Gemeente van Christus Houthalen Oost
Joachaz, zoon van Jehu, wordt koning van Israel. Ook hij deed net
als zijn vader wat kwaad is in de ogen van de Here. Hij week niet af
van de zonden van Jerobeam. God gaf Israel daarom over in de macht
van Hazael. Maar Joachaz zocht in zijn verdrukking de Here en God
gaf Israel een verlosser. Toch bekeerde Israel zich niet van de
goddeloosheid. Joachaz’ zoon Joas wordt koning in zijn plaats. Ook
hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here. Elisa lag op sterven
door een ziekte. Hij profeteert dat Joas Aram zou verslaan door Gods
kracht, maar omdat Joas maar 3 keer op de grond sloeg, zou God hem
maar 3 overwinningen op Aram geven.
Amasja wordt koning van Juda
(2 Kronieken 25:1-4)
Toen Amasja vijfentwintig jaar oud was, werd hij koning en hij
regeerde negenentwintig jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette
Jehoaddan; zij was uit Jeruzalem. “Hij
deed wat recht is in de ogen des Heren, maar niet met een volkomen
toegewijd hart” 2 Kronieken 25:2. Zodra hij het koningschap
vast in handen had, bracht hij de dienaren om, die zijn vader, de
koning, hadden gedood. Maar hun kinderen bracht hij niet ter dood,
overeenkomstig hetgeen geschreven staat in de wet, in het boek van
Mozes, waar de Here geboden heeft: De vaders zullen niet sterven om
de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders, maar
ieder zal om zijn eigen zonde sterven.
“In het tweede jaar van Joas,
de zoon van Joachaz, de koning van Israel, werd Amasja koning, de
zoon van Joas, de koning van Juda”2 Koningen 14:1. Zijn vader Joas
van Juda was gedood door zijn dienaren omdat hij Zekarja had laten
doden. Nu werd Joas op vijfentwintigjarige leeftijd koning. Hij was
iemand die deed wat recht is in de ogen van de Here, maar zijn hart
was God niet volledig toegewijd. “En hij deed wat recht is in de
ogen des Heren, echter niet zoals zijn vader David; hij deed geheel
zoals zijn vader Joas gedaan had: de
hoogten alleen verdwenen niet, nog steeds slachtte en offerde het
volk op de hoogten” 2 Koningen 14:3. Toen hij het koningschap in
zijn greep had, doodde hij de dienaren die zijn vader hadden gedood.
Maar hun kinderen doodde hij niet omdat God dat had verboden
(Deuteronomium 24:16; vgl Ezechiël 18:4,20).
Amasja voert oorlog tegen de
Edomieten en aanbid hun goden (2 Kronieken 25:5-16)
Daarna riep Amasja Juda bijeen en stelde het op naar de families,
naar de oversten der duizenden en naar de oversten der honderden van
geheel Juda en Benjamin; hij telde hen, van twintig jaar oud en
daarboven, en bevond, dat er driehonderdduizend krijgers waren, die
in het leger konden uitrukken, die speer en schild hanteerden. Ook
huurde hij uit Israel honderdduizend krijgsknechten voor honderd
talenten zilver. “Maar een man Gods kwam
tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israel niet met u
gaan, want de Here is niet met Israel, met al die Efraimieten”
2 Kronieken 25:7. Doch gij, ga, doe maar, wees sterk tot de strijd:
God zal u doen struikelen voor de vijand, want God heeft de macht te
helpen en de macht te doen struikelen.
Amasja wilde Edom terug veroveren. Edom
was Juda afvallig geworden onder het koningschap van Joram, zoon van
Josafat (2 Koningen 8:20). Amasja telde onder de Judeeërs een leger
van driehonderdduizend krijgers. Ook huurde hij honderdduizend
krijgers van Israel voor honderd talenten. Maar een profeet van God
waarschuwde Amasja om geen krijgers van Israel mee te nemen omdat
God niet met Israel was. Zelfs al zou hij heldhaftig strijden, het
zou tevergeefs zijn omdat God hem zou doen struikelen. Soms denken
we dat we al teveel hebben geïnvesteerd in het verkeerde, dat het
slecht zou zijn om dat op te geven. Maar wanneer we zo denken
vergeten we dat God meer kan geven dan het slechte dat we moeten
opgeven .
