Gemeente van Christus Houthalen Oost
Amasja wordt koning van Juda. Hij deed wat recht is in de ogen van
de Here, maar niet met een volkomen toegewijd hart. Hij voert oorlog
tegen de Edomieten en begint hun goden te aanbidden hoewel deze
goden de Edomieten niet hadden kunnen helpen. Dan voert Amasja
oorlog tegen Joas van Israel, maar God gaf Juda prijs aan Israel
omdat zij de goden van Edom hadden gezocht. Amasja werd door een
samenzwering gedood.
Jerobeam II wordt koning van Israel (2
Koningen 14:23-29)
In het vijftiende jaar van Amasja, de zoon van Joas, de koning van
Juda, werd Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israel, koning
te Samaria; hij regeerde eenenveertig jaar. “Hij
deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van al de
zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israel had doen bedrijven”
2 Koningen 14:24.
Na Jehu was zijn zoon Joachaz
koning van Israel geworden. Na Joachaz werd zijn zoon Joas koning
van Israel. God had gezegd dat Jehu’s zonen tot het vierde geslacht
op de troon zouden zitten (2 Koningen 10:30). Nu wordt Jerobeam, de
zoon van Joas koning van Israel. Na Jerobeam zou er dus nog één zoon
van de dynastie van Jehu op de troon zitten. Jerobeam II regeerde
eenenveertig jaar, maar ook hij ging verder met de zonden van
Jerobeam I. Hoewel hij slecht was, regeerde hij toch voor een lange
tijd over Israel.
Hij heroverde het gebied van Israel, van de weg naar Hamat tot
de zee der Vlakte, volgens het woord dat de Here, de God van Israel,
gesproken had door zijn knecht, de profeet Jona, de zoon van Amittai,
uit Gat-hachefer. Want de Here had gezien, dat de ellende van Israel
zeer bitter was, dat het met hoog als met laag gedaan was en dat er
geen helper was voor Israel. Maar de Here had niet gezegd, dat Hij
de naam van Israel van onder de hemel zou uitwissen; dus verloste
Hij hen door Jerobeam, de zoon van Joas. Het overige van de
geschiedenis van Jerobeam en al wat hij gedaan heeft en zijn dappere
daden, hoe hij gestreden heeft en hoe hij Damascus en Hamat, die
eens behoord hadden aan Juda, aan Israel teruggebracht heeft, is dat
niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van
Israel? Jerobeam ging bij zijn vaderen, de koningen van Israel, te
ruste en zijn zoon Zekarja werd koning in zijn plaats.
Jerobeam II was succesvol in
het heroveren van grondgebied dat ze waren kwijtgeraakt. Jona, de
profeet die door God naar Nineve in Assyrië was gestuurd (Jona 1:1),
had geprofeteerd dat Israel het gebied terug zou veroveren. God had
de bittere ellende van Israel gezien en gebruikt Jerobeam II om hen
te verlossen van hun ellende.
Hoewel deze dagen voor Israel welvarend waren, is het slechts
uitstel van executie. Het zou binnen een dertig-tal jaar na de dood
van Jerobeam II in ballingschap naar Assyrië worden gevoerd. Het is
tijdens zijn koningschap dat de profeten Hosea en Amos profeteerden
(Hosea 1:1; Amos 1:1). Deze brieven leren ons dan ook dat ze zich
geen zorgen maakten en dat ze dachten dat ze goed bezig waren omdat
alles voorspoedig was. God dacht daar anders over (vgl Amos 6:1;
Hosea 4). Na Jerobeam II werd zijn zoon Zekarja koning in zijn
plaats.
