Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (35) / 2 Koningen 20:1-19; 2 Kronieken 32:24-33

Hizkia vroeg God om hulp tegen de dreiging van Sanherib. God laat hem door Jesaja weten dat hij niet moest vrezen, want God zou ervoor zorgen dat hij naar zijn land zou terugtrekken, waar hij door het zwaard zou gedood worden. Toch dreigde Sanherib van op afstand opnieuw door een brief naar Hizkia te zenden dat hij niet op zijn God moest vertrouwen. Maar Hizkia gaat in gebed en doet beroep op Gods Almacht en Souvereiniteit. God had de bespottingen van Sanherib gehoord. De grootste fout van Sanherib was dat hij dacht alles door zijn eigen kracht en inzicht had gedaan. Hij had tegen God geraasd en zijn overmoed zou worden vernederd. Een Engel des Heren sloeg zijn leger waardoor hij terug naar huis keerde. Daar werd hij in de tempel van zijn god gedood door twee van zijn zonen. Esarhaddon werd koning in zijn plaats.

Hizkia’s ziekte (2 Koningen 20:1-11)

In die dagen werd Hizkia ten dode toe ziek. Toen kwam de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, tot hem en zeide tot hem: Zo zegt de Here: tref beschikkingen voor uw huis, want gij zult sterven en niet herstellen. “Toen keerde hij zijn gelaat naar de wand en bad tot de Here: Ach, Here, gedenk toch, dat ik voor uw aangezicht in trouw en met een volkomen toegewijd hart gewandeld heb en gedaan heb wat goed is in uw ogen. En Hizkia weende luid” 2 Koningen 20:2-3.

In de dagen dat de koning van Assur Hizkia en Jeruzalem bedreigde, werd Hizkia dodelijk ziek. God stuurt Jesaja naar hem toe om hem te laten weten dat hij de nodige maatregelen moet treffen omdat hij zou gaan sterven aan zijn ziekte. Het is een sobere gedachte om te weten dat je zal sterven. Hoewel we weten dat we worden geboren om te sterven, is het toch verontrustend te weten dat dat moment dichtbij gekomen is.

Hizkia keert zich tot de wand, hij keert zich van alles en iedereen af om zich tot God te richten. Hoe doet beroep op Gods barmhartigheid door te zeggen tegen God dat hij steeds trouw gewandeld heeft en Hem volkomen toegewijd was. Hizkia weende luid. Het was een gebed gesproken vanuit het hart. En ja, Hizkia heeft enkele slechte keuzes gemaakt in zijn leven waardoor hij zich aan de macht van Sanherib had onderworpen (zie 2 Koningen 18:13-16). Maar dat kwam eerder voort uit een gebrek aan inzicht, dan aan een moedwillige opstand tegen de Here. En het moet gezegd worden dat hij deze fout ook heeft rechtgezet. En als hij nu zou sterven, zou hij het land stuurloos achterlaten gezien er nog geen erflater is. Zijn zoon Manasse is op dit moment nog niet geboren (2 Koningen 21:1).

Nog had Jesaja de middelste voorhof niet verlaten, toen het woord des Heren tot hem kwam: “Keer terug en zeg tot Hizkia, de vorst van mijn volk: zo zegt de Here, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord. Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken, op de derde dag zult gij opgaan naar het huis des Heren. Ik zal aan uw levensdagen vijftien jaar toevoegen, en Ik zal u en deze stad uit de macht van de koning van Assur redden en deze stad beschutten, om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David”. 2 Koningen 20:5-6. Jesaja nu zeide: Neemt een vijgenkoek. Zij namen die en legden hem op de zweer. Toen genas hij. Hizkia had Jesaja gevraagd: Wat is het teken, dat de Here mij gezond zal maken en dat ik op de derde dag zal opgaan naar het huis des Heren? Daarop antwoordde Jesaja: Dit zal u het teken zijn van des Heren kant, dat de Here ook doen zal wat Hij gesproken heeft: zal de schaduw tien treden vooruitgaan, of zal zij tien treden teruggaan? En Hizkia zeide: Het is gemakkelijk voor de schaduw tien treden omlaag te gaan. Neen, de schaduw moet weer tien treden teruggaan. Toen riep de profeet Jesaja tot de Here, en Hij deed de schaduw op de treden waarlangs zij afgedaald was op de trap van Achaz, weer tien treden teruggaan.

