moest in die tijd de riemen van de sandalen van zijn meester losmaken. Johannes zegt dat hij zichzelf zelfs niet waardig achtte om dit bij Jezus te doen. Dit laat zien hoe groot, heerlijk en machtig Jezus was in Johannes' ogen.

1:8 Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen  met de Heilige Geest.
Johannes laat het verschil zien tussen wat hij deed en wat Jezus zou gaan doen. Hij had hen gedoopt met water maar Jezus zou hen dopen met de Heilige Geest. De term doop in of met de Heilige Geest komt zes keer voor in het NT (Matteus 3:11; Markus 1:8; Lukas 3:16; Johannes 1:33; Handelingen 1:5; 11:16) en elke keer wordt het vermeld met een belofte, nooit een bevel. Ook in Joel 2:28-32 is het een belofte. Verder wordt het vermeld als een gift (Handelingen 11:16-17). Aan wie werd de belofte van de doop met de Geest gedaan? Joel zei 'al wat leeft' of 'alle vlees' (SVV). Johannes zei echter 'u' (Lukas 3:16). Christus zei dat de wereld de Geest niet kon ontvangen (Johannes 14:17). 'Alle vlees', tenzij beperkt zou dus ook alle zondaars bevatten. De 'u' tot wie Johannes de Doper sprak waren ook zij die 'adderengebroed' (Matteus 3:7) werden genoemd, zouden ook dezen worden gedoopt met de Heilige Geest? Natuurlijk niet. Uit het voorgaande kunnen we dus niet anders uit besluiten dan dat wanneer er over de doop met de Geest wordt gesproken, deze term beperkt is. Wanneer Christus over de doop met de Geest sprak, beloofde hij dit aan Zijn apostelen (Handelingen 1:4-5) en verder werden de heidenen van het huisgezin van Cornelius op gelijke wijze gedoopt (Handelingen 11:16-17). Deze 2 groepen, bestaande uit Joden en heidenen, vervullen de belofte van 'alle vlees', gezien zij 'alle vlees' vertegenwoordigen. De bijbel leert van geen anderen die gedoopt zijn met de Geest. Jezus gaf ook het doel aan waarom de apostelen de Geest zouden ontvangen, 'gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde' (Handelingen 1:8).

Meer nog, de doop met de Geest werd door Christus toegediend naar de belofte. Petrus verklaart dat Christus die belofte vervult wanneer hij in Handelingen 2:33 zegt: 'Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort'. Zij die op pinksterdag Petrus en de elf hoorden prediken werden opgeroepen om het volgende te doen: 'Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal' Handelingen 2:38-39. Zij moesten niet wachten totdat Jezus hen ook zou dopen met de Heilige Geest, neen, zij moesten zich laten onderdompelen op bevel van Jezus Christus om de gave van de Heilige Geest te ontvangen (vgl Ezekiël 36:25-28). God had beloofd dat Hij de mensen een nieuwe Geest in hun binnenste zou geven (vgl Romeinen 8:8-9). De uitstorting van de Geest had ertoe geleid dat de apostelen die woorden konden spreken (vgl Johannes 16:7-8,12-15) waardoor de mensen zouden weten hoe zij deel konden hebben aan de inwoning van de Heilige Geest (vgl Efeziërs 1:13-14;1 Korintiërs 12:13). Er was een nieuw tijdperk aangebroken, nl de bediening van de Geest (2 Korintiërs 3:7-8). De inwoning van de Heilige Geest is dus niet gelijk aan de doop met de Heilige Geest. De ene was een belofte waar ze op moesten wachten, de ander is een direct gevolg van gehoorzaamheid aan Gods Wil (Handelingen 5:32). Daarom ook dat Petrus Cornelius en de zijnen 'beval, dat zij zouden gedoopt worden in de Naam des Heeren' Handelingen 10:48 om door onderdompeling behouden te worden (1 Petrus 3:21). Dit is de ene doop waar Paulus naar verwijst (Efeziërs 4:4) en waartoe Jezus het bevel had gegeven om aan al de volken te prediken (Matteus 28:19).

1:9 En het geschiedde in diezelfde dagen, dat Jezus kwam van Názareth, gelegen in Galiléa, en werd door Johannes gedoopt in de Jordaan.
In de dagen dat Johannes deze dingen predikte, kwam Jezus tot hem en werd door Johannes gedoopt. Matteus 3:13-17 geeft ons meer informatie over wat er gebeurde. De reden voor Jezus doop was om zo 'alle gerechtigheid te vervullen' Matteus 3:15. Dit moest dus gebeuren omdat het Gods Wil was (vgl Psalm 119:172). Dat Markus hier verklaart dat Nazareth in Galilea gelegen is, geeft ons een hint dat de lezers van zijn brief niet Joden waren.

1:10 En terstond, toen Hij uit het water opklom, zag Hij de hemelen opengaan, en de Geest, gelijk een duif, op Hem neerdalen.
Dat Jezus uit het water opklom laat duidelijk zien dat Jezus in het water was neergedaald, dit verwerpt het idee dat dopen besprenkelen of begieten is. En toen Hij opkwam uit het water ging de hemel open en daalde de Geest op Hem neer gelijk een duif. Dit laat ook zien waarom het belangrijk was om 'alle gerechtigheid te vervullen', want een rechtstreeks gevolg van alle gehoorzaamheid aan Gods Wil is Zegen van God. 'En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.' Johannes 1:32-34. Dat dit fenomeen waarneembaar was, blijkt uit het getuigenis van Johannes, want dat was voor hem het teken waardoor hij kon getuigen dat Jezus werkelijk de Zoon van God is.

