Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (31) / 2 Koningen 18:1-8; 2 Kronieken 29:3-36

Hosea word wordt koning van Israel. Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, echter niet zoals de vorige koningen. Salmanassar, de koning van Assur, nam Hosea gevangen en belegerde Samaria gedurende drie jaar. Uiteindelijk nam hij Samaria in en voerde Israel in ballingschap. Dit gebeurde omdat de maat vol was. God had hen telkens weer gewaarschuwd en opgeroepen om geen afgoderij te plegen zoals de volken rondom hen. Maar ze wilden niet luisteren. Ze verachtten het woord van de Here. De koning van Assur brengt mensen uit andere gebieden naar Samaria om daar te wonen. Zij aanbidden de God van Israel samen met hun eigen goden.

We gaan nu verder met het rijk van Juda, dat is overgebleven na de ballingschap van Israel. We hebben veel informatie over Hizkia in Koningen, Kronieken, en in Jesaja. Er wordt veel over hem gezegd, hij was een goede koning.

Hizkia wordt koning van Juda (2 Koningen 18:1-8)

In het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israel, werd Hizkia koning, de zoon van Achaz, de koning van Juda. Vijfentwintig jaar was hij oud, toen hij koning werd, en hij regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi; zij was een dochter van Zekarja. “
Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader David gedaan had” 2 Koningen 18:3.

In het derde
jaar van Hosea, koning van Israel, werd Hizkia, de zoon van de slechte Achaz, koning van Juda. Hij was vijfentwintig jaar oud en regeerde negenentwintig jaar. Hij deed wat recht is in de ogen van de Here op dezelfde wijze zoals zijn vader David heeft gedaan.

Hij verwijderde de offerhoogten, verbrijzelde de gewijde stenen en hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de koperen slang stuk, die Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de Israelieten daaraan plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan. Hij vertrouwde op de Here, de God van Israel; na hem was zijns gelijke niet onder al de koningen van Juda; noch ook onder hen die voor hem geweest waren; hij hing de Here aan, week niet van Hem af en onderhield de geboden die de Here aan Mozes geboden had. De Here was met hem; overal, waarheen hij uittrok, was hij voorspoedig. En hij kwam in opstand tegen de koning van Assur en diende hem niet meer. Hij versloeg de Filistijnen tot aan Gaza en verwoestte het gebied ervan, van de wachttoren af tot de versterkte stad toe.

Hizkia voerde grote hervormingen door in het land. Hij verwijderde de offerhoogte, verbrijzelde de gewijde stenen en wierp de gewijde palen om. Al deze dingen hadden het land gevuld doordat de Judeeërs hun God hadden verlaten. Maar er was nog iets. De Israelieten hadden de koperen slang die Mozes gemaakt had, tot een afgod gemaakt (Numeri 21:4-9). Men noemde haar Nechustan en ze aanbaden haar. Hizkia sloeg de koperen slang stuk omdat het verkeerd was om te doen. Mensen in onze tijd doen niet anders wanneer ze een voorwerp of een persoon tot afgod maken. Dit had God echter nooit bedoeld of gewild. Kijk maar naar Maria, een zeer vrome vrouw. God heeft echter nooit gewild dat zij wordt aanbeden. Zo zijn er ook gelovigen die denken dat ze hun godsdienstige plicht vervuld hebben door op zondag deel te nemen aan het avondmaal. Dat stelt hen dan veilig voor de rest van de week. Ook zijn er sommigen die denken dat ze in orde zijn omdat hun naam een de lijst van de plaatselijke gemeente staat. Maar dit is uiteraard niet Gods wil. Evenmin was het Gods wil dat ze de koperen slang zouden aanbidden.

