Gemeente van Christus Houthalen Oost
Hizkia kende verschillende belegeringen van de koning van Assyrië.
In zijn veertiende jaar trok Sanherib tegen Juda op en bezette de
steden. Hizkia besloot schatting te betalen en nam het goud en
zilver van de tempel en van het paleis. Maar op een gegeven moment
besluit Hizkia om de schatting niet meer te betalen. Hij komt in
opstand tegen Sanherib. Daarop trekt Sanherib ten strijde en
belegert Jeruzalem. Met dreigende taal probeert hij het volk te
intimiderenl, maar het volk antwoordde niets omdat de koning het
bevolen had.
Hizkia vraagt Jesaja om hulp
(2 Koningen 19:1-7; Jesaja 37)
Zodra koning Hizkia deze hoorde, scheurde hij zijn klederen, bedekte
zich met een rouwgewaad en ging het huis des Heren binnen. Ook zond
hij de hofmaarschalk Eljakim, de schrijver Sebna en de oudsten der
priesters, bedekt met rouwgewaden, tot de profeet Jesaja, de zoon
van Amoz. Zij zeiden tot
hem: Zo zegt Hizkia: deze dag is een dag van benauwdheid, straf en
smaad; want kinderen zijn aan de geboorte toe, maar er is geen
kracht om te baren. Wellicht hoort de Here, uw God, al de woorden
van de maarschalk, waarmee zijn heer, de koning van Assur, hem
gezonden heeft om de levende God te honen, en zal Hij straf oefenen
om de woorden die de Here, uw God, gehoord heeft; wil dan een gebed
opzenden voor het overblijfsel dat nog gevonden wordt. Toen kwamen
de dienaren van koning Hizkia tot Jesaja, “en
Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de
Here: Vrees niet voor de woorden die gij gehoord hebt, waarmee de
hovelingen van de koning van Assur Mij gelasterd hebben. Zie, Ik
zend een geest in hem, en hij zal een gerucht vernemen, zodat hij
naar zijn land zal terugkeren, en Ik zal hem door het zwaard vellen
in zijn eigen land” 2 Koningen 19:1-7.
Hizkia scheurt zijn kleren en keert zich
tot God, wetende dat God de enige is die hem kan helpen. Het is niet
omdat hij op God vertrouwde, dat de situatie daarom niet bedreigend
voor hem was. Integendeel! De vraag is hoe hij daarop zal reageren.
Hij laat Jesaja berichten wat er is gebeurd. God laat Hizkia weten
dat hij niet bang moet zijn voor de woorden van de koning van Assur.
Sanherib zou een gerucht vernemen waardoor hij tot zijn land zou
terugkeren waar hij uiteindelijk door een zwaard zou geveld worden.
De grootste fout die de koning van Assur maakte, was om God te
lasteren. Hizkia moest weten dat hij nergens voor moest vrezen, hoe
bedreigend de situatie ook was.
Sanherib bedreigt Israel opnieuw via een brief (2 Koningen 19:8-13)
Toen de maarschalk terugkeerde, vond hij de koning van Assur
strijdende tegen Libna, want hij had gehoord, dat hij van Lakis
opgebroken was. Doch, toen deze aangaande Tirhaka, de koning van
Ethiopie, vernam: Zie, hij is opgetrokken om tegen u te strijden;
zond hij wederom gezanten naar Hizkia met deze opdracht: “Zo
zult gij zeggen tot Hizkia, de koning van Juda: Laat uw God, op wie
gij vertrouwt, u niet bedriegen door te zeggen: Jeruzalem zal niet
in de macht van de koning van Assur gegeven worden” 2
Koningen 19:10. Zie, gij zelf hebt gehoord wat de koningen van Assur
met alle landen gedaan hebben door ze met de ban te slaan; zoudt gij
dan gered worden? Hebben soms de goden der volken die mijn vaderen
vernietigd hebben, hen gered: Gozan, Haran, Resef en de bewoners van
Eden in Telassar? Waar
is hij, de koning van Hamat, de koning van Arpad, de koning van de
stad Sefarwaim, van Hena en van Iwwa?
