Gemeente van Christus Houthalen Oost
De vreemde vrouwen die Salomo had gehuwd, verleidden zijn hart om de
afgoden te gaan nalopen. Daarom splitste het koninkrijk na zijn dood
in het noordelijke Israel en het zuidelijke Juda. Jerobeam had Gods
Zegen gekregen om koning te worden over de tien stammen van Israel
maar hij dwaalde al zeer vlug af naar een eigendunkelijke
godsdienst. Rechabeam, Salomo’s zoon, was door zijn wreedheid niet
in staat Israel samen te houden. Hij werd koning over Juda en
Benjamin. Omdat Jerobeam het onmogelijk maakte om God te dienen
moesten zij die de Here in waarheid wilden
dienen, verhuizen naar het zuidelijke Juda waar dat wel
mogelijk was.
Jerobeam diende God naar eigen
goeddunken (1 Koningen 12:33-13:10)
Toen Jerobeam op de vijftiende dag in de achtste maand het altaar in
Betel beklom, kwam daar een man Gods (1 Koningen 12:33-13:1). “Deze
nu predikte tegen het altaar door het woord des Heren, en zeide:
Altaar, altaar, zo zegt de Here: zie, een zoon zal aan Davids huis
geboren worden met name Josia; en hij zal op u de priesters der
hoogten slachten, die offers op u ontsteken, en mensenbeenderen zal
men op u verbranden. Ook kondigde hij op die dag een wonderteken aan
en zeide: Dit is het wonderteken ten bewijze, dat de Here gesproken
heeft: zie, het altaar zal scheuren, zodat de as die erop ligt,
uitgestort wordt” 1 Koningen 13:2-3.
De man Gods wordt niet bij
naam genoemd, maar dat is ook niet belangrijk. Hij doet wat een man
Gods behoort te doen. Hij predikt tegen Jerobeam en zijn afgoderij
door het Woord van God! Hij zegt dat Josia zal worden geboren die de
afgoderij van Jerobeam zal bestraffen. Deze profetie is opmerkelijk
gezien Josia 300 jaar voor zijn geboorte bij naam wordt genoemd. We
weten dat Josia rond 640 vC op achtjarige leeftijd koning werd. Deze
profetie werd gegeven rond 930 vC. De profetieën over Jezus buiten
beschouwing gelaten, zien we dit maar één andere keer in de Schrift
voorkomen. Jesaja profeteerde 100 jaar op voorhand dat Kores Israel
zou laten terugkeren naar hun land om de tempel te herbouwen (Jesaja
44:21-45:8, 2 Kronieken 36:22-23; Ezra 1:1-4)
Wanneer koning Jerobeam deze woorden hoort, werd hij kwaad. Hij
strekt zijn hand uit en geeft het bevel om de man Gods te grijpen.
Maar zijn uitgestrekte hand verstijfde zo hij haar niet meer kon
intrekken. Op dat moment scheurde het altaar en stortte de as er van
af zoals geprofeteerd. Jerobeam verzoekt daarna de man Gods om zijn
hand terug normaal te laten worden en God laat het toe. De koning
nodigt de man Gods uit om zich bij hem te thuis te komen verkwikken
omdat hij hem geschenken wilde geven (1 Koningen 13:2-6).
Het is typisch voor goddeloze
mensen die een schijn van godsvrucht hebben om kwaad te worden
wanneer Gods Woord tegen hen wordt gepredikt. Dat kunnen ze niet
verdragen!
“Doch de man Gods zeide tot de koning:
Al gaaft gij mij de helft van uw huis, ik zou niet met u binnengaan,
noch brood eten, noch water drinken aan deze plaats, want zo is mij
geboden door het woord des Heren: Eet er geen brood, en drink er
geen water, en keer niet terug langs de weg die gij gekomen zijt.
Toen sloeg hij een andere weg in, en keerde niet terug langs de weg,
waarlangs hij te Betel gekomen was” 1 Koningen 13:8-10.
