Gemeente van Christus Houthalen Oost
Toen Samaria door Benhadad werd belegerd, schonk God Achab de
overwinning om aan Israel te laten zien welk een Machtige God Hij
is. Maar een jaar later kwam Benhadad terug omdat hij had geluisterd
naar zijn raadgevers die zeiden dat de God van Israel een berggod
was. Als hij nu in de vlakte zou aanvallen, dan zou de overwinning
wel zeker zijn. Dat was natuurlijk buiten de God van hemel en aarde
gerekend! God gaf Israel opnieuw de overwinning, maar nu om de
hoogmoed van Benhadad teniet te doen. Achab echter toonde
barmhartigheid aan Benhadad, waar God wilde dat hij werd gedood.
Hierop liet God Achab weten dat zijn leven in de plaats van dat van
Benhadad zou worden genomen.
De wijngaard van Nabot (1 Koningen
21:1-17)
De Jizreëliet Nabot had een wijngaard te Jizreël langs het paleis
koning Achab. Achab vroeg aan Nabot om zijn wijngaard te geven. Het
zou dan zijn moestuin worden omdat deze vlak langs zijn huis lag.
Hij zou er een betere wijngaard voor in de plaats geven, of indien
hij liever geld wilde dan zou hij de koopprijs geven. Maar Nabot zei
“Daarvoor beware mij de Here, dat ik de
erfenis van mijn vaderen aan u zou geven” 1 Koningen 21:3.
Toen kwam Achab in zijn huis, gemelijk (=koppig, onverzoenlijk,
opstandig) en toornig over het woord dat Nabot tot hem had
gesproken, omdat hij had gezegd dat hij de erfenis van zijn vaderen
niet zou geven. Achab legde zich neer op zijn bed, keerde zijn
gezicht om en wilde niets eten.
Als koning had Achab reeds
veel macht en bezittingen, maar hij wilde perse de wijngaard van
Nabot hebben. Maar Nabot wilde het niet verkopen of inwisselen. Het
was het erfdeel van zijn vader en God had geboden dat het erfdeel
niet van de ene op de andere stam mocht overgaan (Numeri 36:7-9), de
wet voorzag wel dat gronden in pacht mochten worden verkocht (Leviticus
25:23-28). Achab gedroeg zich als een klein kind, hij ging een
beetje liggen mokken en zielig doen op zijn bed (boehoe). De grote
is koning is kwaad omdat Nabot hem zijn wijngaard niet wilde
verkopen.
Daarop kwam zijn vrouw Izebel bij hem en vroeg hem waarom hij zo
koppig gestemd was dat hij niets wilde eten. Toen zei hij haar dat
hij met Nabot had gesproken en hem zijn wijngaard voor geld had
gevraagd, of indien liever een andere wijngaard voor in de plaats.
Maar hij zei dat hij zijn wijngaard niet zou geven. Daarop zei
Izebel tot hem “Gij oefent nu eens
koninklijke macht uit over Israel! Sta op en eet, laat uw hart
vrolijk zijn; ik zal u de wijngaard van de Jizreeliet Nabot geven”
1 Koningen 21:7.
Izebel is een Sidonische, wat
haar betreft is Achab de koning en een koning krijgt altijd wat hij
wil hebben. Ongetwijfeld zal Achab geweten hebben dat Izebel
goddeloze praktijken zou gaan gebruiken wanneer ze hem zei ‘ik zal u
de wijngaard van Nabot geven’. Maar dat interesseerde hem niet.
Toen schreef zij brieven in naam van Achab, verzegelde die met zijn
zegel en zond de brieven aan de oudsten en edelen die bij Nabot in
de stad woonden. In die brieven had zij geschreven “Roept
een vasten uit en zet Nabot op de eerste plaats van het volk. Zet
voorts twee mannen tegenover hem, nietswaardige lieden, die aldus
van hem moeten getuigen: gij hebt God en de koning vaarwel gezegd;
voert hem dan naar buiten en stenigt hem, zodat hij sterft” 1
Koningen 21:9-10. Toen deden de mannen van zijn stad, de oudsten en
edelen zoals Izebel hun had opgedragen, zoals geschreven stond in de
brieven die zij had gezonden. Zij riepen een vasten uit en zetten
Nabot op de eerste plaats van het volk. Daarop kwamen twee
nietswaardige lui, gingen tegenover hem zitten en getuigden van
Nabot ten overstaan van het volk dat hij God en de koning vaarwel
heeft gezegd. Toen voerden zij hem buiten de stad en stenigden hem.
Vervolgens zonden zij bericht aan Izebel dat Nabot dood was. Zodra
zij dit hoorde zei ze tegen Achab: “Sta
op, neem de wijngaard van de Jizreeliet Nabot in bezit, die hij
weigerde u voor geld te geven, want Nabot is niet meer in leven,
maar hij is dood” 1 Koningen 21:15. Zodra Achab hoorde dat
Nabot dood was, stond hij op om naar de wijngaard te gaan en die in
bezit te nemen.
