Gemeente van Christus Houthalen Oost
Jerobeam deed wat kwaad is in de ogen van de Here, hij veranderde de
instellingen die God aan Israel had gegeven naar een eigendunkelijke
godsdienst. Zijn zoon Nadab volgde in zijn voetsporen. God
gebruikte Basa om het huis van Jerobeam uit te roeien. Maar
Basa leerde niet van hun fouten en ging gewoon verder met hun
zonden. Ook zijn zoon Ela volgde in zijn voetsporen. God gebruikte
Zimri om het huis van Basa uit te roeien. Maar ook Zimri wandelde in
de zonden van Jerobeam. Het volk stelde Omri als koning aan en ze
belegerden het koninklijk paleis. Zimri stak het in brand met
zichzelf erin. Toen splitste het volk in twee delen, de ene helft
volgde Omri en de andere helft Tibni. Na enkele jaren van onrust
werd Omri koning over heel Israel. Ook Omri deed wat kwaad is in de
ogen van de Here en maakte het erger dan allen die voor hem zijn
geweest.
Achab dient Baäl (1 Koningen 16:29-34)
Achab, de zoon van Omri werd koning over Israel en regeerde
tweeëntwintig jaar te Samaria. Achab deed wat kwaad is in de ogen
van de Here, meer dan zijn voorgangers. Het minst erge was dat hij
wandelde in de zonden van Jerobeam. Maar hij nam ook Izebel tot
vrouw, de dochter van Etbaäl de koning van de Sidoniërs en Achab
ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen. Hij richtte een
altaar voor Baäl op in het huis dat hij in Samaria voor de Baäl had
gebouwd en maakte de gewijde paal “en
Achab ging voort met zo te handelen dat hij de Here, de God van
Israel, meer krenkte dan alle koningen van Israel die voor hem
geweest waren” 1 Koningen 16:33. Ook werd in zijn dagen de
stad Jericho herbouwd door de Beteliet Chiël ten koste van zijn
eersteborene en grondvestte het. Ten koste van zijn jongste plaatste
hij haar poortdeuren zoals geprofeteerd door Jozua de zoon van Nun.
Achab was erger dan al zijn
voorgangers omdat hij niet alleen verder ging met het aanbidden van
God d.m.v. de twee gouden kalveren die Jerebeam had opgericht. Hij
ging nog een stap verder door een ongeoorloofd huwelijk aan te gaan
met Izebel (vgl Deuteronomium 7:3-6). Izebel zette Achab ertoe aan
om de Baäl te dienen en deze afgodendienst in het land te
introduceren. De Baäl was de god van de vruchtbaarheid, maar God
maakte Baäl onvruchtbaar door de regen 3,5 jaar te weerhouden.
Ook werd in Achabs dagen door een zekere Chiël Jericho herbouwd.
Chiël overkwam wat God bij monde van Jozua had voorzegd (Jozua
6:27). Mensen denken weg te komen wanneer er een lange tijd is
voorbijgegaan sinds God iets heeft bekend gemaakt. Ze denken dan
vaak dat Gods woord plots minder waar is geworden (vgl 2 Petrus
3:4). Mensen vergeten soms wat God heeft gezegd waardoor ze gaan
zondigen. Maar je hebt ook mensen die bereid zijn om de gevolgen van
hun zonden te dragen hoewel ze geen besef hebben waarvoor ze kiezen.
Want het is vreselijk om in de handen van de levende God te vallen.
Elia profeteert tegen Achab ( 1 Koningen
17:1-6)
“Toen zeide de Tisbiet Elia, uit Tisbe
in Gilead, tot Achab: Zo waar de Here de God van Israel, leeft, in
wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn,
tenzij dan op mijn woord” 1 Koningen 17:1. Daarna moest Elia
zich van God gaan verbergen bij de beek Kerit die in de Jordaan
uitmondt. “Gij kunt uit de beek drinken,
en Ik heb de raven geboden u daar van spijze te voorzien” 1
Koningen 17:4. Daarop deed Elia naar het woord van de Here. De raven
brachten hem ’s morgens en ‘s avonds brood en vlees en hij dronk uit
de beek.
Uit het niets duikt plots de
profeet Elia in het verhaal op. We weten niet veel van hem, dan
alleen dat hij iemand was die trouw aan God was.
Hij was een simpele man van
groot geloof. In Deuteronomium 28 lezen we over de zegen en de vloek
die God verbond aan de gehoorzaamheid en de overtreding van Zijn
wet. Zo was een deel van de vloek “Ook zal de hemel boven uw hoofd
van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. De Here zal poeder en
stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u
neerdalen, totdat gij verdelgd zijt” 28:23-24. Elia laat Achab dus
weten dat dit onheil over Israel komt omwille van hun halfslachtige
godsdienst en hun bekering tot de afgoden. Jakobus leert ons dat
Elia bad tot God dat het niet meer zou regenen (Jakobus 5:16-18).