De oude profeet die de man Gods
misleidde (1 Koningen 13:11-32)
“Nu woonde er te Betel een oude profeet,
wiens zonen hem de gehele handeling kwamen vertellen, welke de man
Gods die dag te Betel verricht had. Ook de woorden die hij tot de
koning gesproken had, vertelden zij hun vader. Toen sprak hun vader
tot hen: Welke weg is hij gegaan?” 1 Koningen 13:11-12a. De
oude man ging de man Gods achterna en vond hem. Toen hij bij hem
kwam, nodigde hij hem uit om mee naar zijn thuis te gaan. De man
Gods antwoordde hem dat hij dat niet kon doen omdat God het hem had
verboden (1 Koningen 13:12-17). Maar de oude man antwoordde hem “Ook
ik ben een profeet evenals gij, en een engel heeft tot mij gesproken
door het woord des Heren: laat hem met u terugkeren naar uw huis, om
brood te eten en water te drinken. Hij loog hem dat voor. Daarop
keerde deze met hem terug, en at brood in zijn huis en dronk water”
1 Koningen 13:18-19.
Terwijl zij aan tafel zaten profeteert God bij monde van de oude
profeet tot de man Gods “omdat gij
weerspannig geweest zijt tegen het bevel des Heren, en het gebod dat
de Here, uw God, u geboden heeft, niet hebt gehouden, maar
teruggekeerd zijt en brood hebt gegeten en water gedronken ter
plaatse waarvan Hij tot u gesproken had: gij moogt er geen brood
eten en geen water drinken, daarom zal uw lijk niet komen in het
graf uwer vaderen” 1 Koningen 13:21b-22). Daarop gaat de man
Gods weg vandaar en wordt hij door een leeuw gedood. Mensen die het
lijk zagen, terwijl de leeuw naast het lijk stond, berichtten dit in
de stad van de oude profeet. De oude profeet gaat er naar toe neemt
het lichaam mee naar de stad en begraaft het (1 Koningen 13:23-32).
We worden niet gezegd waarom
de oude man loog tegen de man Gods. Misschien was hij wel een
profeet van Jerobeams afgoden gezien hij in Betel woonde. Was hij
overgelopen van God naar de afgoden? Waarom was hij niet in
Jeruzalem gaan wonen met hen die hun hart erop hadden gezet om God
te zoeken? Hoe dan ook, de
les die we hieruit moeten leren is dat we een onderscheid moeten
maken tussen wat God heeft gezegd en wat mensen zeggen dat God heeft
gezegd! (vgl Hebreeën 5:12-14; Galaten 1:6-10, 4:21; 5:2-10). Alleen
wat God heeft gezegd is een zuivere standaard om te bepalen wat goed
en slecht, waar en onwaar, heilig en onheilig is. Als dit het einde
is van de man Gods die predikte tegen het altaar, wat zal dan het
einde zijn van Jerobeam?
Jerobeam bekeerde zich niet van zijn
kwade weg (1 Koningen 13:33-34)
Na deze gebeurtenis
bekeerde Jerobeam zich niet van zijn kwade weg, maar hij stelde
opnieuw uit alle kringen van het volk priesters aan voor de hoogten.
Wie het begeerde, die wijdde hij, zodat hij tot priester der hoogten
werd. En het volharden hierin werd tot zonde voor het huis van
Jerobeam, tot zijn vernietiging en tot zijn verdelging van de
aardbodem.
Jerobeams zoon werd ziek (1 Koningen
14:1-16)
In die tijd werd Jerobeams zoon ziek. Hij stuurt zijn vrouw naar
Silo, waar de profeet Achia woonde. Achia had immers voorzegd dat
Jerobeam koning van Israel zou worden. Jerobeam wilde weten wat er
met zijn zoon zou gebeuren en geeft de opdracht aan zijn vrouw om
zich te vermommen. Jerobeams vrouw doet alzo komt het huis van Achia
binnen die wegens zijn ouderdom niet meer kon zien. Maar God had
Achia al doen kennen wat er zou gebeuren en had al gezegd wat hij
moest spreken tot haar.
