Gemeente van Christus Houthalen Oost
Monoloog Elihu (32-37)
Eerste antwoord van Elihu: ik kan niet
langer zwijgen
Het gesprek tussen Job en zijn drie vrienden houdt nu op. En plots
komen we een vierde vriend tegen. Hij zal zes hoofdstukken spreken.
Het is moeilijk om te doorgronden als Elihu nu probeert te helpen of
Job probeert terecht te wijzen. Waarom worden Elihu zijn woorden
bijgebracht aan het verhaal van Job? Elihu zegt veel goede dingen,
maar het mag wel gezegd worden dat hij het anders had kunnen zeggen.
“Toen hielden deze drie mannen
op Job te antwoorden, omdat hij in eigen ogen rechtvaardig was. En
de toorn van Elihu, de zoon van Barakel, de Buziet, uit het geslacht
van Ram, ontbrandde; tegen Job ontbrandde zijn toorn, omdat deze
zich tegenover God voor rechtvaardig hield, en tegen diens drie
vrienden ontbrandde zijn toorn, omdat zij geen antwoord gevonden en
Job nochtans schuldig verklaard hadden. Maar Elihu had gewacht Job
aan te spreken, omdat zij ouder waren dan hij. Doch toen Elihu zag,
dat er in de mond der drie mannen geen antwoord meer was, ontbrandde
zijn toorn.”
Job 32:1-5.
In deze vijf verzen wordt drie keer gezegd dat Elihu kwaad is. Hij
is jonger dan Job en zijn vrienden. Hij is heel geduldig geweest en
heeft uit respect gewacht met te spreken totdat zij klaar waren.
Maar nu is het goed geweest, nu kan hij niet langer zwijgen. Hij is
gefrustreerd tegenover Job, omdat Job zich rechtvaardig heeft
verklaard tegenover God. Hij is gefrustreerd tegenover de drie
vrienden omdat deze Job niet hebben kunnen antwoorden en hem toch
schuldig hebben verklaard.
“En de Buziet Elihu, de zoon van
Barakel, nam het woord en zeide: Ik ben nog jong en gij zijt
hoogbejaard; daarom schroomde ik en vreesde u mede te delen wat ik
weet. Ik dacht: Laat de ouderdom spreken, en de veelheid van jaren
wijsheid verkondigen. Voorwaar, het is de geest in de stervelingen
en de adem des Almachtigen, die hun inzicht geeft. Niet de bejaarden
hebben de wijsheid, en niet de ouden verstaan wat recht is. Daarom
zeg ik: Luister naar mij, ook ik zal mededelen, wat ik weet. Zie, ik
heb gewacht op uw woorden, opmerkzaam geluisterd naar uw inzichten,
totdat gij het gesprokene zoudt hebben doorgrond.” Job
32:6-11.
Elihu vraagt Job
om te luisteren. Hij laat Job weten dat hij erkent dat hij jonger is
en daarom niet als een wijsneus wilde overkomen. Daarom wachtte hij
voorzichtig af met mee te delen wat hij wist. Hij wilde eerst
afwachten wat de oudere mannen te zeggen hadden, omdat algemeen mag
aangenomen worden dat oudere mensen wijzer behoren te zijn dan
jongere mensen. Niet dat oudere mensen altijd een monopolie op
wijsheid hebben. Er zijn ook jonge mensen die met veel wijsheid te
werk gaan. Maar een jongere moet wel altijd respect tonen tegenover
oudere mensen. Daarom heeft Elihu zich beheerst tijdens de
gesprekken en afgewacht totdat zij zwegen.