Deze droogte zou uiteindelijk drie en half jaar duren. Zouden wij
geneigd zijn om net als Elia te bidden voor een droogte wanneer
goddeloosheid hoogtij viert?
Elia en de weduwe (1 Koningen 17:7-24)
Na verloop van tijd droogde de beek uit omdat er geen regen meer was
gevallen. Toen zei God Elia om naar Sarefat in Sidon te gaan. “Zie,
Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen” 1 Koningen
17:9:b. Daarop ging Elia naar Sarefat. Bij de stadspoort gekomen was
daar een weduwe hout aan het sprokkelen. Hij riep haar toe om een
kruik met wat water te halen zodat hij kon drinken. Toen zij het
ging halen riep hij haar na om een stuk brood mee te nemen. Daarop
antwoordde ze dat ze geen broodkoek heeft, maar enkel een handvol
meel in de pot en een beetje olie in de kruik. Ze zegt Elia dat ze
hout aan het sprokkelen is om dat weinige voor haar en haar zoon te
bereiden om daarna als ze het gegeten hebben, te sterven.
God laat Elia vervolgens naar
Sidon gaan. Sidon was de plaats waar Izebel vandaan kwam. Daar was
een weduwe die voor hem zou zorgen. God had dit voor hem voorzien.
Maar noch Elia, noch de weduwe beschikten zelf over voldoende
middelen, het was immers de Here die voorzag. God deed het lukken!
Elia stelt haar gerust om niet te vrezen, hij zegt haar om het te
bereiden zoals ze het had gezegd, maar om eerst een kleine koek voor
hem te maken en het hem te brengen. Voor haar en haar zoon kon ze
later maken. “Want zo zegt de Here, de
God van Israel: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in
de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op
de aardbodem geven zal” 1 Koningen 17:14. Daarop ging zij
heen en deed zoals Elia had gezegd. Het meel in de pot en de olie in
de kruik raakten niet op, naar het woord van de Here.
We kunnen ons afvragen wat er
in deze vrouw haar hoofd afspeelde toen zij heenging om het brood
voor Elia te maken. Maar ze vertrouwde op de God van Elia en
gehoorzaamde Elia. Geloof is wat Gods beloften omzet in
werkelijkheid (vgl Lukas 18:28-30; Jakobus 1:12). De weduwe had ook
de keuze om het woord van Gods profeet niet te geloven.
Na deze gebeurtenis werd de zoon van de vrouw des huizes hevig ziek,
totdat er geen adem in hem overbleef. “Toen
zeide zij tot Elia: Hoe heb ik het met u, man Gods? Gij hebt bij mij
intrek genomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen, en
te maken, dat mijn zoon sterft” 1 Koningen 17:18. Toen nam
Elia de zoon uit haar schoot en droeg hem naar het bovenvertrek waar
hij verbleef en legde hem op zijn bed. Daarop riep hij “Here,
mijn God! Doet Gij zelfs de weduwe, bij wie ik als vreemdeling
vertoef, het onheil aan, haar zoon te laten sterven? Toen strekte
hij zich driemaal uit bovenop het kind en riep tot de Here en zeide:
Here, mijn God! Laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. En
de Here hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde
in hem terug, zodat het levend werd” 1 Koningen 17:20-22.
Elia nam het kind en gaf het aan zijn moeder en zei: zie, uw zoon
leeft. Daarop zei de vrouw dat ze nu wist dat hij een man Gods was
en dat het woord van de Here in zijn mond waarheid is.
De zoon van de weduwe werd fel
ziek en stierf. Begrijpen
we de wanhoop van de weduwe? Zij had voor Gods profeet gezorgd en nu
wordt ze gestraft door de dood van haar zoon. Maar Elia wekt de zoon
terug tot leven door de kracht van God. Jezus spreekt tegen zijn
ongelovige tijdsgenoten over haar groot geloof in Lukas 4:24-30.
Conclusie
Lukas geeft ons een beschrijving over het hart en karakter van Elia
wanneer hij over Johannes de doper zegt “En
hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van
Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen en de
ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor
de Here een weltoegerust volk te bereiden” Lukas 1:17.
Elia had een grote liefde en
toewijding om Gods Woord aan een ongelovig generatie tijdsgenoten te
verkondigen. En jij? Hoe zit het met u? Ben jij iemand die leeft in
de geest en de kracht van Elia? Of leef jij in de geest en de kracht
van Achab en Izebel? (Efeziërs 5:1-21).