Waarom ging Jerobeam niet naar
zijn eigen profeten? Toen hij in nood was, was het woord van God
blijkbaar wel interessant genoeg voor Jerobeam. Maar hij was zo
zelfzeker (ironisch) dat hij niet zelf durfde gaan, maar zijn vrouw
naar de profeet stuurde. Hoe dom kunnen mensen zijn? Alsof God het
niet zou zien en niet zou weten.
Zodra nu Achia het
geluid van haar voeten hoorde, toen zij de deur binnenkwam, zeide
hij: Kom binnen, gemalin van Jerobeam. Waarom doet gij alsof gij een
onbekende zijt? Ik ben belast met een harde boodschap voor u. Ga
heen, zeg aan Jerobeam: Zo zegt de Here, de God van Israel: omdat Ik
u verheven heb uit het midden des volks, en u tot een vorst heb
aangesteld over mijn volk Israel, en het koningschap van het huis
van David heb afgescheurd en aan u gegeven, maar gij niet geweest
zijt als mijn knecht David, die mijn geboden in acht genomen heeft,
en die Mij gevolgd is met zijn gehele hart door alleen te doen wat
recht is in mijn ogen, maar gij bozer gehandeld hebt dan allen die
voor u geweest zijn, en u andere goden zijt gaan maken, ja gegoten
beelden om Mij te krenken, en gij Mij achter uw rug geworpen hebt,
zie, daarom ga Ik een ramp over het huis van Jerobeam
brengen. Ja, Ik zal van Jerobeam allen van het mannelijk geslacht
uitroeien, van hoog tot laag in Israel. Ik zal het huis van Jerobeam
wegvegen, zoals men drek wegveegt, totdat er niets van over is. Wie
van Jerobeam in de stad sterft, die zullen de honden verslinden; en
wie op het veld sterft, die zal het gevogelte des hemels verslinden.
Want de Here heeft gesproken. Gij echter, sta op, ga naar uw huis.
Op het ogenblik dat uw voeten de stad binnentreden, zal de jongen
sterven. Dan zal geheel Israel over hem weeklagen en hem begraven,
want van het huis van Jerobeam zal deze alleen in een graf komen,
omdat in Jerobeams huis in hem alleen iets goeds gevonden wordt voor
de Here, de God van Israel. “En
de Here zal Zich een koning over Israel verwekken, die het huis van
Jerobeam zal uitroeien. Dit heden en wat dan nog? Dan zal de Here
Israel slaan, zodat het wiegelt als riet in het water en Hij zal
Israel wegrukken van deze goede grond die Hij hun vaderen gegeven
heeft, en Hij zal hen aan de overzijde van de Rivier verstrooien,
omdat zij hun gewijde palen gemaakt, en daardoor de Here gekrenkt
hebben. Ja, Hij zal Israel prijsgeven wegens de zonden die Jerobeam
bedreven heeft, en die hij Israel heeft doen bedrijven” 1
Koningen 14:14-16.
God had Jerobeam gezegend met
het koningschap maar hij was ontrouw aan de Here. Daarom zou God
zijn huis vernietigen (vs 10). Ook zou het kind sterven zodra de
vrouw terug in de stad kwam (12). Toch is het opmerkelijk dat we in
vers 13 lezen dat enkel het kind zou worden begraven omdat alleen in
hem iets goeds werd gevonden voor de Here. Het lijkt niet logisch
dat het kind moest sterven hoewel er iets
goed in hem was. Maar vergeet
niet dat de gevolgen voor het huis van Jerobeam zeer groot en zwaar
zouden zijn. En God spaart het kind hiervoor! Verder zou heel Israel
worden geslagen en in ballingschap worden gebracht.
Conclusie
“De tijd nu, die Jerobeam geregeerd
heeft, was tweeentwintig jaar. En hij ging bij zijn vaderen te ruste
en zijn zoon Nadab werd koning in zijn plaats” 1 Koningen
14:22.