“Ik heb u mijn aandacht gewijd, maar
zie, niemand weerlegde Job, niemand uwer beantwoordde zijn
redeneringen. Zegt nu niet: Wij hebben wijsheid aangetroffen;
slechts God, geen mens kan hem uit het veld slaan. Tegen mij heeft
hij immers geen woord ingebracht, en met uw redeneringen zal ik hem
niet antwoorden. Zij staan verslagen, zij antwoorden niet meer; de
woorden laten hen in de steek; en
ik heb gewacht, omdat zij niet spreken, omdat zij daar staan en geen
antwoord meer geven.” Job 32:12-16
Het frusteert
Elihu dat Jobs vrienden niet verder komen dan tegen Job te zeggen
‘God weet wel wat gij gedaan hebt’. Hij denkt er anders over. Het is
wel wat overdreven wat Elihu zegt. Het is niet dat de vrienden van
Job geen enkel goed punt hebben gemaakt. Ze hebben ook wel wat
dingen gezegd die goed en waar waren. Maar omdat hij niet akkoord
gaat met hun benadering en antwoord, overdrijft hij in zijn
bewering. Dit gebeurt wel vaker in een debat. Dat de woorden van de
tegenstander in zijn geheel worden verworpen omdat men niet akkoord
gaat met de stelling die door de andere wordt ingenomen.
“Ook ik zal
antwoorden op mijn beurt, ook ik zal mededelen, wat ik weet. Want ik
ben vol woorden, de geest in mijn binnenste dringt mij; zie, mijn
binnenste is als wijn die men geen uitweg geeft; als nieuwe zakken
zou het bersten. Ik wil spreken om lucht te krijgen, mijn lippen
openen om antwoord te geven. Ik zal niemand naar de ogen zien, en
geen mens vleien, want vleien kan ik niet, ras zou mijn Maker mij
wegnemen.”
Job 32:17-22.
Nu wil ik graag spreken. Ik zit vol woorden die eruit moeten. Ik kan
me nu echt niet meer inhouden. Ik zal niemand naar de ogen zien en
niemand vleien want dat ligt niet in mijn aard.
God spreekt op verschillende
manieren tot de mens.
“Nu dan toch, Job, luister naar
mijn rede, en neem al mijn woorden ter ore. Zie toch, ik heb mijn
mond geopend, mijn tong onder mijn gehemelte spreekt. Mijn woorden
zijn oprechtheid des harten, en wat mijn lippen weten, geven zij
zuiver weer. De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des
Almachtigen doet mij leven. Indien gij kunt, antwoord mij, maak u
tegen mij op, stel u te weer. Zie, voor God ben ik aan u gelijk, ook
ik ben uit leem afgeknepen. Dus behoeft geen schrik voor mij u te
overvallen, mijn druk zal niet zwaar op u zijn.”
Job 33:1-7.
Elihu, in tegenstelling tot de drie vrienden, spreekt Job met zijn
naam aan. Job, nu ben ik begonnen met te spreken, luister nu naar
mij. Ik spreek met een oprecht hart en een zuiver geweten. Laat u
niet door mij intimideren, ik ben een mens zoals gij. Het is bijna
grappig als je Elihu zijn intro tot nu bekijkt. Hij lijkt veel
woorden nodig te hebben om vanzelfsprekende dingen te zeggen. In
vers 5 zegt hij tegen Job ‘weerleg mij maar als ge kunt’. Maar wat
moest Job weerleggen, Elihu had nog geen enkel punt gemaakt?
“Maar
te mijnen aanhoren hebt gij gezegd, en het geluid uwer woorden heb
ik gehoord: Ik ben rein, zonder overtreding, ik ben zuiver en zonder
ongerechtigheid; maar zie, Hij weet reden tot vijandschap tegen mij
te vinden, Hij beschouwt mij als zijn vijand; Hij legt mijn voeten
in het blok, Hij bespiedt al mijn paden. Zie, daarin hebt gij
ongelijk, antwoord ik u, want God is meerder dan een sterveling.
Waarom hebt gij tegen Hem getwist, terwijl Hij toch niets van zijn
doen verantwoordt?”
Job 33:8-13.
Elihu geeft een herhaling van Job volgens hem tot nu toe heeft
gezegd. Ten eerste dat Job zegt dat hij rein en zonder overtreding
is. Ten tweede dat Job zegt dat God hem als een vijand behandeld. En
ten derde dat Job zegt dat God hem niet wil vertellen wat er aan de
hand is.
God spreekt via
dromen.