Jesaja was nog niet goed vertrokken of God zei hem om terug naar Hizkia te gaan. God had zijn gebed verhoord. God had zijn tranen gezien. God verhoort de gebeden van de rechtvaardige. God zou hem terug gezond maken en hem nog vijftien levensjaren geven. Hij zou hem en Jeruzalem uit de macht van de koning van Assur redden.
Jesaja geeft hem de opdracht om een vijgenkoek te nemen en die op de dodelijke zweer te leggen. God gebruikt nu een vijgenkoek om Hizkia te genezen, maar de kracht lag niet zozeer in de medicinale werking van de vijgenkoek, maar wel in het geloof dat zich onderwerpt aan Gods gebod. Hizkia had Jesaja een teken gevraagd dat dit zou gaan gebeuren. God geeft hem inderdaad een wonderteken. Hij laat de schaduw tien treden teruggaan op de trap van Achaz ipv vooruit. De trap van Achaz was waarschijnlijk een soort tijdwerk. Maar hoe dan ook, om de schaduw achteruit te laten gaan, moet de zon ook omgekeerd draaien. Dit is duidelijk een wonder! Toen Hizkia van zijn ziekte hersteld was, bracht hij een danklied aan de Here (Jesaja 38:9-22).

Het gezantschap uit Babel (2 Koningen 20:12-19)

Te dien tijde zond Berodak-baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, gezanten met een brief, en een geschenk aan Hizkia, want hij had gehoord, dat deze ziek geweest was. “En Hizkia hoorde naar hen en hij liet hun zijn gehele schathuis zien: het zilver en het goud, de specerijen en de kostbare olie, zijn gehele tuighuis en alles wat zich onder zijn schatten bevond. Er was niets in zijn paleis en in zijn gehele rijk, dat Hizkia hun niet liet zien” 2 Koningen 20:13. Toen kwam de profeet Jesaja tot koning Hizkia en vroeg hem: Wat hebben deze mannen gezegd en vanwaar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia antwoordde: Uit een ver land zijn zij gekomen, uit Babel. En hij vroeg: Wat hebben zij in uw paleis gezien? Hizkia antwoordde: Alles wat in mijn paleis is, hebben zij gezien; er is niets onder mijn schatten, dat ik hun niet heb getoond.

In de tijd na zijn ziekte, ontving Hizkia een gezantschap uit Babel. Berodak-baladan, koning van Babel, had geschenken gezonden omdat hij gehoord had dat Hizkia ziek was geweest. Hizkia ontving hun en toonde hen al zijn rijkdom, niets uitgezonderd. Jesaja vroeg hem wie zij waren en waarom ze waren gekomen. Hizkia vertelt hem dat hij hem al zijn rijkdom had laten zien. “En Hizkia verheugde zich over hun komst en hij liet hun zijn schathuis zien: het zilver en het goud, de specerijen en de kostbare olie, zijn gehele tuighuis en alles wat zich onder zijn schatten bevond. Er was niets in zijn paleis en in zijn gehele rijk, dat Hizkia hun niet liet zien. Toen kwam de profeet Jesaja tot koning Hizkia en vroeg hem: Wat hebben deze mannen gezegd en vanwaar zijn zij tot u gekomen? en Hizkia antwoordde: Uit een ver land zijn zij tot mij gekomen, uit Babel. En hij vroeg: Wat hebben zij in uw paleis gezien? Hizkia antwoordde: Alles wat in mijn paleis is, hebben zij gezien; er is niets onder mijn schatten, dat ik hun niet heb getoond” Jesaja 39:2-4. We kunnen ons inbeelden hoe Hizkia geflatteerd werd door het gezantschap uit het verre Babel. Babel kon wel eens een nuttige bondgenoot voor hem zijn tegen het overheersende Assyrië. Ze waren speciaal voor hem gekomen uit een ver land.

