Gemeente van Christus Houthalen Oost
Hosea word wordt koning van Israel. Hij deed wat kwaad is in de ogen
van de Here, echter niet zoals de vorige koningen. Salmanassar, de
koning van Assur, nam Hosea gevangen en belegerde Samaria gedurende
drie jaar. Uiteindelijk nam hij Samaria in en voerde Israel in
ballingschap. Dit gebeurde omdat de maat vol was. God had hen
telkens weer gewaarschuwd en opgeroepen om geen afgoderij te plegen
zoals de volken rondom hen. Maar ze wilden niet luisteren. Ze
verachtten het woord van de Here. De koning van Assur brengt mensen
uit andere gebieden naar Samaria om daar te wonen. Zij aanbidden de
God van Israel samen met hun eigen goden.
We gaan nu verder met het rijk van Juda, dat is
overgebleven na de ballingschap van Israel. We hebben veel
informatie over Hizkia in Koningen, Kronieken, en in Jesaja. Er
wordt veel over hem gezegd, hij was een goede koning.
Hizkia wordt koning van Juda (2 Koningen 18:1-8)
In het derde jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israel,
werd Hizkia koning, de zoon van Achaz, de koning van Juda.
Vijfentwintig jaar was hij oud, toen hij koning werd, en hij
regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Abi;
zij was een dochter van Zekarja. “Hij
deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader
David gedaan had” 2 Koningen 18:3.
In het derde
jaar
van Hosea, koning van Israel,
werd Hizkia, de zoon van de slechte Achaz, koning van Juda. Hij was
vijfentwintig jaar oud en regeerde negenentwintig jaar. Hij deed wat
recht is in de ogen van de Here op dezelfde wijze zoals zijn vader
David heeft gedaan.
Hij verwijderde de offerhoogten, verbrijzelde de gewijde stenen en
hieuw de gewijde palen om; ook sloeg hij de koperen slang stuk, die
Mozes gemaakt had, omdat tot op die tijd de Israelieten daaraan
plachten te offeren. En men noemde haar Nechustan. Hij vertrouwde op
de Here, de God van Israel; na hem was zijns gelijke niet onder al
de koningen van Juda; noch ook onder hen die voor hem geweest waren;
hij hing de Here aan, week niet van Hem af en onderhield de geboden
die de Here aan Mozes geboden had. De Here was met hem; overal,
waarheen hij uittrok, was hij voorspoedig. En hij kwam in opstand
tegen de koning van Assur en diende hem niet meer. Hij versloeg de
Filistijnen tot aan Gaza en verwoestte het gebied ervan, van de
wachttoren af tot de versterkte stad toe.
Hizkia voerde grote
hervormingen door in het land. Hij verwijderde de offerhoogte,
verbrijzelde de gewijde stenen en wierp de gewijde palen om. Al deze
dingen hadden het land gevuld doordat de Judeeërs hun God hadden
verlaten. Maar er was nog iets. De Israelieten hadden de koperen
slang die Mozes gemaakt had, tot een afgod gemaakt (Numeri 21:4-9).
Men noemde haar Nechustan en ze aanbaden haar. Hizkia sloeg de
koperen slang stuk omdat het verkeerd was om te doen. Mensen in onze
tijd doen niet anders wanneer ze een voorwerp of een persoon tot
afgod maken. Dit had God echter nooit bedoeld of gewild. Kijk maar
naar Maria, een zeer vrome vrouw. God heeft echter nooit gewild dat
zij wordt aanbeden. Zo zijn er ook gelovigen die denken dat ze hun
godsdienstige plicht vervuld hebben door op zondag deel te nemen aan
het avondmaal. Dat stelt hen dan veilig voor de rest van de week.
Ook zijn er sommigen die denken dat ze in orde zijn omdat hun naam
een de lijst van de plaatselijke gemeente staat. Maar dit is
uiteraard niet Gods wil. Evenmin was het Gods wil dat ze de koperen
slang zouden aanbidden.