“Want God spreekt op een wijze,
of op twee, maar men let daar niet op. In een droom, in een
nachtgezicht, wanneer diepe slaap op de mensen valt, in sluimering
op de legerstede; dan opent Hij het oor der mensen, en drukt het
zegel op de vermaningen, tot hen gericht, om de mens van zijn doen
af te brengen, om hoogmoed van de man te weren, om zijn ziel van de
groeve te redden, zijn leven, dat het niet omkome door de spies.”
Job 33:14-18.
Elihu gelooft dat God tot de mens spreekt via dromen, maar de mens
merkt het niet. Dit doet God volgens hem zo opdat de mens niet
hoogmoedig zou worden.
God spreekt door
smarten.
“Ook wordt hij door smart op
zijn sponde vermaand, terwijl er aanhoudende strijd in zijn gebeente
is; dan gruwt zijn binnenste van brood, zijn ziel van begeerlijke
spijze; zijn vlees slinkt weg, men ziet het niet meer, zijn
beenderen, eens onzichtbaar, steken uit, zodat zijn ziel tot de
groeve nadert, zijn leven tot de dodende machten.”
Job 33:19-22.
Elihu gelooft dat God tot de mens spreekt door smarten. Zo probeert
God mensen terug te brengen van hun zondige levenswandel. Een straf
is niet fijn, maar wel nuttig.
God spreekt via
engelen.
“Indien een engel hem terzijde
staat, een voorspraak, een uit duizend, om een mens zijn onschuld te
kennen te geven, dan zal Hij Zich zijner erbarmen en zeggen: Bevrijd
hem, dat hij niet in de groeve dale, de losprijs heb Ik verkregen.
Zijn lichaam wordt frisser dan in zijn jeugd, hij keert terug tot de
dagen zijner jonkheid. Hij bidt tot God, en Deze neemt hem in
welgevallen aan, zodat hij zijn aangezicht met gejubel aanschouwt en
Hij de sterveling zijn gerechtigheid hergeeft. Dan zingt hij ten
aanhoren van de mensen en zegt: Ik had gezondigd en het recht
gebogen, maar het werd mij niet vergolden; Hij heeft mijn ziel
bevrijd van de gang naar de groeve, en mijn leven verlustigt zich in
het licht.”
Job 33:23-28.
Elihu gelooft dat God tot de mens spreekt via engelen. Het is niet
duidelijk welke boodschappers Elihu voor ogen heeft. Bedoelt hij
hemelse boodschappers? Of menselijke boodschappers? Hoe dan ook, God
gebruikt Zijn boodschappers om tot de mensen te spreken zodat de
mens kan leren van zijn fouten. Zodat de mens kan worden hersteld in
zijn oorspronkelijke staat.
Elihu ziet in hetgeen Job overkomt een zegen van God. Wanneer
een mens tot God bidt, dan luistert Hij ernaar en hergeeft de
sterveling gerechtigheid. De mens kan zich verheugen dat God de
zonden niet heeft vergolden.
“Zie, dit alles doet God
tweemaal, driemaal met een mens: zijn ziel terugbrengen van de
groeve, zodat hij bestraald wordt door het levenslicht. Merk op, o
Job, en luister naar mij, zwijg stil, opdat ik spreke. Hebt gij iets
te zeggen, antwoord mij; spreek, want ik zou u gaarne gelijk geven.
Zo niet, luister gij dan naar mij; zwijg, opdat ik u wijsheid lere.”
Job 33:29-33.
God heeft goede bedoelingen met de mens. God wil niet dat de mens
sterft. God wil de mens helpen om zich te bekeren. Daarom moet ge
naar mij luisteren Job. Als ge iets te zeggen hebt, laat het me dan
weten. Maar als ge niks te zeggen hebt, luister dan naar mij opdat
ik u wijsheid lere.
Tweede antwoord van Elihu: God is niet
onrechtvaardig
“Voorts hief Elihu aan en zeide:
Hoort, gij wijzen, naar mijn woorden, gij verstandigen, leent mij
het oor! Want het oor toetst de redenen, gelijk het gehemelte de
spijze proeft. Laten wij voor onszelf uitmaken wat recht is, met
elkander beslissen wat goed is. Want Job zegt: Ik ben in mijn recht,
maar God heeft mij mijn recht onthouden; ondanks mijn recht sta ik
als leugenaar, hoewel ik onschuldig ben, is mijn wonde onheelbaar.