“Toen zeide Amasja tot de man Gods: Wat dan
te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van
Israel gegeven heb? Doch de man Gods zeide: De Here kan u meer geven
dan dit” 2 Kronieken 25:9. Daarop zonderde Amasja de troepen
af, die uit Efraim tot hem gekomen waren, opdat zij naar hun
woonplaats zouden gaan. Toen ontbrandde hun toorn zeer tegen Juda en
zij keerden naar hun plaats terug, ziedend van toorn. Amasja
betoonde zich een krachtig man, hij voerde zijn volk naar het
Zoutdal en versloeg van de Seirieten tienduizend man. Ook voerden de
Judeeers tienduizend man gevangenen levend weg en brachten hen op de
top van een rots en wierpen hen van de top der rots, zodat zij allen
verpletterd werden. De troepen echter, die Amasja had doen
terugkeren, zodat zij niet met hem ten strijde trokken, deden van
Samaria uit een overval op de steden van Juda, tot Bet-choron toe;
zij sloegen er drieduizend man dood en roofden een grote buit.
Toen Amasja begreep
dat hij
niet succesvol zou zijn om tegen Edom te strijden met de Israelieten,
was hij bezorgd om het geld dat hij hun al had betaald. Maar de
profeet zegt terecht dat God hem meer kan geven dan het geld dat hij
hun al heeft betaald. Hij had maar eerst God moeten raadplegen!
Josafat had ook moeten leren dat een mens niet ongestraft de
goddeloze kan helpen en ongestraft bevriend kan zijn met hen die de
Here haten (vgl 2 Kronieken 19:2). Zij die tegen de Here strijden
zullen niet voorspoedig zijn was wat Jerobeam heeft moeten leren (vgl
2 Kronieken 13:12).
Amasja besluit om naar God te luisteren en stuurt de troepen uit
Efraim terug naar huis. Maar de troepen waren niet blij, ze waren
woedend omdat ze nu geen deel kregen in de buit. Amasja leidt
vervolgens zijn leger naar het Zoutdal en versloeg tienduizend
Seirieten. Ook voerden zij tienduizend gevangenen weg en wierpen hen
van een rots. De troepen uit Efraïm planden wraak en overvielen
steden in Juda. Ze doodden
drieduizend man en roofden een grote buit.
Nadat Amasja van het verslaan der Edomieten teruggekeerd was, stelde
hij de goden der Seirieten, die hij meegebracht had, voor zich als
goden op, boog zich voor hen neer en ontstak voor hen offers. “Toen
ontbrandde de toorn des Heren tegen Amasja en Hij zond een profeet
tot hem, die tot hem zeide: Waarom hebt gij van dat volk de goden
gezocht, die immers hun eigen volk niet uit uw macht gered hebben?”
2 Kronieken 25:15. Maar
terwijl deze tot hem sprak, zeide hij tot hem: Heeft men u tot
raadsman van de koning aangesteld? Houd op, waarom zou men u doden?
Toen hield de profeet op en zeide: Ik bemerk, dat God besloten heeft
u in het verderf te storten; omdat gij dit doet en niet naar mijn
raad luistert.
Toen Amasja terugkeerde van
Edom begon hij de goden van de Edomieten te aanbidden, hij boog zich
voor hen neer en ontstak offers. God werd toornig op Amasja en vroeg
hem waarom hij de goden van Edom zocht. Deze afgoden hadden Edom
immers niet kunnen redden. God probeerde Amasja tot inkeer te
brengen. Amasja wilde echter niet horen wat de profeet te zeggen
had. De profeet laat Amasja over aan zijn lot omdat hij niet naar
zijn raad wilde luisteren. Amasja wilde niet gecorrigeerd worden.
