Gemeente van Christus Houthalen Oost
Josafat trok het land in
om het volk te onderwijzen uit het wetboek des Heren. Hij stelde ook
rechters, Levieten, priesters en familiehoofden aan om recht te
spreken onder het toeziend oog
van God. Hij wijst deze mannen op de grote
verantwoordelijkheid die ze hebben. Wanneer Josafat wordt
aangevallen door vreemde volken en dreigt te worden overrompeld,
roept hij in een smeekbede God aan. God verhoort zijn gebed en geeft
Juda de overwinning.
Achazja, koning van Israel (1 Koningen
22:52-54)
Achazja, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria in
het zeventiende jaar van Josafat, de koning van Juda, en hij
regeerde twee jaar over Israel. En hij deed wat kwaad is in de ogen
des Heren, en wandelde in de weg van zijn vader en in de weg van
zijn moeder en in de weg van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israel
deed zondigen. “Hij diende de Baal en
boog zich voor hem neer, en krenkte de Here, de God van Israel,
geheel zoals zijn vader gedaan had” 1 Koningen 22:54).
Josafats verbond met Achazja (2
Kronieken 20:35-37)
Hierna verbond zich Josafat, de koning van Juda, met Achazja, de
koning van Israel. Deze handelde goddeloos en sloot met hem een
overeenkomst om schepen te bouwen voor de vaart op Tarsis. En zij
bouwden schepen te Esjon-geber. Maar Eliezer, de zoon van Dodawahu,
van Maresa, profeteerde tegen Josafat: “Omdat
gij u verbonden hebt met Achazja, verbreekt de Here uw werken”
2 Kronieken 20:37b. En de schepen leden schipbreuk, zodat zij niet
naar Tarsis konden varen.
We zagen eerder al dat Josafat
een groot gebrek had in zijn karakter. Hij deinsde er niet voor
terug om verbonden te sluiten met de goddelozen. Hij was samen met
Achab ten strijde getrokken tegen Ramot in Gilead tegen de wil van
de Here in. Josafat had ook zijn zoon Joram uitgehuwelijkt aan
Atalja, de dochter van Achab en Izebel. Jehu de profeet had hem er
al op gewezen dat hij de goddeloze niet mocht helpen, noch bevriend
zijn met hen die de Here haten (2 Kronieken 19:2).
Nu zien we dat hij opnieuw en verbond maakt met de goddeloze, in dit
geval met Achazja de zoon van Achab. Maar God zendt de profeet
Eliëzer om Josafat te laten weten dat God zijn werken heeft
afgebroken. Zijn voornemens werden gekelderd. Het lijkt erop dat
Achazja hem een tweede keer probeert te overtuigen om een
scheepvaart alliantie aan te gaan, maar Josafat weigerde (1 Koningen
22:49-50)
Een mens doet er goed aan zich enkele vragen te stellen voordat hij
een verbond aangaat met goddelozen.
Waarom wil ik dit, om de Here te dienen of mijzelf? Welke problemen
kunnen er voortkomen uit deze overeenkomst?
Wat kan ik leren van eerdere voorbeelden in mijn leven en in het
leven van anderen? (vb Asa met Aram – 2 Kronieken 16:2-9) Is dit
verbond de beste oplossing of de gemakkelijkste? Wil mijn partner
hetzelfde doel bereiken? Ben ik bereid om met minder tevreden te
zijn zodat ik nog steeds kan doen wat God wil?
Achazja’s dood (2 Koningen
1:1-18)
Moab viel na Achabs dood van Israel af. Achazja viel door het
traliewerk van zijn bovenvertrek te Samaria, en hij werd ziek. Toen
zond hij boden uit en beval hun: Gaat Baal-zebub, de god van Ekron,
raadplegen, of ik van deze ziekte zal herstellen. Maar de Engel des
Heren sprak tot de Tisbiet Elia: Sta op, ga de boden van de koning
van Samaria tegemoet en zeg tot hen: “Is
er dan geen God in Israel dat gij Baal-zebub, de god van Ekron, gaat
raadplegen? Daarom, zo zegt de Here: Van het bed waarop gij zijt
komen te liggen, zult gij niet afkomen, maar gij zult voorzeker
sterven. En Elia ging heen” 2 Koningen 1:3-4.
Toen de boden tot hem terugkeerden, zeide hij tot hen: Hoe komt gij
nu reeds terug? Zij zeiden tot hem: Een man kwam ons tegemoet en
zeide tot ons: Gaat terug naar de koning, die u gezonden heeft, en
zegt tot hem: Zo zegt de Here: is er dan geen God in Israel, dat gij
boden zendt om Baal-zebub, de god van Ekron, te raadplegen? Daarom,
van het bed waarop gij zijt komen te liggen, zult gij niet afkomen,
maar gij zult voorzeker sterven. En hij vroeg hun: Wat was het voor
een man, die u tegemoet kwam en deze woorden tot u sprak? En zij
antwoordden hem: Het was iemand met een haren kleed, en een lederen
gordel was om zijn lendenen gebonden. Toen zeide hij: Dat is de
Tisbiet Elia.