Wie is een man als Job, die godslastering indrinkt als water, die in
het gezelschap van bedrijvers van ongerechtigheid verkeert en omgang
heeft met goddeloze lieden? Want hij heeft gezegd: Het baat de mens
niet, als hij behagen heeft in de omgang met God.”
Job 34:1-9.
Elihu vraagt opnieuw om naar hem te luisteren. Misschien had hij
even gewacht op een reactie van de anderen. Net zoals ge goed eten
proeft met uw gehemelte, moet ge mijn redenen aanhoren met uw oren.
Laten we samen nadenken over wat goed is.
Want Job zegt dat hij in zijn recht is en dat God hem het
recht heeft onthouden. Het stoort Elihu dat Job spreekt alsof God
zich niet interesseert aan wat Job overkomt. In dat opzicht in Job
iemand die godslastering indrinkt als water. Job heeft omgang met
goddeloze mensen want Job heeft gezegd dat een mens er geen enkel
voordeel in het heeft als hij zich verheugd in zijn omgang met God.
Elihu heeft wel gelijk dat hij Job erop wijst dat hij zo niet mag
spreken over God. Maar Elihu overdrijft wel om zijn punt duidelijk
te maken. Job was helemaal niet zo onrechtvaardig als Elihu
aangeeft. God zal Job ook aanspreken over hoe hij heeft gereageerd
(zie Job 38:1-3; 39:34-38). Nu, uiteindelijk zal dit Job versterken
in zijn geloof. Hij heeft niet geleden omwille van zijn zonden, maar
hij zondigde wel in hoe hij is omgegaan met zijn lijden. In dat
opzicht is lijden een beproeving voor het geloof (vgl 1 Petrus 1:7).
God is
rechtvaardig
“Daarom, gij verstandige lieden,
luistert naar mij: God is verre van goddeloosheid, de Almachtige van
onrecht. Veeleer vergeldt Hij de mens zijn daden en doet ieder
ondervinden naar zijn wandel; ja waarlijk, God handelt niet
onrechtvaardig, de Almachtige buigt het recht niet.”
Job 34:10-12.
Hoewel Job niet begrijpt wat er hem allemaal overkomt, toch was het
fout van hem om te concluderen dat God onrechtvaardig is. Hierin
heeft Elihu gelijk. Het is niet omdat de mens vermoedens heeft dat
God de oorzaak van onrecht is, dat het daarom zo ook is.
Integendeel, de mens die God heeft leren kennen, heeft kunnen
proeven dat God juist het tegenovergestelde van onrechtvaardigheid
is. God zal elke daad van de mens doen komen in het gericht.
“Wie heeft de aarde onder zijn
leiding gesteld, en wie heeft de ganse wereld gegrondvest? Indien
Hij zijn aandacht op hem richtte, zijn geest en zijn adem tot Zich
terugnam, dan zou al wat leeft tegelijk de geest geven, en de mens
zou wederkeren tot stof.”
Job 34:13-15.
God is de Schepper van de aarde. Hij heeft de leiding en het gezag.
De mens hangt van God af. De mens heeft daarom geen enkel recht om
Gods leiding in twijfel te trekken.
God is onpartijdig
“Indien gij verstandig zijt,
luister hiernaar, leen het oor aan het geluid mijner woorden. Kan
iemand, die het recht haat, leidsman zijn, en wilt gij de
Rechtvaardige, de Geweldige, veroordelen, Hem, die tot een koning
zegt: Nietswaardige, tot edelen: Gij goddelozen; die vorsten niet
naar de ogen ziet, de aanzienlijke niet voortrekt boven de geringe,
omdat zij allen het maaksel zijner handen zijn? In een oogwenk
sterven zij, ja, midden in de nacht, het volk wordt opgeschrikt en
vergaat, en de Machtige doet het verdwijnen, niet door mensenhand.”
Job 34:16-20.
God is onpartijdig. Hij is zoveel meer dan de mens. Waarom zou Hij
partijdig zijn. Welk voordeel zou dat een Almachtige God opleveren.