Amasja voert oorlog tegen
Joas van Israel (2 Kronieken 25:17-24)
Daarna pleegde Amasja, de koning van Juda, overleg en zond Joas, de
zoon van Joachaz, de zoon van Jehu, de koning van Israel, de
boodschap: Kom, laten wij ons met elkander meten! Maar Joas, de
koning van Israel, zond aan Amasja, de koning van Juda, dit
antwoord: De distel op de Libanon zond tot de ceder op de Libanon de
uitnodiging: geef toch uw dochter aan mijn zoon tot vrouw. Maar de
dieren des velds op de Libanon kwamen voorbij en vertrapten de
distel. Gij denkt: zie, ik heb Edom verslagen; daardoor heeft uw
hart u overmoedig gemaakt en zoekt gij eer. Blijf thans in uw huis.
Waarom zoudt gij het ongeluk tarten en ten val komen en Juda met u?
“Maar Amasja luisterde niet, want God
had dit beschikt, om hen prijs te geven, omdat zij de goden van Edom
gezocht hadden” 2 Kronieken 25:20.
Toen trok Joas, de koning van
Israel, op en zij maten zich met elkander, hij en Amasja, de koning
van Juda, te Bet-semes, in Juda. En Juda werd door Israel verslagen;
zij vluchtten allen naar hun tenten.
Amasja besluit met een
hoogmoedig hart en gesterkt door zijn afgoden, om zich te meten met
Joas van Israel. Joas antwoord hem terug met een gelijkenis over
distel en de ceder. De distel is een stekelachtige boom terwijl de
ceder een mooie grote boom is. Waarom zou de distel het in zijn
hoofd halen om aan de ceder te vragen om zijn dochter aan de zoon
van de distel tot vrouw te geven. Maw ‘waar haalt ge het in uw hoofd
om uzelf met mij te willen meten. De overwinning op Edom is u naar
het hoofd gestegen’ zegt Joas. Amasja wilde echter niet luisteren.
God zou hem straffen omdat hij de goden van Edom was nagelopen. Juda
werd verslagen door Israel!
Joas nu, de koning van Israel, nam Amasja, de koning van Juda, de
zoon van Joas, de zoon van Joachaz, te Bet-semes gevangen. En hij
bracht hem naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af, van de
Efraimpoort tot de Hoekpoort, vierhonderd el. Daarop nam hij al het
goud en zilver en al het gerei, dat zich in het huis Gods bij
Obed-edom bevond, ook de schatten van het koninklijk paleis,
benevens gijzelaars, en keerde terug naar Samaria. Amasja, de zoon
van Joas, de koning van Juda, leefde na de dood van Joas, de zoon
van Joachaz, de koning van Israel, nog vijftien jaar. Het overige
van de geschiedenis van Amasja, uit vroeger en later tijd, zie, het
is immers beschreven in het boek der koningen van Juda en van
Israel. Van de tijd af, dat Amasja afweek van de Here, smeedde men
te Jeruzalem een samenzwering tegen hem. En hij vluchtte naar Lakis.
Maar men liet hem achternazetten naar Lakis en daar doden. Men legde
hem op paarden en begroef hem bij zijn vaderen in de stad Davids.
Joas nam Amasja gevangen. Hij
bracht hem naar Jeruzalem en brak de muur van Jeruzalem af. Ook nam
hij al het goud en zilver en al het gerief uit het huis Gods. Ook
plunderde hij het koninklijk paleis en keerde met gijzelaars terug
naar Samaria. Amasja bleef achter in een gehavend koninkrijk. Maar
Joas van Israel stierf en Amasja bleef nog vijftien jaar koning van
Juda. Vanaf de tijd dat hij van de Here was afgeweken, smeedde men
voortdurend samenzweringen tegen hem. Hij vluchtte naar Lakis waar
hij werd gedood.