Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Lessen van de splitsing van Israel (17) / 2 Koningen 4:38-5:27

Elisa gaf de weduwe de opdracht om zoveel mogelijk lege kruiken bij elkaar te verzamelen en om die allen te vullen met het kleine kruikje olie dat ze bezat. God zegende haar geloof en deed alle kruiken vollopen met olie. Ook het leven van de Sunammitische vrouw die geen kinderen kon krijgen werd gezegend door God. Elisa wekte haar zoon terug tot leven.

De dood in de pot (2 Koningen 4:38-41)
 
Toen Elisa naar Gilgal terugkeerde, was er honger in het land. Terwijl de profeten voor hem gezeten waren, zeide hij tot zijn knecht: Zet de grootste pot op en kook moes voor de profeten. Daarop ging er een naar het veld om groenten te plukken; en hij vond een wilde slingerplant en plukte daarvan wilde kolokwinten, zijn kleed vol. Toen hij teruggekomen was, sneed hij die in stukjes in de moespot; want zij kenden ze niet. Vervolgens schepte men voor de mannen op om te eten. Maar zodra zij van het moes hadden gegeten, schreeuwden zij het uit: De dood is in de pot, man Gods! En zij konden het niet eten. Doch hij zeide: Haal dan meel. En hij wierp het in de pot en zeide: Schep op voor het volk, opdat zij eten. Toen was er niets kwaads meer in de pot.

Elisa keerde terug naar Gilgal in een periode van hongersnood. Daar had hij een ontmoeting met de profeten. Elisa gaf de opdracht om moes te koken voor de profeten. Eén van de profeten ging naar het veld om zijn deel bij te dragen aan het eten. Hij vond een wilde plant waarvan hij de vruchten plukte. Hij sneed ze in stukken en gooide ze in de pot, maar ze wisten niet wat het was. Toen men er van proefde, schoten ze in paniek en riepen op Elisa dat het giftig was. Elisa geeft de opdracht om meel te halen. Dat deed hij in de pot waardoor het voedsel eetbaar werd. Ook hier lag de kracht niet in het meel, maar in het Woord Gods!

Het voeden van honderd man (2 Koningen 4:42-44)

Er was een man gekomen uit Baal-salisa; deze bracht de man Gods in zijn tas brood van de eerstelingen, twintig gerstebroden en vers koren. En hij zeide: Geef het aan het volk, opdat zij eten. “Maar zijn dienaar zeide: Hoe kan ik dit aan honderd man voorzetten? En hij zeide: Geef het aan het volk, opdat zij eten. Want zo zegt de Here: Men zal eten en overhouden” 2 Koningen 4:43. Daarop zette hij het hun voor, en zij aten en hielden over, naar het woord des Heren.

Een kwam uit de omgeving bracht Elisa de eerstelingen van zijn brood. Het eerste deel kwam de priesters en de Levieten toe (; Deuteronomium 26:2-10; Numeri 18:12; Leviticus 23:10). Er wordt ons niet gezegd waarom  de man de broden naar Elisa bracht, noch waarom Elisa de broden aannam. Misschien ging men er van uit dat bij gebrek aan trouwe priesters aan het land, men de eerstelingen aan de profeten van God behoorde te geven. Elisa nam de broden aan en gaf de opdracht om deze onder de profeten te verdelen. Maar de dienaar twijfelde er aan hoe zo weinig broden honderd man zouden kunnen voeden. God liet weten door Elisa dat ze niet alleen zouden eten, maar ook zouden overhouden. En het geschiedde naar Gods Woord. God zorgde wederom voor hen die Hem wilden dienen en volgen.

Elisa had het brood voor zichzelf kunnen houden, maar deelde wat hij had met de anderen. Delen is een kenmerk van de mens Gods. Johannes de Doper leerde om te delen met hen die niets hebben (Lukas 3:11), de eerste christenen deelden uit aan de behoeftigen (Handelingen 2:45). Timoteus moest van Paulus anderen leren om vrijgevig en mededeelzaam te zijn (1 Timoteus 6:18; vgl Efeziërs 4:28) Jezus leerde dat het zaliger is om te geven dan om te ontvangen (Handelingen 20:35).