Hij heeft niks van de mens nodig. Hij ziet mensen niet naar de ogen,
Hij trekt de aanzienlijke niet voor op de arme. Hij heeft alle
mensen geschapen.
God is Alwetend
“Want zijn ogen gaan over des
mensen wegen, en Hij ziet al zijn schreden; geen donkerheid is er,
noch diepe duisternis, waarin de bedrijvers van ongerechtigheid zich
kunnen verbergen. Want voor de mens stelt Hij geen vaste tijd om
voor God in het gericht te verschijnen, geweldigen verbrijzelt Hij
zonder onderzoek, en anderen stelt Hij in hun plaats. Daarom, Hij
geeft acht op hun daden, Hij stort hen omver in de nacht, zodat zij
verbrijzeld worden. Als goddelozen tuchtigt Hij hen, ter plaatse
waar men het ziet, omdat zij van Hem zijn afgeweken, op geen zijner
wegen acht hebben geslagen, zodat zij het gejammer van de geringe
tot Hem deden doordringen, en Hij het geschrei der ellendigen
hoorde. Als Hij Zich stilhoudt, wie zal dan veroordelen? Als Hij
zijn gelaat voor iemand verbergt, wie zal dan naar hem omzien (om
het even of het een volk of een enkeling betreft), opdat niet een
godvergeten mens koning zij, uit degenen die valstrikken voor het
volk zijn.”
Job 34:21-30.
God is Alwetend. Hij ziet alles wat de mensen doen. Hij kan
rechtvaardig oordelen. Hij moet niet eerst onderzoek doen, noch moet
Hij zich verantwoorden. Dus ook al lijkt het dat God onrechtvaardig
is, dan mag de mens met zekerheid weten dat het niet zo is. Als God
Zich stilhoudt, wie zal Hem dan daarvoor mogen veroordelen? God
geeft acht op de daden van de mensen. Hij weet wat er gebeurt. Hij
oordeelt rechtvaardig. Het is dwaas van de mens te denken dat
hijzelf meer weet dan God en rechtvaardiger zou oordelen dan God.
“Maar
als iemand tot God zegt: Ik ben overmoedig geweest, ik zal niet meer
geweld plegen; wat ik niet inzie, onderricht Gij mij daarin; indien
ik onrecht gedaan heb, ik zal het niet weer doen; moet Hij het dan
naar uw mening toch vergelden? Daar gij afkeuring hebt uitgesproken,
hebt gijzelf te beslissen, niet ik; spreek dus uit, wat gij weet.
Verstandige lieden zullen tot mij zeggen, en een wijs man, die mij
aanhoort: Job spreekt zonder verstand, en zijn woorden zijn zonder
inzicht. Och, mocht Job tot het uiterste beproefd worden wegens zijn
antwoorden op de wijze van boosdoeners! Want bij zijn zonde voegt
hij een overtreding, door in ons bijzijn de handen in elkaar te
slaan en een groot woord te voeren tegen God.”
Job 34:31-37.
Waarom leert niemand de les van het lijden vraagt Elihu zich af. Dat
als men iets fout heeft gedaan, dat hij zich dan bekeert. Moet God
doen wat gij zegt omdat het u niet aanstaat wat u overkomt? Hoewel
Elihu dingen zegt die waar zijn, kunnen we ons de vraag stellen hoe
deze woorden op Job van toepassing zijn. Want Job heeft niet
gezondigd waardoor God hem is beginnen te straffen. Elihu zegt dat
Job zonder verstand en inzicht spreekt. Dat God hem daarom nog maar
meer straft omdat Job volgens hem rebellie toevoegt aan zijn
oorspronkelijke zonden. Het probleem met deze gedachte is dat Elihu
een verkeerd vermoeden heeft over waarom Job in de eerste plaats
zoveel onheil is aangedaan. Job is pas beginnen te zondigen met zijn
lippen als gevolg van het onheil.
Derde antwoord van Elihu: God
interesseert Zich niet in des mensen gerechtigheid
“Voorts
hief Elihu aan en zeide: Houdt
gij dat voor recht, en noemt gij dat: mijn gerechtigheid tegenover
God, dat gij zegt, wat baat het u? In hoeverre ben ik beter af dan
wanneer ik zondig?”
