Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (20) / 2 Koningen 8:16-24; 2 Kronieken 21:12-20

God zorgde ervoor dat de koning de Sunammitische welgezind was zodat zij haar land terugkreeg. Verder zagen we ook hoe Elisa profeteerde dat Hazael zijn koning zou doden en in zijn plaats koning van het vijandige Aram zou worden. God zou de goddeloosheid van Hazael gaan gebruiken om de goddeloosheid van Israel te straffen.

Joram wordt koning van Juda (2 Koningen 8:16-24)

In het vijfde jaar van Joram, de zoon van Achab, de koning van Israel (Josafat was toen koning van Juda) werd Joram, de zoon van Josafat, koning van Juda” 2 Koningen 8:16. Hij was tweeendertig jaar oud, toen hij koning werd; hij regeerde acht jaar te Jeruzalem. Hij wandelde in de weg van de koningen van Israel, zoals het huis van Achab deed, want hij had een dochter van Achab tot vrouw; hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren.

Omdat deze periode in de geschiedenis van de koningen van Israel en Juda nogal eens verwarrend kan zijn, is het goed om het schema nog eens even voor de geest te halen.





Op dit moment is Joram, zoon van Achab, koning van Israel. Zijn broer Achazja had na de dood van hun vader Achab twee jaar over Israel geregeerd (1 Koniningen 22:52). Achazja stierf omdat hij de Baäl had geraadpleegd ipv God (2 Koningen 1:1-17). Hierna werd Elia in de hemel opgenomen en werd Elisa profeet in zijn plaats.

In het vijfde jaar van Joram, zoon van Achab en koning van Israel, werd Joram, zoon van Josafat op tweeëndertigjarige leeftijd koning van Juda. Maar Joram van Juda handelde net zoals de koningen van Israel. We worden ook verteld waarom. Omdat hij Atalja, een dochter van Achab was gehuwd (2 Kronieken 22:2; 2 Koningen 8:26). Deze beïnvloedde hem om te doen wat kwaad is in de ogen van de Here. 2 Kronieken 21:1-4 geeft ons een inzicht van wat hij deed:“Josafat ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.  Zijn broeders, de zonen van Josafat, waren: Azarja, Jechiel, Zekarja, Azarjahu, Michael en Sefatja. Deze allen waren zonen van Josafat, de koning van Israel.  Hun vader had hun vele geschenken gegeven, bestaande uit zilver, goud en kostbaarheden, benevens vestingsteden in Juda; maar het koningschap had hij gegeven aan Joram, want deze was de eerstgeborene. Toen Joram het koningschap van zijn vader aanvaard had en zich krachtig gevoelde, doodde hij al zijn broeders met het zwaard en ook enige oversten van Israel” 2 Kronieken 21:1-4.

Het lijkt erop dat Josafat de andere zonen liefhad boven Joram, maar dat hij het koningschap aan Joram gaf omdat hij de oudste was en niet omdat hij de beste keuze was. Integendeel, de andere zonen hadden vele geschenken van hun vader gekregen, in tegenstelling tot Joram. Joram was iemand die zeer machtsgeil was, want zo gauw als hij zich sterk genoeg voelde, doodde hij al zijn broers met het zwaard en ook enkele leiders van Israel (=Juda, zie 2 Kronieken 21:2). Nu de grootste bedreiging er niet meer is, kon hij op zijn gemak heersen. Zulke mensen zijn zo ambitieus dat ze over lijken gaan om hun doel te bereiken. Hij was duidelijk niet van zin om de God van zijn vader en broers te dienen (vgl 1 Johannes 3:12)!

Maar de Here wilde Juda niet verderven ter wille van zijn knecht David, aan wie Hij immers had toegezegd hem te allen tijde een lamp voor zijn zonen te zullen geven” 2 Koningen 8:19. In zijn dagen onttrokken de Edomieten zich aan de macht van Juda en stelden een koning over zich aan.  Toen trok Joram naar Sair met al zijn krijgswagens; en des nachts maakte hij zich op en versloeg de Edomieten, die hem en de bevelhebbers der krijgswagens omsingeld hadden; en het volk vluchtte naar zijn tenten. Toch onttrok Edom zich aan de macht van Juda tot op de huidige dag. Toen viel ook Libna af, in diezelfde tijd. Het overige van de geschiedenis van Joram en alles wat hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Juda? Joram ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; zijn zoon Achazja werd koning in zijn plaats.