Naäman de melaatse (2 Koningen 5:1-27)

Naaman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want door hem had de Here een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een krijgsheld, was melaats. De Arameeers nu waren eens in benden uitgetrokken en hadden een jong meisje uit het land van Israel gevangen meegevoerd; zij was in dienst van Naamans vrouw. En zij zeide tot haar meesteres: Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen.

God gebruikte Aram om de goddeloosheid van Israel te straffen. Zij zijn meerdere keren verantwoordelijk voor dreiging tegenover Israel. Daarom is het verhaal van Naäman des te merkwaardiger. Naäman was een legeroverste die in zeer hoog aanzien bij zijn heer stond. Maar Naäman was melaats. Een jong Joods meisje dat als slavin in dienst van zijn vrouw was, zei tegen haar meesteres dat de profeet Elisa hem van zijn melaatsheid zou kunnen verlossen. Het feit dat dit jonge meisje dit zegt, leert ons dat Elisa een mens was die gekend was om zijn compassie en benaderbaarheid. Ook de ijver van het jonge meisje is te prijzen. Ze was begaan met het lot van haar meester en wilde dat hij genezen werd. Hoeveel te meer behoren wij vandaag de dag bezorgd te zijn over de geestelijke nood van de mens. Wij moeten spreken en handelen zoals het jonge meisje.

Toen kwam hij en deelde het aan zijn heer mee: Zo en zo heeft het meisje uit het land van Israel gesproken. De koning van Aram zeide: Welaan, ga heen, ik wil een brief aan de koning van Israel zenden. Zo ging hij heen en nam met zich mee tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien bovenklederen. Hij bracht aan de koning van Israel de brief, waarin geschreven stond: Nu dan, zodra deze brief u bereikt, zie, ik zend mijn dienaar Naaman tot u, opdat gij hem verlost van zijn melaatsheid. Zodra de koning van Israel de brief gelezen had, scheurde hij zijn klederen en zeide: Ben ik God, om te kunnen doden en levend maken, dat deze man een boodschap tot mij zendt om een man van zijn melaatsheid te verlossen? Voorzeker, let op, ziet: hij zoekt een voorwendsel tegen mij.

Aangedaan door de woorden van het jonge meisje, spreekt Naäman zijn heer aan. Deze stelt voor om Naäman met een aanbevelingsbrief en geschenken aan de koning van Israel te zenden. Toen de koning van Israel de brief kreeg dacht deze dat het een list was. Hij scheurde zijn kleren van wanhoop. Hij dacht dat het een list was om oorlog te voeren.

Zodra Elisa, de man Gods, gehoord had, dat de koning van Israel zijn klederen gescheurd had, zond hij tot de koning de boodschap: Waarom hebt gij uw klederen gescheurd? Laat hij toch tot mij komen, opdat hij wete, dat er een profeet in Israel is. En Naaman kwam met zijn paarden en met zijn wagens en hield stil bij de ingang van het huis van Elisa. Elisa zond een bode tot hem met de opdracht: Ga heen en baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw lichaam weer gezond worden en gij zult rein zijn. Toen werd Naaman toornig en ging heen, terwijl hij zeide: Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en de naam van de Here, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, niet beter dan alle wateren van Israel? Zou ik mij daarin niet kunnen baden en rein worden? Daarop wendde hij zich om en ging heen in grimmigheid.