Job 35:1-3.
Dit is wat Job zei volgens Elihu. Namelijk dat Job beweerde dat Job
rechtvaardiger was dan God. Ook deze bewering lijkt Jobs woorden uit
te rekken. Job heeft zo nooit gesproken. Toch zal Elihu deze
zogezegde aanklacht van Job tegen God proberen te antwoorden.
“Ik zal u bescheid geven en uw
vrienden met u: Aanschouw de hemel en zie, geef acht op de wolken,
hoog boven u; indien gij zondigt, wat doet gij Hem daarmee aan? Al
zijn uw overtredingen vele, wat maakt gij Hem daarmee? Indien gij
rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem daarmee? Of wat kan Hij uit uw
hand ontvangen? Uw goddeloosheid raakt slechts een mens als gij, en
uw gerechtigheid een mensenkind.”
Job 35:4-8.
Elihu probeert te zeggen dat God onpartijdig is. Maar dat God
tegelijkertijd niet geïnteresseerd is in wat de mensen doen. Dus wat
een mens goed of slecht doet, God is te ver weg in de hemel dat het
hem zou kunnen boeien. Dit is een tegenspraak van Elihu. Want God
kan niet EN onpartijdig EN tegelijk ongeïnteresseerd zijn.
“Wel
jammert men over de veelheid der verdrukkingen, roept om hulp wegens
het geweld der machtigen, maar men zegt niet: Waar is God, mijn
Maker, die lofzangen geeft in de nacht; die ons verstandiger maakt
dan het gedierte der aarde, ons wijsheid verleent boven het
gevogelte des hemels? Daar roept men, maar Hij antwoordt niet,
wegens de overmoed der bozen. Waarlijk,
God hoort niet het ijdel geroep, de Almachtige ziet er niet naar om.
Hoeveel te minder, nu gij zegt, dat gij Hem niet ziet, dat de
rechtszaak voor Hem ligt, maar dat gij op Hem moet wachten. Maar nu:
omdat zijn toorn geen bezoeking doet, en Hij Zich om de overtreding
niet al te zeer schijnt te bekommeren, nu zet Job tevergeefs een
grote mond op, spreekt vele woorden in onverstand.”
Job 35:9-16.
Mensen roepen tot God als ze pijn hebben. Maar ze zoeken God niet om
een relatie met God te hebben. Waarom zou God dan moeten luisteren.
Deze gedachten van Elihu is juist. God is niet een God die u uit de
problemen helpt, zodat de mens hem daarna gewoon kan vergeten. Nee,
zo werkt het niet bij God. Alleen moeten we ons opnieuw de vraag
stellen hoe deze woorden op Job toepasbaar zijn. Job was juist het
tegenovergestelde van zo iemand. Wat voor een God zou God immers
zijn als Hij zich zo zou laten gebruiken door de mens. Hoe zou Job
hulp van God kunnen verwachten nu hij God niet ziet, temeer omdat
hij zo een grote mond tegen Job heeft opgezet.
Vierde antwoord van Elihu: beproeving
heeft als doel bekering
“En Elihu ging voort en zeide:
Wacht nog een weinig op mij, dan zal ik u onderrichten, want er is
nog genoeg over God te zeggen. Ik zal mijn kennis ver ophalen en
mijn Maker rechtvaardigen; want waarlijk, mijn woorden zijn niet
ijdel, een man met juist inzicht staat voor u.”
Job 36:1-4.
Elihu vraagt om nog even te geduld te hebben, want hij zal hen wel
eens zeggen hoe het nu allemaal in elkaar zit. Als je ziet hoeveel
woorden hij tot nu al nodig heeft gehad om weinig te zeggen, dan
lijkt het me dat Job en zijn vrienden al veel geduld met hem hebben
gehad. Elihu laat hen weten dat hij zijn kennis zal bovenhalen, want
hij heeft de waarheid in pacht.
