Gemeente van Christus Houthalen Oost
Er werd in gelijkenissen
gesproken
“En Hij leerde hun vele dingen in
gelijkenissen, en Hij zeide tot hen in zijn onderwijs” Markus
4:2.
Gelijkenis: (parabole) een voorbeeld waardoor een leerstelling of
een voorschrift wordt toegelicht; een vertelling, verzonnen maar in
overeenstemming met de wetten en gebruiken van het menselijk leven
Leer/onderwijs: dat wat onderwezen wordt.
“Een ieder, die verder gaat en niet
blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer
blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon” 2 Johannes
1:9.
Wat aan de gelijkenis
vooraf ging
De tollenaars en zondaars probeerden om tot Jezus te komen
om naar Hem te horen. De farizeeën en de schriftgeleerden waren
hierover verontwaardigd en klaagden “Deze
ontvangt zondaars en eet met hen”.
Het probleem van de Joodse leiders was dat Jezus omgang had met:
- tollenaars: zij die belastingen inden voor de Romeinse bezetter,
inden vaak meer dan vereist (zakkenvullers) en werden als
landverraders beschouwd omdat zo voor Rome werkten.
- en zondaren: zij die vanwege zonde waren verbannen uit de
synagoge.
Het is daarom dat ze Jezus verweten ‘een vriend van tollenaars en
zondaars’ te zijn (Lukas 7:35).
Er was een grote controverse onder de Joden om met zondaren om te
gaan (vgl Handelingen 11:2-3; Galaten 2:12)
Jezus benaderde dezen met liefde, Hij liet zien dat Hij begaan was
met hun lot. Het is om Jezus’ barmhartig gedrag dat ze Hem verweten
om een liefhebber van hun zonden te zijn. Want zij hadden geen
omgang met hen en daardoor hadden ze deze mensen het gevoel gegeven
dat God niet van hun hield, dat er geen hoop meer was.
Zondaren gingen hen niet ter
harte, het ontbrak hen aan liefde voor de zondaar.
Stel u voor:
- dat de ene tollenaar tegen de andere aan het opscheppen was over
hoe hij pas de mensen in het zak had gezeten
- of dat er een hoer aan het opscheppen was over hoeveel mannen ze
gisteren heeft gehad.
- of dat de ene … .
Zat Jezus met hen aan de tafel om deel te hebben aan hun zonden? Om
met hen mee te praten? Om te zwijgen over hun goddeloosheid?
Merk op dat Jezus niet met zondaren omging:
- om hen niets te vertellen over berouw en bekering
- om samen met hen te zondigen
- om te doen alsof er niets aan de hand was
- om gezellig met hen samen te zijn.
Deze mensen kwamen tot Jezus met een gebroken hart.
Wanneer zij naar Jezus keken dan werd hun leegte zichtbaar en kregen
hoop.
In Christus houdt God de mens een spiegel voor.
Christus was zachtmoedig, nederig, vol van waarheid, liefde en
gerechtigheid. Zij hadden Hem nodig!
“Want gij waart dwalende als schapen”
1 Petrus 2:25.
“Wij allen dwaalden als schapen, wij
wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller
ongerechtigheid op hem doen neerkomen.” Jesaja 53:6 (Jesaja
55:6-7)
De aard van Jezus’ werk: Matteus 9:35-38
- Christus trok rond en leerde de mensen
- Hij werd met ontferming bewogen over de mensen en aanschouwde hen
als schapen die geen herder hadden
- ze waren voortgejaagd en afgemat (moedeloos, wanhopen, neerleggen
door gebrek aan zorg).
- zij die hen moesten leren lieten hen in de steek, daarom waren ze
onwetend, hulpeloos, zonder hoop, stervende in hun zonden, … (vgl
Ezechiël 34).
In Christus zien de
verlorenen de Herder waar ze zo een grote nood aan hebben. (Johannes
10:9-16)
De gelijkenis van het verloren schaap
(Lukas 15:1-7)
Jezus vroeg hen ‘wie van u zal, wanneer hij één van zijn honderd
schapen verliest, niet de negenennegentig anderen achterlaten, om
het verlorene te gaan zoeken totdat hij het vindt?’ (4)
Wanneer hij het vindt zal hij het met blijdschap op zijn schouders
dragen (5)
Thuisgekomen zal hij zijn buren en vrienden bijeenroepen opdat zij
zich met hem kunnen verheugen, “want ik heb mijn schaap gevonden,
dat verloren was” (6)
“Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal
zijn in de hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over
negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben”
(7)
De herder gaat op zoek naar
het verloren schaap:
- het wil niet zeggen dat omdat hij er nog 99 heeft, dat die ene die
verloren is gegaan niet belangrijk is
- hij kent het schaap dat verloren is en is bezorgd om zijn lot.
- het schaap dwaalt af omdat het niet zorgzaam is en het gevaar niet
inziet, omdat het zijn eigen wegen is gevolgd en niet bij de herder
is gebleven.
- hij zal dat schaap met grote moeite en inspanningen zoeken totdat
hij het vindt
Gods liefde is een liefde die
zoekt:
- “Want alzo lief heeft God de wereld
gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder,
die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want
God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld
veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde”Johannes
3:16-17.
Lukas 19:10, het daarom dat Hij zijn apostelen heeft uitgezonden
(Markus 16:15-16)
- God manipuleert ons niet
- God speelt geen spelletjes met ons
Het verloren schaap is
teruggevonden
Wanneer een schaap dat verloren is, wordt teruggevonden, dan bedoelt
Jezus daarmee dat er een zondaar is die zich bekeert heeft van zijn
goddeloze wegen.
Bekering is niet slechts
spijt hebben van je zonden, maar genoeg spijt hebben om de zonden
niet meer te doen.
Er is grote blijdschap bij God wanneer een verloren zondaar zich tot
Hem keert.
Er is meer blijdschap over deze ene dan over de negenenegentig
anderen die geen bekering nodig hebben.
- het is niet dat de farizeeën en wetgeleerden geen bekering nodig
hadden of dat ze volmaakt waren
- maar dit is hoe zij zichzelf beschouwden tov de zondaren (Lukas
5:31-32).
Conclusie
Deze parabel leert ons welke liefde God voor de verloren zondaar
heeft, en dit moet ons leren om hetzelfde voorbeeld te volgen. Zien
mensen in ons dezelfde zachtmoedige ontferming over de schapen die
zonder herder zijn?
De parabel laat ook zien hypocriet en inconsequent de Joodse leiders
waren, hun schaap zouden ze zoeken en redden, maar een verloren
zondaar, daar gaven ze niet om.
Efeziërs 5:1-17.
Jezus ging met zondaren om hun te redden. Om hen op te roepen zich
te bekeren van hun goddeloze wegen en hen te redden van de eeuwige
dood. Laten wij dezelfde gezindheid hebben.
Laten wij zijn als schapen die hun Herder nodig hebben.
Want alleen de Herder kan de ziel van de schapen bevredigen.
Alleen de Herder kan vertroosting en hoop geven.
De Herder is Diegene die waakt over de ziel van de mens.
“Want gij waart dwalende als schapen,
maar thans hebt gij u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen”
1 Petrus 2:25.