Toen zeide Jesaja tot Hizkia: Hoor het woord des Heren: “zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw vaderen hebben opgestapeld tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd. Niets zal er overblijven, zegt de Here. En van uw zonen, die uit u voortkomen zullen, die gij zult verwekken, zullen zij nemen, om hoveling te zijn in het paleis van de koning van Babel” 2 Koningen 20:17-18. Hizkia zeide tot Jesaja: Het woord des Heren, dat gij gesproken hebt, is goed. Ook dacht hij: Het zal immers gedurende mijn leven bestendig vrede zijn.

Daarop laat Jesaja hem weten dat al die rijkdom die zijn vaderen hebben opgestapeld, naar Babel zal worden weggevoerd. Er zou niets van overblijven. Ook zijn zonen zouden hoveling worden in het paleis van de koning van Babel. Hizkia was schijnbaar verheugd dat wat de profeet zei niet tijdens zijn leven zou gebeuren.

Hizkia’s hoogmoed en dood (2 Kronieken 32:24-33)

In die dagen werd Jechizkia ten dode toe ziek. Toen bad hij tot de Here en Hij sprak tot hem en gaf hem een wonderteken. Maar Jechizkia schoot te kort in dankbaarheid voor de weldaad, hem bewezen, want hij werd hoogmoedig, zodat er toorn kwam te rusten op hem, op Juda en op Jeruzalem. Toen verootmoedigde Jechizkia zich over zijn hoogmoed, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de toorn des Heren niet over hen kwam in de dagen van Jechizkia. Jechizkia bezat zeer veel rijkdom en luister; hij maakte zich schatkamers voor zilver, goud, edelgesteente, specerijen, schilden en allerlei kostbaar gerei; ook opslagplaatsen voor de opbrengst van koren, most en olie, en stallen voor allerlei vee en kooien voor de kudden. Hij maakte zich versterkingen en verwierf zich een groot bezit aan kleinvee en runderen, want God gaf hem een zeer grote have. Jechizkia was het ook, die de bovenste uitgang van het water van Gichon dichtstopte en het naar beneden westwaarts naar de stad Davids leidde. “In al zijn doen was Jechizkia voorspoedig” 2 Kronieken 32:30b.

Zoals we eerder zagen, werd Hizkia ten dode toe ziek. Hoewel Hizkia een danklied aan de Here bracht, leren de woorden uit 2 Kronieken 32 ons dat Hizkia’s hart niet heel zuiver. Door zijn hoogmoed handelde hij dwaas.

Ter gelegenheid van het gezantschap, dat de vorsten van Babel tot hem gezonden hadden om naar het wonderteken dat in het land geschied was, te vragen, was het aldus: God verliet hem om hem op de proef te stellen, teneinde te weten alles wat in zijn hart was.

Toen het gezantschap uit Babel kwam, werd hij geflatteerd door de interesse die Babel in hem had. Ze waren gekomen omdat ze vernomen hadden dat er een wonderteken was gebeurd. Waarschijnlijk had het bezoek ook een politieke agenda. Babel en Assyrië waren vijanden van elkaar en nu Hizkia de dreiging van Sanherib had kunnen afwenden, zocht Babel een bondgenootschap met Juda. Maar God gebruikte deze dingen om te kijken wat er in zijn hart was.

Het overige van de geschiedenis van Jechizkia, en zijn vrome daden, zie, zij zijn beschreven in het Gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, in het boek der koningen van Juda en van Israel. Jechizkia ging bij zijn vaderen te ruste; men begroef hem op de helling, waar de graven der zonen van David liggen, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.

Na zijn dood werd zijn zoon Manasse koning in zijn plaats.

Vorige