“Zie, God is geweldig, maar acht
niets gering, geweldig is Hij in kracht van verstand. Hij laat de
goddeloze niet in leven, maar verschaft recht aan de ellendigen; Hij
trekt van de rechtvaardige zijn ogen niet af, maar zet hen voor
immer bij koningen op de troon, zodat zij hoog verheven zijn. Maar
zijn zij met ketenen gebonden, gevangen in banden van ellende, dan
brengt Hij hun hun daden onder het oog en hun overtredingen, omdat
zij overmoedig handelen, en opent Hij hun oor voor de vermaning, en
gebiedt, dat zij zich bekeren van de boosheid. Indien zij horen en
zich onderwerpen, dan voleindigen zij hun dagen in voorspoed en hun
jaren in geluk. Maar, indien zij niet horen, dan komen zij om door
de spies en geven de geest in onverstand. De snoden van hart echter
garen toorn op; zij roepen niet om hulp, als Hij hen bindt; hun ziel
sterft in de jeugd, en hun leven met de aan ontucht gewijden. Juist
door zijn ellende redt Hij de ellendige, en door de verdrukking
opent Hij hun oor. Zo lokte Hij ook u uit de muil van de nood, naar
wijde, onbeperkte ruimte, naar uw rustige dis, die vol vette spijze
was.” Job
36:5-16.
Elihu begint met te zeggen dat God Almachtig is, dat alles onder
Zijn Macht is. Als God lijden brengt in het leven van een mens, dan
doet Hij dat om de mens tot inzicht te brengen. God vernedert de
mens zodat Hij hem kan verhogen. De mens bepaalt zelf als het lijden
tot nut is. Als hij ernaar luistert dan zal het hem tot zegen zijn.
Als hij zich ertegen verzet dan zal hij er aan onderdoor gaan.
Hoewel deze gedachte bijbels is, zijn ze ook nu weer niet van
toepassing op Job. Hoewel we wel kunnen stellen dat door het hele
verhaal van Job heen, God al deze dingen heeft gebruikt om Jobs
karakter te versterken daar waar dat nog verbetering behoefde.
Job, keer u niet tot
boosheid, want daarom is dit allemaal over u gekomen.
“Maar
gij hebt het oordeel over de goddeloze ten volle verdiend, oordeel
en gericht grijpen u vast; laat
de grimmigheid u niet verlokken tot spot en de zware losprijs u niet
van de weg afbrengen. Kan uw rijkdom ertegen opwegen, zonder de
nood, of alle krachten van uw vermogen? Verlang niet naar de nacht,
waarin volken van hun plaats oprijzen. Wacht u, wend u niet tot de
boosheid, want om die reden werdt gij door ellende beproefd. Zie,
God handelt verheven in zijn kracht; wie is een leermeester als Hij?
Wie zou Hem zijn weg voorschrijven, en wie durft zeggen: Gij hebt
onrecht gedaan?”
Job 36:17-23.
Job, gij die vol waart van veroordeling over de goddeloze. Ge hebt
het verdiend dat ge nu geoordeeld wordt. Omarm daarom hetgeen u
overkomt, keer u niet tot slechtheid, en leer ervan. Uit geen
kritiek op Gods manieren om de mens te leren. Aanvaard dat gewoon.
“Denk
eraan, dat gij zijn werk verheerlijkt, hetwelk de mensen bezingen.
Alle mensen aanschouwen het, de sterveling ziet het van verre. Zie,
God is groot, en wij begrijpen Hem niet, het getal zijner jaren is
onnaspeurlijk. Want Hij trekt de waterdruppels omhoog; welke de
nevel verdichten tot regen, die de wolken doen nederstromen en doen
druppelen op vele mensen. En ook: wie begrijpt de uitbreiding der
wolken, het dreunen uit zijn hut? Zie, Hij spreidt zijn licht erover
uit en bedekt de diepten der zee. Want daarmee richt Hij de volken,
geeft Hij spijze in overvloed. Beide handen bedekt Hij met
bliksemlichten geeft het opdracht tegen de aanvaller. Zijn
strijdkreet kondigt Hem aan, Hij ijvert in toorn tegen het onrecht.”
Job 36:24-33.