Uit 2 Koningen 9:26-27 weten
we dat niet alleen Nabot, maar ook zijn zonen gedood werden. Dit was
een zeer goddeloos plan van Izebel. Nu Nabot en de wettige
erfgenamen dood waren, kon Achab de wijngaard in bezit nemen. Het is
merkwaardig te zien hoe zij te pas en te onpas gebruik maakten van
Gods wet tot hun eigen voordeel. Ze wisten blijkbaar goed dat een
godslasteraar door de hele vergadering moest worden gestenigd (Leviticus
24:13-16). Het plan van Izebel leek geslaagd, ze leken ermee weg te
komen. Ze handelden zonder moraal, zonder normen en waarden. Izebel
deed wat zij goed vond. Achab stelde zich niet teveel vragen bij wat
er was gebeurd. Nu kon hij tenminste zijn wijngaard in bezit gaan
nemen.
Elia bestraft Achab (1 Koningen 21:18-29)
Toen kwam het woord des Heren tot de Tisbiet Elia: “Maak
u gereed, ga Achab, de koning van Israel, die te Samaria woont,
tegemoet; zie, hij is in de wijngaard van Nabot, waarheen hij gegaan
is om die in bezit te nemen. Dan zult gij tot hem spreken: zo zegt
de Here: hebt gij gemoord en ook in bezit genomen? Voorts zult gij
tot hem spreken: zo zegt de Here: ter plaatse, waar de honden het
bloed van Nabot gelekt hebben, zullen de honden ook uw bloed lekken”
1 Koningen 21:18-19.
Toen zei Achab tot Elia: ‘hebt ge mij gevonden mijn vijand?’ Daarop
antwoordde Elia dat hij hem had gevonden omdat hij zich had verkocht
om te doen wat kwaad is in de ogen van de Here. “Zie,
Ik doe onheil over u komen en Ik zal u wegvegen en Ik zal van Achab
allen van het mannelijk geslacht uitroeien, van hoog tot laag in
Israel. Dan zal Ik uw huis gelijk maken aan dat van Jerobeam, de
zoon van Nebat, en aan dat van Basa, de zoon van Achia, wegens de
ergernis die gij hebt verwekt, waardoor gij Israel hebt doen
zondigen. En ook aangaande Izebel heeft de Here gesproken: de honden
zullen Izebel verslinden aan de voorwal van Jizreel. Wie van Achab
in de stad sterft, die zullen de honden verslinden, en wie op het
veld sterft, die zal het gevogelte des hemels verslinden” 1
Koningen 21:21-24.
God had gezien welke
boosaardige plannen er waren gesmeed en hoe er onschuldig bloed had
gevloeid. De Here zou het bloed wreken. Hij stuurt Elia op pad om
Achab deze woorden bekend te maken. Achab beschouwde Elia als zijn
vijand omdat deze niet met hem meedeed, noch naar zijn mond praatte.
Slechte mensen proberen op deze wijze vaak hun geweten te sussen, nl
door een ander te beschuldigen. Hoewel Achab zelf de plannen niet
had gesmeed, was hij voor God nog steeds schuldig aan moord. Hij
wist ervan en heeft het stilzwijgend goedgekeurd.
Nooit is er iemand geweest die zich zo verkocht heeft als Achab om
te doen wat kwaad is in des Heren ogen, waartoe zijn vrouw Izebel
hem heeft aangezet. Ja, hij heeft zeer gruwelijk gehandeld door de
afgoden achterna te lopen, geheel zoals de Amorieten hebben gedaan,
die de Here voor Israël verdreven heeft.
Zodra Achab deze woorden hoorde, scheurde hij zijn klederen, deed
een rouwgewaad om zijn lichaam en vastte: ja, hij legde zich in
rouwgewaad te ruste en liep met lome tred. Toen kwam het woord des
Heren tot Elia: “Hebt gij gezien, dat
Achab zich voor Mij verootmoedigd heeft? Omdat hij zich voor Mij
verootmoedigd heeft, zal Ik het onheil in zijn dagen niet doen
komen; in de dagen van zijn zoon zal Ik het onheil over zijn huis
doen komen” 1 Koningen 21:29.
Hoewel we het waarschijnlijk
niet meer zouden verwachten, erkende Achab zijn zonden en toonde hij
berouw. We zouden eerder verwachten dat zijn hart te verhard zou
zijn om zich te bekeren, maar toch zien we dat God genadig is omdat
Achab zich bekeert. Hierom besluit God om zijn oordeel niet in
Achabs dagen uit te voeren, maar in zijn zoons dagen. We kunnen
hieruit een belangrijke les leren om niet te vlug iemand op te geven
of af te schrijven. We zien dat het spreken van Gods Woord zonder
omwegen mensen tot bekering kan leiden (Handelingen 17:30-31). Toch
zullen we zien dat de bekering van Achab slechts halfslachtig en
tijdelijk was. Hij vernedert zichzelf tot een bepaalde hoogte. Maar
zelfs dat is merkwaardig voor een man als Achab. Hoevelen zijn
immers net als Achab te trots om hun fouten toe te geven.
Conclusie
Achabs verhaal leert ons hoe lankmoedig God is tegenover
goddeloosheid. God heeft helemaal geen behagen in het verloren gaan
van een zondaar. Hij gebruikt de omstandigheden van het leven om
mensen te overtuigen om zich te bekeren. “De
Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken,
maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen
verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen” 2 Petrus
3:9.