Bedenk wat voor een grote verantwoordelijk Hizkia op zich nam, en in
welke moeilijke omstandigheden hij zichzelf bracht door zulke
onpopulaire beslissingen te nemen. Maar hij vertrouwde op de Here en
na hem noch voor hem was er iemand hem gelijk. Hij hing de Here aan
wat betekent dat Hij zich vastklampte aan God. Hij week niet van Hem
af en onderhield al Zijn geboden. God was overal met hem en hij was
voorspoedig in alles. Ook kwam hij in opstand tegen de koning van
Assur. Hij versloeg de Filistijnen en verwoestte hun gebied.
Hizkia’s reiniging van de
tempel (2 Kronieken 29:3-36)
“Hij opende in het eerste jaar zijner
regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des Heren en
herstelde ze” 2 Kronieken 29:3. Toen liet hij de priesters en
de Levieten komen en vergaderde hen op het Oostplein
en zeide tot hen: Hoort naar
mij, Levieten! Heiligt u thans, heiligt het huis van de Here, de God
uwer vaderen, brengt het onreine uit het heiligdom naar buiten; want
onze vaders zijn ontrouw geweest, zij hebben gedaan wat kwaad was in
de ogen van de Here, onze God, en hebben Hem verlaten, hun
aangezicht afgewend van de woning des Heren en haar de rug
toegekeerd. Zelfs hebben zij de deuren van de voorhal gesloten, de
lampen gedoofd en geen reukwerk ontstoken noch brandoffers gebracht
in het heiligdom aan de God van Israel, zodat de toorn des Heren op
Juda en Jeruzalem rustte en Hij hen maakte tot een voorwerp van
schrik en ontzetting en tot een aanfluiting, zoals gij met eigen
ogen kunt aanschouwen. Zie, hierom zijn onze vaders door het zwaard
gevallen, en zijn onze zonen, onze dochters en onze vrouwen in
gevangenschap. “Thans is het mijn
voornemen een verbond te sluiten met de Here, de God van Israel,
opdat zijn brandende toorn zich van ons afwende” 2 Kronieken
29:11. Mijn zonen, weest thans niet nalatig, want u heeft de Here
verkoren om in zijn dienst te staan, om zijn dienaren te zijn en aan
Hem te offeren.
Achaz, de vorige koning van
Juda, had het gerei van Gods huis bijeen laten brengen en stukslaan.
Ook had hij de deuren van de tempel gesloten om zich altaren te
maken op elke hoek in Jeruzalem. Dooruit Juda had hij offerhoogten
voor vreemde goden gemaakt (2 Kronieken 28:24-25). Hizkia opent in
het eerste jaar van zijn koningschap de deuren van de tempel en
herstelde ze. Hij roept de priesters en de Levieten op om zichzelf
en de tempel te heiligen. Al het onreine moest naar buiten worden
gebracht. Hizkia laat er geen twijfel over. Hun vaderen waren de
oorzaak van dit grote kwaad. Hoe vaak zie je niet dat mensen de
fouten van hun geliefden proberen te verdoezelen of goed te praten.
Hizkia durfde het kwade kwaad noemen (vgl Jesaja 5:20). Wanneer
mensen fout doen, dan moet dat gezegd worden. Men mag zeker niet
rond te pot gaan draaien, hoe kunnen mensen anders tot inkeer komen?
Goddeloos gedrag wekt Gods toorn op, berouw en bekering brengen Gods
genade. Hoe mooi zijn de woorden van Hizkia dan niet wanneer hij
zegt dat het zijn voornemen is om met de Here een verbond te sluiten
om Hem te dienen. Ook wijst Hizkia de priesters van God op hun
verantwoordelijkheid om niet nalatig te zijn. Het feit dat zij hun
werk voor de Here gestaakt waren, getuigt van hun nalatigheid. De
Levieten geven gehoor aan Hizkia’s woorden en beginnen met de
heiliging (2 Kronieken 29:12-19). Vervolgens brengen zij offers aan
de Here om verzoening te doen voor hun zonden (2 Kronieken
29:20-24). Ook stelde Hizkia de Levieten met de muziekinstrumenten
op bij de tempel, zoals David had bevolen. En toen het offer
gebracht werd zongen zij een lied begeleid met muziekinstrumenten en
knielden zich neer (2 Kronieken 29:25-36).