Elihu komt aan het einde van zijn betoog. Daarin verheerlijkt hij
God. God is groot. Wie kan Gods wegen in de donder doorgronden? Gods
Majesteit in zichtbaar in wat hij doet in de natuur. Het is
indrukwekkend hoe God Zichzelf aankondigt in de donder als Hij
ijvert tegen het onrecht.
Gods Majesteit is zichtbaar
in de natuur.
“Ja, deswege beeft mijn harten
springt op van zijn plaats. Hoort, hoort het daveren van zijn stem,
de donder, die uit zijn mond komt. Hij laat die los onder de ganse
hemelen zijn bliksemlicht tot de einden der aarde. Zijn stem brult
achter Hem aan, Hij dondert met de stem zijner majesteit en houdt ze
niet terug, wanneer zijn stem zich laat horen. Wonderbaar dondert
God met zijn stem; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet;
want tot de sneeuw zegt Hij: Val op aarde! en tot de stortregen en
de regenstromen: Wordt machtig! De hand van alle mensen verzegelt
Hij, opdat alle mensen die Hij gemaakt heeft, het inzien. Het
gedierte gaat in zijn schuilplaats en legt zich neer in zijn holen.
De storm komt uit de voorraadkamer, en de koude uit de schuren. Door
zijn goddelijke adem maakt Hij het ijs, de watervlakte wordt als
gegoten metaal. Ook bezwaart Hij de wolken met water, Hij spreidt
zijn lichtende wolken uit, en het schiet naar alle kanten in het
rond naar zijn bestel, om al wat Hij gebiedt te volbrengen op het
rond der aarde; hetzij tot een roede voor zijn aarde, hetzij tot
goedertierenheid, Hij doet het zijn doel vinden.”
Job 37:1-13.
Elihu gaat verder met zijn beschrijving van Gods Majesteit in de
storm. Het lijkt wel een introduktie op hoofdstuk 38 waar God Job
zal gaan antwoorden vanuit de storm. Het moet gezegd worden hoe
klein de mens wordt wanneer stormen en donder overkomen. Hoe
indrukwekkend is de macht van Gods natuur wel niet. Hoe groots moet
God dan wel niet zijn. Donder en bliksem gaan door merg en been.
Maar als we nog niet eens begrijpen hoe God een storm aanstuurt, hoe
willen we dan de andere dingen van God begrijpen. God gebruikt de
storm tot een roede voor zijn aarde, of tot goedertierendheid voor
zijn aarde.
“Leen toch het oor aan deze
dingen, o Job, sta stil en let op Gods wonderen. Begrijpt gij, hoe
God hun opdracht geeft, en hoe Hij het licht zijner wolken doet
schijnen? Begrijpt gij iets van het zweven der wolken, de
wonderwerken van de Volmaakte in kennis, gij, wiens klederen heet
worden, als de aarde stil is vanwege de zuiderhitte? Kunt gij zoals
Hij de wolken maken tot een uitspansel, vast als een gegoten
spiegel? Maak ons bekend,
wat wij tot Hem zullen zeggen; niets toch kunnen wij aanvoeren
vanwege de duisternis. Zou het Hem verteld worden, wanneer ik ging
spreken? Heeft iemand ooit gezegd, dat hij verdelgd wil worden? Nu
eens ziet men geen licht, verduisterd als het is door de wolken, dan
weer jaagt de wind voorbij en maakt het helder. Uit het noorden
verschijnt goudglans; God is bedekt met geduchte majesteit. De
Almachtige, die wij niet begrijpen, is groot van kracht en recht;
Hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet. Daarom vrezen
de mensen Hem, maar geen der eigenwijzen ziet Hij aan.”
Job 37:14-24.
Luister toch naar deze dingen Job. Denk eens na over Gods wonderen.
Begrijpt gij hoe God hun de opdracht geeft? Begrijpt gij hoe God het
licht van zijn wolken doet schijnen? Job is duidelijk geen gelijke
van God. De Almachtige, die de mens niet kan begrijpen, is groot van
kracht en recht. God is groot in gerechtigheid. God buigt het recht
niet. Daarom zijn er mensen die Hem vrezen, maar eigenwijzen hebben
geen deel aan God.