Bedenk wat voor een grote verantwoordelijk Hizkia op zich nam, en in welke moeilijke omstandigheden hij zichzelf bracht door zulke onpopulaire beslissingen te nemen. Maar hij vertrouwde op de Here en na hem noch voor hem was er iemand hem gelijk. Hij hing de Here aan wat betekent dat Hij zich vastklampte aan God. Hij week niet van Hem af en onderhield al Zijn geboden. God was overal met hem en hij was voorspoedig in alles. Ook kwam hij in opstand tegen de koning van Assur. Hij versloeg de Filistijnen en verwoestte hun gebied.

Hizkia’s reiniging van de tempel (2 Kronieken 29:3-36)

Hij opende in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des Heren en herstelde ze” 2 Kronieken 29:3. Toen liet hij de priesters en de Levieten komen en vergaderde hen op het Oostplein  en zeide tot hen: Hoort naar mij, Levieten! Heiligt u thans, heiligt het huis van de Here, de God uwer vaderen, brengt het onreine uit het heiligdom naar buiten; want onze vaders zijn ontrouw geweest, zij hebben gedaan wat kwaad was in de ogen van de Here, onze God, en hebben Hem verlaten, hun aangezicht afgewend van de woning des Heren en haar de rug toegekeerd. Zelfs hebben zij de deuren van de voorhal gesloten, de lampen gedoofd en geen reukwerk ontstoken noch brandoffers gebracht in het heiligdom aan de God van Israel, zodat de toorn des Heren op Juda en Jeruzalem rustte en Hij hen maakte tot een voorwerp van schrik en ontzetting en tot een aanfluiting, zoals gij met eigen ogen kunt aanschouwen. Zie, hierom zijn onze vaders door het zwaard gevallen, en zijn onze zonen, onze dochters en onze vrouwen in gevangenschap. “Thans is het mijn voornemen een verbond te sluiten met de Here, de God van Israel, opdat zijn brandende toorn zich van ons afwende” 2 Kronieken 29:11. Mijn zonen, weest thans niet nalatig, want u heeft de Here verkoren om in zijn dienst te staan, om zijn dienaren te zijn en aan Hem te offeren.

Achaz, de vorige koning van Juda, had het gerei van Gods huis bijeen laten brengen en stukslaan. Ook had hij de deuren van de tempel gesloten om zich altaren te maken op elke hoek in Jeruzalem. Dooruit Juda had hij offerhoogten voor vreemde goden gemaakt (2 Kronieken 28:24-25). Hizkia opent in het eerste jaar van zijn koningschap de deuren van de tempel en herstelde ze. Hij roept de priesters en de Levieten op om zichzelf en de tempel te heiligen. Al het onreine moest naar buiten worden gebracht. Hizkia laat er geen twijfel over. Hun vaderen waren de oorzaak van dit grote kwaad. Hoe vaak zie je niet dat mensen de fouten van hun geliefden proberen te verdoezelen of goed te praten. Hizkia durfde het kwade kwaad noemen (vgl Jesaja 5:20). Wanneer mensen fout doen, dan moet dat gezegd worden. Men mag zeker niet rond te pot gaan draaien, hoe kunnen mensen anders tot inkeer komen? Goddeloos gedrag wekt Gods toorn op, berouw en bekering brengen Gods genade. Hoe mooi zijn de woorden van Hizkia dan niet wanneer hij zegt dat het zijn voornemen is om met de Here een verbond te sluiten om Hem te dienen. Ook wijst Hizkia de priesters van God op hun verantwoordelijkheid om niet nalatig te zijn. Het feit dat zij hun werk voor de Here gestaakt waren, getuigt van hun nalatigheid. De Levieten geven gehoor aan Hizkia’s woorden en beginnen met de heiliging (2 Kronieken 29:12-19). Vervolgens brengen zij offers aan de Here om verzoening te doen voor hun zonden (2 Kronieken 29:20-24). Ook stelde Hizkia de Levieten met de muziekinstrumenten op bij de tempel, zoals David had bevolen. En toen het offer gebracht werd zongen zij een lied begeleid met muziekinstrumenten en knielden zich neer (2 Kronieken 29:25-36).


Vorige