Moab zag in Achabs dood een
reden om te rebelleren tegen Israel. Toen de goddeloze koning
Achazja uit zijn raam was gevallen, was het niet zeker wat er met
hem zou gebeuren. Hij besloot dan maar de afgod Baäl-zebub (heer van
de vliegen) te raadplegen.
Hij wilde weten hoe zijn toekomst er zou uitzien.
Maar God liet hem weten door
Elia dat hij niet zou herstellen en zou sterven omdat hij God niet
heeft geacht. Veel mensen raadplegen vandaag de dag allerlei
middelen om te weten wat hun leven zal brengen. Ze gaan te rade bij
het nieuws, waarzeggers, de sterren, invloedrijke mensen, oude
culturen (zal de wereld vergaan in …?), … . Er is veel wat een mens
niet weet, maar zij die op de Here vertrouwen zullen nooit beschaamd
komen te staan (vgl Deuteronomium 29:29; Spreuken 27:1 en altijd in
de zekerheid van het geloof leven). Achazja echter hoopte dat de
valse goden hem hoop en redding zouden geven. Maar het enige wat
valse goden te bieden hebben is valse hoop. In plaats van zich te
bekeren op het Woord van God, geeft hij de opdracht om vijftig
soldaten naar Elia te sturen.
Daarop zond hij tot hem een overste over vijftig met zijn
vijftigtal. En deze klom tot hem op (want zie, hij zat op een
bergtop) en sprak tot hem: Man Gods, de koning beveelt: daal af!
Toen antwoordde Elia en sprak tot de overste over vijftig: Indien ik
dan een man Gods ben, laat er dan vuur van de hemel afdalen en u en
uw vijftigtal verteren. Toen daalde vuur van de hemel en verteerde
hem en zijn vijftigtal. Wederom zond hij tot hem een andere overste
over vijftig met zijn vijftigtal. En deze nam het woord en zeide tot
hem: Man Gods, zo beveelt de koning: haast u, daal af! Toen
antwoordde Elia en sprak tot hen: Indien ik een man Gods ben, laat
er dan vuur van de hemel afdalen en u en uw vijftigtal verteren.
Toen daalde Gods vuur van de hemel en verteerde hem en zijn
vijftigtal. Wederom zond hij een derde overste over vijftig met zijn
vijftigtal. En deze derde overste over vijftig klom tot hem op, kwam
nader en knielde voor Elia; hij smeekte hem en zeide tot hem: Man
Gods, laat toch mijn leven en het leven van deze uw vijftig knechten
kostbaar zijn in uw ogen. Zie, vuur is van de hemel neergedaald en
heeft de eerste twee oversten over vijftig met hun vijftigtallen
verteerd. Nu dan, laat mijn leven kostbaar zijn in uw ogen.
De eerste twee oversten van
vijftig deelden de goddeloosheid van hun koning. Ze toonden geen
respect voor de man Gods waarop vuur uit de hemel hen verteerde. De
derde overste was een wijzer iemand. Hij toonde respect en
nederigheid in zijn houding. Respect is een belangrijk onderdeel van
de mens Gods. Huwelijkspartners behoren elkaar te eerbiedigen,
kinderen hun ouders, slaven hun meesters, jongeren de ouderen, … .
Onrespectvol zijn is een eigenschap van goddeloosheid en is een
gevolg van een gebrek aan de vreze des Heren (1 Petrus 2:17).
Toen sprak de Engel des Heren tot Elia: Daal met hem af, vrees niet
voor hem. En hij stond op en daalde met hem af naar de koning. En
hij sprak tot hem: Zo zegt de Here: aangezien gij boden gezonden
hebt om Baal-zebub, de god van Ekron, te raadplegen (is er dan geen
God in Israel, wiens woord gij kunt raadplegen?) daarom zult gij van
het bed waarop gij zijt komen te liggen, niet afkomen, maar gij zult
voorzeker sterven. Zo stierf hij volgens het woord des Heren, dat
Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats in het
tweede jaar van Joram, de zoon van Josafat, de koning van Juda; want
hij had geen zoon. Het overige van de geschiedenis van Achazja, wat
hij gedaan heeft, is dat niet beschreven in het boek van de
kronieken der koningen van Israel?
Elia gaat met hen mee en
spreekt het oordeel Gods uit in het aangezicht van koning Achazja.
Vaak hoor je christenen van op afstand grote woorden spreken, maar
als ze dan van aangezicht tot aangezicht spreken is hun woord plots
heel wat minder krachtig en afgezwakt. Ons spreken moet van ver
hetzelfde zijn als van aangezicht tot aangezicht.