Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (27) / 2 Koningen 14:23-29; 2 Kronieken 26:1-23

Amasja wordt koning van Juda. Hij deed wat recht is in de ogen van de Here, maar niet met een volkomen toegewijd hart. Hij voert oorlog tegen de Edomieten en begint hun goden te aanbidden hoewel deze goden de Edomieten niet hadden kunnen helpen. Dan voert Amasja oorlog tegen Joas van Israel, maar God gaf Juda prijs aan Israel omdat zij de goden van Edom hadden gezocht. Amasja werd door een samenzwering gedood.

Jerobeam II wordt koning van Israel (2 Koningen 14:23-29)

In het vijftiende jaar van Amasja, de zoon van Joas, de koning van Juda, werd Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israel, koning te Samaria; hij regeerde eenenveertig jaar. “Hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren, hij week niet af van al de zonden die Jerobeam, de zoon van Nebat, Israel had doen bedrijven” 2 Koningen 14:24.

Na Jehu was zijn zoon Joachaz koning van Israel geworden. Na Joachaz werd zijn zoon Joas koning van Israel. God had gezegd dat Jehu’s zonen tot het vierde geslacht op de troon zouden zitten (2 Koningen 10:30). Nu wordt Jerobeam, de zoon van Joas koning van Israel. Na Jerobeam zou er dus nog één zoon van de dynastie van Jehu op de troon zitten. Jerobeam II regeerde eenenveertig jaar, maar ook hij ging verder met de zonden van Jerobeam I. Hoewel hij slecht was, regeerde hij toch voor een lange tijd over Israel.

Hij heroverde het gebied van Israel, van de weg naar Hamat tot de zee der Vlakte, volgens het woord dat de Here, de God van Israel, gesproken had door zijn knecht, de profeet Jona, de zoon van Amittai, uit Gat-hachefer. Want de Here had gezien, dat de ellende van Israel zeer bitter was, dat het met hoog als met laag gedaan was en dat er geen helper was voor Israel. Maar de Here had niet gezegd, dat Hij de naam van Israel van onder de hemel zou uitwissen; dus verloste Hij hen door Jerobeam, de zoon van Joas. Het overige van de geschiedenis van Jerobeam en al wat hij gedaan heeft en zijn dappere daden, hoe hij gestreden heeft en hoe hij Damascus en Hamat, die eens behoord hadden aan Juda, aan Israel teruggebracht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israel? Jerobeam ging bij zijn vaderen, de koningen van Israel, te ruste en zijn zoon Zekarja werd koning in zijn plaats.

Jerobeam II was succesvol in het heroveren van grondgebied dat ze waren kwijtgeraakt. Jona, de profeet die door God naar Nineve in Assyrië was gestuurd (Jona 1:1), had geprofeteerd dat Israel het gebied terug zou veroveren. God had de bittere ellende van Israel gezien en gebruikt Jerobeam II om hen te verlossen van hun ellende.

Hoewel deze dagen voor Israel welvarend waren, is het slechts uitstel van executie. Het zou binnen een dertig-tal jaar na de dood van Jerobeam II in ballingschap naar Assyrië worden gevoerd. Het is tijdens zijn koningschap dat de profeten Hosea en Amos profeteerden (Hosea 1:1; Amos 1:1). Deze brieven leren ons dan ook dat ze zich geen zorgen maakten en dat ze dachten dat ze goed bezig waren omdat alles voorspoedig was. God dacht daar anders over (vgl Amos 6:1; Hosea 4). Na Jerobeam II werd zijn zoon Zekarja koning in zijn plaats.

Uzzia wordt koning over Juda (2 Kronieken 26:1-5)

Het gehele volk van Juda nam Uzzia, die zestien jaar oud was, en zij maakten hem koning in de plaats van zijn vader Amasja. Hij versterkte Elot en bracht het aan Juda terug, nadat de koning bij zijn vaderen te ruste was gegaan. Uzzia dan was zestien jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde tweeenvijftig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Jekolja; zij was uit Jeruzalem. “Hij deed wat recht is in de ogen des Heren, geheel zoals zijn vader Amasja gedaan had.  Hij zocht God, zolang Zekarja leefde, die hem onderrichtte in de vreze Gods; zolang hij de Here zocht, maakte God hem voorspoedig” 2 Kronieken 26:4-5.

“In het zevenentwintigste jaar van Jerobeam, de koning van Israel, werd Azarja koning, de zoon van Amasja, de koning van Juda” 2 Koningen 15:1. Uzzia, ook Azarja genaamd, werd na de dood van zijn vader Amasja op zestienjarige leeftijd koning van Juda. Hij was vooral gekend voor het heroveren en versterken van Elot. Uzzia was een goede koning en God zegende hem.  Hij deed wat goed was in de ogen van God zolang Zekarja leefde. Zekarja was iemand die hem leerde hoe hij God moest vrezen. Zolang Uzzia de Here zocht, maakte God hem voorspoedig. Zekarja was een man die ‘de gezichten van God’ (zie SVV) begreep, maar verder weten we niet veel van hem.