1:11 En er geschiedde een stem uit de hemelen:  Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb!
God heiligde de gebeurtenis vanuit de hemel. Hij getuigde mee door te spreken vanuit de hemel en te bevestigen dat Jezus Christus waarlijk Zijn Zoon is. Hij richtte Zich tot Jezus en liet Hem weten hoezeer Jezus Hem behaagde, Jezus was een man die zowel mens als God behaagde 'En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen' Lukas 2:52.

1:12 En terstond dreef de Geest Hem uit in de woestijn.
Onder leiding van de Heilige Geest werd Jezus naar de woestijn geleid. Matteus leert ons dat Jezus door de Geest in de woestijn werd geleid om te worden verzocht door de duivel (Matt 4:1). Toen Jezus zijn Gode gelijk zijn had afgelegd en de gedaante van een mens had aangedaan (Filippenzen 2:5-8), had Hij Zich tot een dienstknecht gemaakt. Een dienstknecht is iemand die de wil van zijn meester doet. 'Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem, Die Mij gezonden heeft' Johannes 6:38. Het draaide niet meer om Hemzelf, maar om de Wil van Zijn Vader.

1:13 En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht door de satan; en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem.
Jezus vastte 40 dagen lang in de woestijn, dit bracht Hem dichter bij Zijn Vader in deze moeilijke tijden van verzoeking. Denk aan Jezus Woorden: 'Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten' Matteus 17:21. Satan, de tegenpartij (1 Petrus 5:8), de overste van deze wereld (Johannes 16:11) verzocht Hem tot zonde en Jezus keerde Zich tot Zijn Vader, want er was niemand anders dan God Die Hem kon helpen! God had Zijn engelen (boodschappers, dienende geesten) gezonden om Jezus bij te staan in Zijn grote moeite.

1:14 En nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galiléa, predikende het Evangelie van het Koninkrijk Gods,
Nadat Johannes was gevangen genomen (Matteus 14:3-11), begon Jezus onder leiding van de Heilige Geest (Lukas 4:14) te prediken in Galilea. Galilea was op dat moment bewoond door zowel Joden als door de Romeinse bezetter. Jezus predikte het goede nieuws over het Koninkrijk Gods, waarvan Daniël had geprofeteerd dat zou komen tijdens het 4de koninkrijk na dat van Nebukadnessar (Daniël 2:38-40, 44-45). Seculiere geschiedenis leert ons dat na het Babylonische Rijk, het Medo-Perzische Rijk kwam, daarna kwam het Griekse Rijk en daarna het Romeinse Rijk. En het was in die dagen dat God Zijn Koninkrijk zou stichten. Later laat Johannes (de apostel) weten dat hij samen met de medegelovigen in dat Koninkrijk was: 'Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk' Openbaring 1:9. Ook Paulus zegt: 'Maar onze wandel is in de hemelen,  waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus' Filippenzen 3:20.

1:15 En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie.
'De tijd is vervuld' wijst erop dat nu het moment is gekomen dat de vele oudtestamentische profetiën in vervulling gaan (2 Samuel 7:12-16; Psalm 89:3-4; Jesaja 2:2-3; Daniël 2:28, ...). Het is in deze laatste dagen (verwijzend naar de periode dat dit alles geschied) dat God 'tot ons  heeft gesproken in de Zoon' (Hebreën 1:1). Deze periode wordt ook de 'volheid des tijds' genoemd (Galaten 4:4).
Velen denken dat dat Koninkrijk in de 21ste eeuw nog moet komen in de vorm van een duizendjarig rijk, maar dat is een dwaling en het laat zien dat hun die zulke dingen zeggen geen besef hebben van wat de bijbel leert. Indien dit waar zou zijn dan zou Jezus Zich hebben vergist toen Hij zei: 'Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij zien, dat het Koninkrijk Gods gekomen is met kracht' Mark 9:1. Het zou betekenen dat God Zich had vergist toen Hij door de profeet Daniël bekend maakte dat Hij in de dagen van het Romeinse Rijk Zijn Koninkrijk zou stichten. Het zou ook betekenen dat Johannes zich vergiste toen hij onder inspiratie zei dat hij een deelgenoot in het Koninkrijk was. Dit alles laat zien dat zij die geloven dat het Koninkrijk van God nog moet worden gesticht, geen deelgenoot zijn van het Koninkrijk dat God heeft gesticht. Het betekent dat zij nog steeds in duisternis leven en geen deel hebben aan de vergeving van zonden want Paulus zei duidelijk: 'Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde; In Wie wij de verlossing hebben  door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden' Kolossenzen 1:13-14.
Wil iemand deelhebben aan dat Koninkrijk moet hij zich met berouw omkeren van zijn zonden tot God en het goede nieuws dat Jezus heeft gebracht van harte  geloven (vgl Matteus 28:19; 1 Korintiërs 15:1-6).

 

Vorige