Uzzia wordt koning over Juda (2
Kronieken 26:1-5)
Het gehele volk van Juda nam Uzzia, die zestien jaar oud was, en zij
maakten hem koning in de plaats van zijn vader Amasja. Hij
versterkte Elot en bracht het aan Juda terug, nadat de koning bij
zijn vaderen te ruste was gegaan. Uzzia dan was zestien jaar oud,
toen hij koning werd, en hij regeerde tweeenvijftig jaar te
Jeruzalem. Zijn moeder heette Jekolja; zij was uit Jeruzalem. “Hij
deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader
Amasja gedaan had. Hij
zocht God, zolang Zekarja leefde, die hem onderrichtte in de vreze
Gods; zolang hij de Here zocht, maakte God hem voorspoedig” 2
Kronieken 26:4-5.
“In het zevenentwintigste jaar
van Jerobeam, de koning van Israel, werd Azarja koning, de zoon van
Amasja, de koning van Juda” 2 Koningen 15:1. Uzzia, ook Azarja
genaamd, werd na de dood van zijn vader Amasja op zestienjarige
leeftijd koning van Juda. Hij was vooral gekend voor het heroveren
en versterken van Elot. Uzzia was een goede koning en God zegende
hem. Hij deed wat goed
was in de ogen van God zolang Zekarja leefde. Zekarja was iemand die
hem leerde hoe hij God moest vrezen. Zolang Uzzia de Here zocht,
maakte God hem voorspoedig. Zekarja was een man die ‘de gezichten
van God’ (zie SVV) begreep, maar verder weten we niet veel van hem.
Uzzia’s verwezenlijkingen (2
Kronieken 26:6-15)
Hij trok uit en streed tegen de Filistijnen, slechtte de muren van
Gat, Jabne en Asdod en bouwde versterkingen bij Asdod en in het
gebied der Filistijnen. God hielp hem tegen de Filistijnen, tegen de
Arabieren die in Gur-baal woonden, en tegen de Meunieten. De
Ammonieten brachten Uzzia schatting. En tot in Egypte verbreidde
zich zijn roem, want hij klom tot een toppunt van macht. Uzzia
bouwde in Jeruzalem torens aan de Hoekpoort, aan de Dalpoort en aan
de Punt, en hij versterkte die. Ook bouwde hij torens in de woestijn
en hieuw veel putten uit, omdat hij veel vee bezat, zowel in de
Laagte als op de Hoogvlakte; verder had hij landbouwers en
wijngaardeniers op de bergen en in het vruchtbare land, want hij
hield van de landbouw. Voorts had Uzzia een leger, ten oorlog
geoefend, dat te velde trok, ingedeeld in troepen volgens de telling
door de schrijver Jeiel en de beambte Maaseja, onder leiding van
Chananja, een van de oversten des konings. Het gehele getal van de
familiehoofden der krijgsknechten bedroeg tweeduizend zeshonderd.
Onder hun leiding stond een leger van driehonderdzevenduizend
vijfhonderd tot de krijg geoefende strijdbare mannen om de koning
tegen de vijand te helpen. Uzzia verschafte aan het gehele leger
schilden, speren, helmen, pantsers, bogen en slingerstenen. Ook
vervaardigde hij te Jeruzalem kunstig bedachte oorlogswerktuigen om
op de torens en de hoeken geplaatst te worden tot het afschieten van
pijlen en grote stenen. “Wijd en zijd
verbreidde zich zijn roem, want hij werd wonderbaar geholpen, totdat
hij machtig geworden was” 2 Kronieken 26:15b.
Uzzia was zeer succesvol in
het heroveren van grondgebied en in het versterken van de steden van
Juda. Hij voerde succesvolle oorlogen tegen de Filistijnen en de
Ammonieten. Hij was zo succesvol dat zijn roem zich wijd en zijd
verbreidde. God hielp hem wonderbaarlijk totdat hij machtig was
geworden.