Uzzia’s verwezenlijkingen (2 Kronieken 26:6-15)

Hij trok uit en streed tegen de Filistijnen, slechtte de muren van Gat, Jabne en Asdod en bouwde versterkingen bij Asdod en in het gebied der Filistijnen. God hielp hem tegen de Filistijnen, tegen de Arabieren die in Gur-baal woonden, en tegen de Meunieten. De Ammonieten brachten Uzzia schatting. En tot in Egypte verbreidde zich zijn roem, want hij klom tot een toppunt van macht. Uzzia bouwde in Jeruzalem torens aan de Hoekpoort, aan de Dalpoort en aan de Punt, en hij versterkte die. Ook bouwde hij torens in de woestijn en hieuw veel putten uit, omdat hij veel vee bezat, zowel in de Laagte als op de Hoogvlakte; verder had hij landbouwers en wijngaardeniers op de bergen en in het vruchtbare land, want hij hield van de landbouw. Voorts had Uzzia een leger, ten oorlog geoefend, dat te velde trok, ingedeeld in troepen volgens de telling door de schrijver Jeiel en de beambte Maaseja, onder leiding van Chananja, een van de oversten des konings. Het gehele getal van de familiehoofden der krijgsknechten bedroeg tweeduizend zeshonderd. Onder hun leiding stond een leger van driehonderdzevenduizend vijfhonderd tot de krijg geoefende strijdbare mannen om de koning tegen de vijand te helpen. Uzzia verschafte aan het gehele leger schilden, speren, helmen, pantsers, bogen en slingerstenen. Ook vervaardigde hij te Jeruzalem kunstig bedachte oorlogswerktuigen om op de torens en de hoeken geplaatst te worden tot het afschieten van pijlen en grote stenen. “Wijd en zijd verbreidde zich zijn roem, want hij werd wonderbaar geholpen, totdat hij machtig geworden was” 2 Kronieken 26:15b.

Uzzia was zeer succesvol in het heroveren van grondgebied en in het versterken van de steden van Juda. Hij voerde succesvolle oorlogen tegen de Filistijnen en de Ammonieten. Hij was zo succesvol dat zijn roem zich wijd en zijd verbreidde. God hielp hem wonderbaarlijk totdat hij machtig was geworden.

Uzzia’s hoogmoed en val (2 Kronieken 26:16-23)

Maar toen hij machtig geworden was, werd zijn hart zo hoogmoedig, dat hij zeer snood handelde en ontrouw werd jegens de Here, zijn God, door de tempel des Heren binnen te gaan om op het reukofferaltaar reukwerk te ontsteken” 2 Kronieken 26:16. Maar de priester Azarja ging hem achterna en met hem tachtig priesters des Heren, flinke mannen, en zij stelden zich tegenover koning Uzzia en zeiden tot hem: U komt het niet toe, Uzzia, reukwerk te ontsteken voor de Here, maar de priesters, de zonen van Aaron, die geheiligd zijn om reukwerk te ontsteken. Ga uit het heiligdom, want gij zijt ontrouw en het zal u niet tot eer gerekend worden door de Here God.

Toen Uzzia machtig was geworden, werd zijn hart hoogmoedig door zijn succes. Hoogmoedige harten luisteren niet naar God en zijn niet bezorgd om wat de Here te zeggen heeft. Ze denken dat ze alles weten en dat ze hun eigen regels kunnen maken. Ze denken dat ze alles mogen doen wat ze willen. Zo ging de hoogmoedige Uzzia de tempel van God binnen om een reukoffer te ontsteken. De priester Azarja ging hem met tachtig priesters achterna. Ze stelden zich tegenover de koning op en zeiden hem dat het hem niet toekwam om dat te doen. Het was een gebod van God dat enkel de zonen van Aaron het reukwerk mochten ontsteken (Numeri 16:39-40). Daarom vermaanden de priesters de koning om uit het heiligdom te gaan en waarschuwden hem voor de gevolgen van zulk een goddeloos gedrag. Dat is niet altijd het meest aangename en dankbare om te doen, maar wel noodzakelijk!

Toen werd Uzzia toornig; het wierookvat om reukwerk te ontsteken was in zijn hand. En terwijl hij tegen de priesters toornde, brak de melaatsheid uit aan zijn voorhoofd ten aanschouwen van de priesters, in het huis des Heren bij het reukofferaltaar” 2 Kronieken 26:19. De hogepriester Azarja en al de priesters keerden zich naar hem toe en zie, hij was melaats aan het voorhoofd; toen dreven zij hem haastig vandaar weg, en ook hij zelf haastte zich naar buiten te gaan, want de Here had hem geslagen. Koning Uzzia nu was melaats tot de dag van zijn dood. En als melaatse woonde hij in een afgezonderd huis, want hij was uitgesloten van het huis des Heren. Zijn zoon Jotam beheerde het paleis des konings en bestuurde het volk des lands. Het overige van de geschiedenissen van Uzzia, uit vroeger en later tijd, heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, beschreven. Uzzia ging bij zijn vaderen te ruste, en men begroef hem bij zijn vaderen, in het veld naast de begraafplaats der koningen, want men zeide: Hij was melaats. Zijn zoon Jotam werd koning in zijn plaats.

Hoe regeerde Uzzia? Hij werd toornig op de priesters. Hoe reageren wij naar vermaning? Uzzia werd toornig en ging verder met zijn goddeloosheid. Hij wilde niet luisteren! Maar God greep in en sloeg hem. Melaatsheid brak uit op zijn voorhoofd tot de dag van zijn dood. Hij leefde sindsdien in afzondering en uitgesloten uit het huis des Heren. Gedurende die tijd regeerde zijn zoon Jotam over het land en toen Uzzia stierf werd hij koning.

We hebben vaak meer te vrezen voor voorspoed en welvaart dan voor tegenslag. Het is belangrijk om nederig te blijven wanneer het ons goed gaat. Uzzia had God moeten blijven zoeken in al zijn voorspoed, maar zijn hoogmoed deed hem denken dat hij het succes aan zichzelf had te denken. Het is in de dagen van Uzzia dat Jesaja is beginnen te profeteren (Jesaja 1:1; 6:1).


Vorige