Toen de maarschalk terugkeerde
van Jeruzalem, vond hij zijn koning in een strijd verwikkeld tegen
Libna. Ook vernam Sanherib op dat moment dat Tihaka, de koning van
Ethiopië tegen hem was opgetrokken. Op dat moment stuurt Sanherib
een brief naar Hizkia waarin hij hem opnieuw bedreigt. Maar als hij
werkelijk zo sterk was, waarom had hij Juda dan niet gewoon
ingenomen?
Hizkia gaat in gebed (2
Koningen 19:14-19)
Hizkia nam de brief uit de hand der gezanten en las hem. Toen ging
Hizkia op naar het huis des Heren, spreidde hem uit voor het
aangezicht des Heren, en bad voor het aangezicht des Heren en zeide:
Here, God van Israel, die op de cherubs troont, Gij, Gij alleen zijt
God over alle koninkrijken der aarde; Gij hebt de hemel en de aarde
gemaakt. “Neig, Here, uw oor en hoor;
open, Here, uw ogen en zie; hoor de boodschap, die Sanherib heeft
gezonden om de levende God te honen” 2 Koningen 19:16.
Waarlijk, Here, de koningen van Assur hebben de volken en hun landen
verwoest en hun goden in het vuur geworpen, want het waren geen
goden, maar slechts het maaksel van mensenhanden: hout en steen;
daarom hebben zij die kunnen vernietigen. Nu dan, Here, onze God,
verlos ons uit zijn macht; dan zullen alle koninkrijken der aarde
weten, dat Gij, Here, alleen God zijt.
Hizkia neem de brief en
spreidt hem uit voor God. Hij vraagt God om hulp en raad. Hij brengt
zijn probleem bij God. Wat mensen echter te vaak doen is niet om hun
probleem bij God te brengen, maar hun oplossing. Ze bidden ‘God, dit
is wat ik besloten heb dat er gedaan moet worden, kunt ge ervoor
zorgen dat het gebeurd?’. Hizkia echter erkent Gods Grootheid en
Almacht. En dat is wat wij ook moeten doen. Hoewel Hizkia ook erkent
dat de koningen van Assur al die volken en hun goden hebben
verwoest, weet hij dat ze dat hebben kunnen doen omdat het afgoden
waren. Daarom beroept hij op God die meer is dan alle afgoden en
koningen van de wereld. Soms lijkt het erop dat God niets doet en
dat we er alleen voor staan, maar we mogen weten dat God bezig is
met ons te helpen.
Gods antwoord op de dreigbrief van
Sanherib (2 Koningen 19:20-34)
Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia deze boodschap: Zo
zegt de Here, de God van Israel: wat gij tot Mij gebeden hebt
betreffende Sanherib, de koning van Assur, heb Ik gehoord.
Het gebed van Hizkia was
oprecht en nederig. Het had zijn doel niet gemist. God had het gebed
verhoord. Hoe goed is het niet om te weten dat de gebeden van de
rechtvaardigen verhoord worden (Jakobus 5:16).
Dit is het woord, dat de Here over hem spreekt: zij veracht u, zij
bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd
achter u, de dochter van Jeruzalem. “Wie
hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wie de stem verheven en uw
ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige Israels!” 2 Koningen
19:22. Door uw gezanten hebt gij de Here gehoond en gezegd: met de
menigte mijner wagens bestijg ik de hoogten der bergen, tot ver in
de Libanon; ik vel zijn statige ceders, de keur zijner cypressen; ik
dring door zelfs tot zijn verste schuilplaats, zijn weelderig woud.