Uzzia’s hoogmoed en val (2 Kronieken
26:16-23)
“Maar toen hij machtig geworden was,
werd zijn hart zo hoogmoedig, dat hij zeer snood handelde en ontrouw
werd jegens de Here, zijn God, door de tempel des Heren binnen te
gaan om op het reukofferaltaar reukwerk te ontsteken” 2
Kronieken 26:16. Maar de priester Azarja ging hem achterna en met
hem tachtig priesters des Heren, flinke mannen, en zij stelden zich
tegenover koning Uzzia en zeiden tot hem: U komt het niet toe, Uzzia,
reukwerk te ontsteken voor de Here, maar de priesters, de zonen van
Aaron, die geheiligd zijn om reukwerk te ontsteken. Ga uit het
heiligdom, want gij zijt ontrouw en het zal u niet tot eer gerekend
worden door de Here God.
Toen Uzzia machtig was
geworden, werd zijn hart hoogmoedig door zijn succes. Hoogmoedige
harten luisteren niet naar God en zijn niet bezorgd om wat de Here
te zeggen heeft. Ze denken dat ze alles weten en dat ze hun eigen
regels kunnen maken. Ze denken dat ze alles mogen doen wat ze
willen. Zo ging de hoogmoedige Uzzia de tempel van God binnen om een
reukoffer te ontsteken. De priester Azarja ging hem met tachtig
priesters achterna. Ze stelden zich tegenover de koning op en zeiden
hem dat het hem niet toekwam om dat te doen. Het was een gebod van
God dat enkel de zonen van Aaron het reukwerk mochten ontsteken (Numeri
16:39-40). Daarom vermaanden de priesters de koning om uit het
heiligdom te gaan en waarschuwden hem voor de gevolgen van zulk een
goddeloos gedrag. Dat is niet altijd het meest aangename en dankbare
om te doen, maar wel noodzakelijk!
“Toen werd Uzzia toornig; het wierookvat
om reukwerk te ontsteken was in zijn hand. En terwijl hij tegen de
priesters toornde, brak de melaatsheid uit aan zijn voorhoofd ten
aanschouwen van de priesters, in het huis des Heren bij het
reukofferaltaar” 2 Kronieken 26:19. De hogepriester Azarja en
al de priesters keerden zich naar hem toe en zie, hij was melaats
aan het voorhoofd; toen dreven zij hem haastig vandaar weg, en ook
hij zelf haastte zich naar buiten te gaan, want de Here had hem
geslagen. Koning Uzzia nu was melaats tot de dag van zijn dood. En
als melaatse woonde hij in een afgezonderd huis, want hij was
uitgesloten van het huis des Heren. Zijn zoon Jotam beheerde het
paleis des konings en bestuurde het volk des lands. Het overige van
de geschiedenissen van Uzzia, uit vroeger en later tijd, heeft de
profeet Jesaja, de zoon van Amoz, beschreven. Uzzia ging bij zijn
vaderen te ruste, en men begroef hem bij zijn vaderen, in het veld
naast de begraafplaats der koningen, want men zeide: Hij was
melaats. Zijn zoon Jotam werd koning in zijn plaats.
Hoe regeerde Uzzia? Hij werd
toornig op de priesters. Hoe reageren wij naar vermaning? Uzzia werd
toornig en ging verder met zijn goddeloosheid. Hij wilde niet
luisteren! Maar God greep in en sloeg hem. Melaatsheid brak uit op
zijn voorhoofd tot de dag van zijn dood. Hij leefde sindsdien in
afzondering en uitgesloten uit het huis des Heren. Gedurende die
tijd regeerde zijn zoon Jotam over het land en toen Uzzia stierf
werd hij koning.
We hebben vaak meer te vrezen voor voorspoed en welvaart dan voor
tegenslag. Het is belangrijk om nederig te blijven wanneer het ons
goed gaat. Uzzia had God moeten blijven zoeken in al zijn voorspoed,
maar zijn hoogmoed deed hem denken dat hij het succes aan zichzelf
had te denken. Het is in de dagen van Uzzia dat Jesaja is beginnen
te profeteren (Jesaja 1:1; 6:1).