Toen Elisa dit hoorde, liet hij de koning weten dat de legeroverste naar hem moest komen. Hij is immers een profeet van God. En zo komt Naäman bij Elisa aan, maar wat gebeurt er? Elisa neemt zich nog niet eens de moeite om tot bij Naäman te komen, hij stuurt een dienaar naar hem toe met de opdracht hoe hij genezen kon worden van zijn melaatsheid. Maar Naäman werd kwaad omdat hij zich zijn reiniging helemaal anders had voorgesteld. Ook de opdracht om zich in de Jordaan te gaan onderdompelen stootte hem tegen de borst. De rivieren uit zijn vaderland waren volgens hem immers veel beter. Hij ging kwaad heen omdat hij zich niet kon vinden in de woorden van de profeet.

Het probleem van Naäman is een probleem van veel mensen vandaag de dag. Ze leven in een verloren toestand, maar nemen geen genoegen met de opdracht om zich te bekeren, te geloven in Jezus en zich te laten dopen om de vergeving van zonden te verkrijgen( Markus 16:15-16; Handelingen 2:38). Dat is voor hen niet goed genoeg. Ze reageren net zo verontwaardigd als Naäman omdat zij het zich helemaal anders hadden voorgesteld. Zij willen het anders doen dan wat God zegt. Maar wat God ook vraagt om te doen, geloof zal het gehoorzaam uitvoeren. Wat als een Ferrari verkoper vandaag de dag zou zeggen: ‘wie gelooft en zich laat dopen, zal een Ferrari krijgen’. Is dat moeilijk te begrijpen voor ons? Zal zo iemand dan zeggen, nu heb ik deze Ferrari verdiend? Nee, helemaal niet. Het is een gift van de Ferrari verkoper, die voorwaarden heeft gekoppeld aan het verkrijgen van het geschenk. Waarom is het dan zo moeilijk voor velen om te begrijpen wat men moet doen om behouden te worden van het eeuwige verderf?

Toen traden echter zijn dienaren nader, spraken hem aan en zeiden: Mijn vader, had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Baad u en gij zult rein worden? Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein.

Naämans dienaar vroeg hem of hij het wel zou doen als de profeet hem iets moeilijks zou hebben bevolen? Zou hij dan niet zoveel meer deze eenvoudige opdracht willen uitvoeren? En zo daalde Naäman af in de Jordaan en dompelde zich zevenmaal in de Jordaan en hij werd weer gezond. Hij deed wat God had gezegd en verkreeg wat God had beloofd. Wat een zegen voor Naäman door omringd te zijn met zo een verstandige dienaar. Een dienaar weet immers wat het betekent om zichzelf te onderwerpen aan het gezag van zijn heer.

Het water was Gods scheidingslijn doorheen de geschiedenis van de mensheid. In de dagen van Noach stond het voor de scheiding tussen de toenmalige goddeloze wereld en de nieuwe. In de dagen dat Israel door de Rode Zee ging stond het tussen de slavernij en de vrijheid. Hier bij Naäman stond het tussen ziekte en reiniging. In Jezus’ tijd stond het tussen blindheid en klaar zicht (Johannes 9). In onze tijd staat het water tussen zonde en reiniging  van zonde!

Daarop keerde hij terug tot de man Gods, hijzelf met zijn gehele gevolg; en bij hem gekomen, ging hij voor hem staan en zeide: Zie, nu weet ik, dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israel. Neem dan een geschenk aan van uw dienaar. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft, in wiens dienst ik sta, ik neem niets aan. En, hoewel hij bij hem aandrong, dat hij iets zou aannemen, bleef hij weigeren. Toen zeide Naaman: Indien dan niet, laat aan uw knecht een last aarde geven zoveel als een span muildieren kan dragen. Want uw knecht zal geen brandoffer of slachtoffer meer brengen aan andere goden dan aan de Here.  Maar moge de Here dit aan uw knecht vergeven: wanneer mijn heer in de tempel van Rimmon komt om zich aldaar neer te buigen, terwijl hij op mijn arm leunt, zodat ik mij in de tempel van Rimmon moet neerbuigen; als ik mij dan neerbuig in de tempel van Rimmon, moge de Here deze zaak aan uw knecht vergeven. En hij zeide tot hem: Ga in vrede.