Ik graaf en drink water in den vreemde; ik leg met mijn voetzool
alle Nijlarmen van Egypte droog. “Hebt
gij het dan niet gehoord, dat Ik het van overlang bereid en van de
dagen van ouds vorm gegeven heb?” 2 Koningen 19:25. Nu heb Ik
het doen komen: gij moest de versterkte steden verwoesten tot
puinhopen; haar inwoners
werden machteloos, verslagen en beschaamd; zij werden tot kruid van
het veld of tot jong groen, tot gras op de daken, of tot koren,
verdord eer het rijp wordt.
De grootste fout die Sanherib maakte, was
dat hij dacht dat hij het uit zijn eigen kracht had gedaan. Hij was
hoogmoedig en verhief zichzelf boven wat hij werkelijk was. Het was
niet hij die het gedaan had, het was God die het op voorhand gepland
had dat dit zou gebeuren (vgl Jesaja 10:5-34). God gebruikte de
hoogmoed van Sanherib om Zijn Wil te volbrengen. Net zoals de Joden
dachten een goede zaak te dienen door Jezus te kruisigen. God
gebruikte hun nijd om de vergeving van zonden tot stand te brengen
(Handelingen 2:22-23; 4:27-28). Wanneer mensen naar hun leven kijken
en wat ze hebben verwezenlijkt, dan gaan ze vaak langs hun schoenen
lopen denkende dat zij het door hun eigen kracht hebben gedaan.
Maar Ik ken uw zitten, uw uitgaan en ingaan en uw razen tegen Mij. “Omdat
gij tegen Mij geraasd hebt en uw overmoed tot mijn oren is
opgestegen zal Ik mijn haak in uw neus slaan en mijn bit in uw mond
leggen, en u doen terugkeren langs de weg die gij gekomen zijt”
2 Koningen 19:28. En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar
eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait
in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht
daarvan. Immers wat van het huis van Juda ontkomen is, wat over is,
dat zal opnieuw naar beneden wortel schieten en naar boven vrucht
dragen. Want van Jeruzalem zal een overblijfsel uitgaan, en van de
berg Sion wat ontkomen zal; de ijver van de Here der heerscharen zal
dit doen. Daarom, zo zegt de Here van de koning van Assur: hij zal
in deze stad niet komen; hij zal geen pijl daarin schieten, geen
schild daartegen opheffen en geen wal daartegen opwerpen. Langs de
weg die hij gekomen is, zal hij terugkeren, maar in deze stad zal
hij niet komen, luidt het woord des Heren. “En
Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en
ter wille van mijn knecht David” 2 Koningen 19:34.
Hizkia moest niets vrezen, God
kende het razen van Sanherib. God zou met hem afrekenen. Hij zou
geen voet meer zetten in Jeruzalem. God is haar verlosser! Al dat
dreigen had Sanherib niet kunnen helpen.
Sanheribs einde (2 Koningen
19:35-37)
In die nacht ging de Engel des Heren uit en sloeg in het leger van
Assur honderdvijfentachtigduizend man. Toen men vroeg in de morgen
opstond, zie, zij allen waren lijken. Dus brak Sanherib, de koning
van Assur, op en aanvaardde de terugtocht; en hij bleef te Nineve.
Eens, toen hij zich neerboog in de tempel van zijn god Nisrok,
doodden zijn zonen, Adrammelek en Sareser, hem met het zwaard; doch
zij ontkwamen naar het land Ararat. Zijn zoon Esarhaddon werd koning
in zijn plaats.
Een Engel van God sloeg het
leger van Assur en Sanherib trok zich beschaamd terug naar Nineve.
Daar werd hij gedood door zijn zonen in de tempel van zijn god. Zijn
zoon Esarhaddon werd koning in zijn plaats. “Velen brachten naar
Jeruzalem geschenken voor de Here en kostbaarheden voor Jechizkia,
de koning van Juda. Van toen af stond hij bij alle volken hoog in
aanzien” 2 Kronieken 32:23.