Hoewel Juda de goddeloosheid van Israel had overgenomen, wilde de Here Zijn belofte aan David niet verbreken (2 Samuel 7:12-17; Psalm 89:28-34). Dit was echter geen vrijbrief voor de Judese koningen om ongestraft te kunnen zondigen. Uiteindelijk zou de belofte aan David zijn vervulling kennen in de komst en het Koningschap van de Christus (Lukas 1:69,79).

De goddeloosheid van Joram veroorzaakte dat de Edomieten  zich aan hun macht onttrokken. Joram trok naar Sair met zijn leger en kon de Edomieten verslaan. Maar toch konden de Edomieten zich aan de macht van Juda onttrekken. Ook Libna onttrok zich in die tijd aan de macht van Juda. “Toch onttrok Edom zich aan de macht van Juda tot op de huidige dag. Toen onttrok zich ook Libna aan zijn macht, in diezelfde tijd, want hij had de Here, de God zijner vaderen, verlaten. Ook hij maakte offerhoogten op de bergen van Juda, hij bracht de inwoners van Jeruzalem tot afgoderij en verleidde Juda” 2 Kronieken 21:10-11.

De brief van Elia (2 Kronieken 21:12-20)

Toen kwam er een schrijven tot hem van de profeet Elia, dat luidde: Zo zegt de Here, de God van uw vader David: omdat gij niet gewandeld hebt in de wegen van uw vader Josafat en van Asa, de koning van Juda, maar gewandeld hebt in de weg der koningen van Israel, en Juda en de inwoners van Jeruzalem tot afgoderij hebt gebracht naar het voorbeeld van het huis Achabs, ja, omdat gij ook uw broeders, het gezin van uw vader, hebt gedood, terwijl zij beter waren dan gij; Zie, de Here zal uw volk, uw zonen, uw vrouwen en al uw have zeer zwaar treffen; en gij zelf zult aan een ernstige ziekte lijden, een ingewandsziekte, totdat na verloop van tijd uw ingewanden ten gevolge van de ziekte naar buiten komen.

Toen hij nog op aarde was, heeft Elia een brief geschreven aan Joram. God wist wat Joram zou gaan doen en had Elia de opdracht gegeven om een brief te schrijven zodat deze brief uiteindelijk aan Joram zou worden bezorgd. Omdat Joram niet wandelde in de wegen van zijn vader Josafat en Asa, maar integendeel gewandeld heeft in de weg van de koningen van Israel, bracht God een oordeel over hem en het volk. Hij had Jeruzalem de afgoden van Israel doen navolgen. Ook doodde hij zijn broers omdat zij beter waren dan hem. God zou hem en de zijnen daarom zeer zwaar treffen. Hij zou een ernstige ingewandenziekte krijgen, waarbij na een tijd zijn ingewanden naar buiten zouden komen.

De Here wekte tegen Joram de strijdlust op der Filistijnen en der Arabieren die naast de Kusieten wonen, zodat zij tegen Juda optrokken, het binnendrongen en al de have die zich in het koninklijk paleis bevond, ja zelfs zijn zonen en zijn vrouwen wegvoerden, zodat hem geen zoon overbleef dan Joachaz, zijn jongste zoon. Na dit alles sloeg de Here hem met een ongeneeslijke ziekte in zijn ingewanden. En na verloop van tijd, toen ongeveer twee jaren voorbijgegaan waren, kwamen ten gevolge van zijn ziekte zijn ingewanden naar buiten, zodat hij aan die kwaadaardige ziekte stierf. Maar zijn volk ontstak voor hem geen vuur, zoals voor zijn vaderen. Hij was tweeëndertig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. Hij ging heen, onbetreurd; men begroef hem in de stad Davids, maar niet in de graven der koningen.

God deed de Filistijnen en de Arabieren tegen Juda strijden. Zij drongen Juda binnen en roofden alles uit het koninklijk paleis, alsook als zijn zonen en vrouwen muv de jongste zoon Joachaz. Hierna kreeg hij de ziekte waarvan God had gesproken. Na ongeveer twee jaar ziekte kwamen zijn ingewanden naar buiten zodat Joram stierf.  Joram werd niet geëerd door het volk, ze ontstaken geen vuur voor hem zoals gebruikelijk was (vgl 2 Kronieken 16:14; Jeremia 34:5). Hij werd onbetreurd begraven, maar niet in de graven van de koningen. Hij werd gehaat toen hij leefde en genegeerd toen hij stierf. “De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn, maar de naam der goddelozen zal wegrotten” Spreuken 10:7.

Vorige