Naäman bood Elisa geschenken aan, maar Elisa nam het niet aan. Waarom zou hij ook, hij heeft Naäman immers niet genezen, het was God! Vgl Handelingen 8:18-20; 20:33-35; Matteus 10:8)? Elisa was er niet op uit om zichzelf te verrijken, maar om God te verheerlijken. Hoe gemakkelijk zou het idee niet kunnen ontstaan dat Elisa genas tegen betaling. Dit was immers de handelswijze van goddeloze priesters en profeten (vgl 2 Kronieken 13:9). Elisa vertrouwde op God en Zijn beloning.

Het is een vraagteken waarom Naäman aarde wilde meenemen. Dacht hij misschien dat het heilige grond was om er een altaar mee te bouwen (vgl Exodus 20:24). Ook zijn verzoek voor vergeving dat hij zich zou gaan neerbuigen in de tempel van Rimmon is ongewoon. Pasbekeerden zijn vaak nog niet op de hoogte van wat  goed is om te doen, en zo ook de proseliet Naäman. Maar als Naäman meende wat hij zei, nl dat hij geen offers meer zou brengen aan andere goden dan aan de Here, dan zal deze beslissing hem ongetwijfeld voor moeilijke keuzes hebben gebracht (vgl Exodus 20:5). Net zoals Daniël en zijn tijdsgenoten in het Babylonische Rijk moeilijke keuzes moesten maken. God liet hen niet aan hun lot over!

Toen hij een eindweegs van hem was weggegaan, dacht Gechazi, de knecht van Elisa, de man Gods: Zie, daar heeft mijn heer deze Arameeer Naaman ontzien door niets van hem aan te nemen van wat hij had meegebracht! Zo waar de Here leeft, ik snel hem achterna en neem iets van hem aan. Dus ging Gechazi Naaman achterna. Toen Naaman zag, dat iemand hem achterna snelde, sprong hij van de wagen af hem tegemoet en zeide: Is het wel? En hij antwoordde: Ja. Mijn heer heeft mij gezonden met deze boodschap: Zie zojuist zijn twee jonge mannen uit de profeten tot mij gekomen van het gebergte Efraim. Geef hun toch een talent zilver en twee bovenklederen. En Naaman zeide: Wees zo goed en neem twee talenten. En hij drong bij hem aan. Daarop liet hij twee talenten zilver in twee buidels pakken, benevens twee bovenklederen en gaf die aan twee van zijn knechten, die ze voor hem uit droegen. Toen hij bij de heuvel gekomen was, nam hij ze van hen over, borg ze op in huis en liet die mannen heengaan. En zij gingen heen.

Gechazi zag dat Elisa niets had aangenomen ging hij Naäman achterna om wat geschenken van hem aan te nemen. Hij verborg de geschenken in een huis.

Nadat hij binnengekomen was en voor zijn heer was gaan staan, vroeg Elisa hem: Vanwaar Gechazi? En hij antwoordde: Uw knecht is nergens heen geweest. Maar hij zeide tot hem: Ben ik in de geest niet meegegaan, toen die man zich omkeerde van zijn wagen af u tegemoet? Was het de tijd om dat zilver aan te nemen of om klederen aan te nemen of olijfbomen en wijngaarden, schapen en runderen, slaven en slavinnen? Daarom zal de melaatsheid van Naaman u en uw nakomelingen aankleven, voor altoos. Toen ging hij van hem weg, melaats als sneeuw.

Toen Elisa aan Gechazi vroeg waar hij was geweest, loog hij en zei hij dat hij nergens was geweest. Gelijk een kind een mond vol chocolade dat ontkent dat het een chocolade heeft gegeten. Maar Elisa wist wat er was gebeurd. Gechazi was hebzuchtig. Hij wilde rijkdom verwerven op een ongeoorloofde manier en probeerde het te verbergen door leugens. Als gevolg van zijn zonde kreeg hij de melaatsheid van Naäman.

Vorige