De verloren zoon
Er werd in gelijkenissen gesproken
“En
Hij leerde hun vele dingen in gelijkenissen, en Hij zeide tot hen in
zijn onderwijs” Markus 4:2.
Gelijkenis: (parabole) een voorbeeld waardoor een leerstelling of
een voorschrift wordt toegelicht; een vertelling, verzonnen maar in
overeenstemming met de wetten en gebruiken van het menselijk leven
Leer/onderwijs: dat wat onderwezen wordt.
“Een ieder, die verder gaat en
niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer
blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon”
2 Johannes 1:9.
Wat aan de gelijkenis
vooraf ging:
“Al de tollenaars nu en de
zondaars plachten tot Hem te komen om naar Hem te horen. En de
Farizeeen en de schriftgeleerden morden en spraken: Deze ontvangt
zondaars en eet met hen” Lukas 15:1-2.
Tollenaars en zondaars: niemand keek naar hen om, niemand was
geïnteresseerd in hoe zij zich voelden en wat ze dachten, zij waren
te mijden mensen.
Jezus ging niet met hen om omdat de apostelen te saai waren, maar
omdat hij begaan was met hun lot (vgl christenen).
Jezus was niet bezorgd om de beschuldigingen, hij ging met hen om,
ongeacht welke invloed deze omgang op zijn reputatie zou hebben.
De farizeeën en schriftgeleerden klaagden verontwaardigd omdat Jezus
met hen omging. Zij waren niet blij met de zondaren die zich
bekeerden. Wat denken wij hierover? Dat het goed was van hun? Of
niet?
De gelijkenis van de
verloren zoon (Lukas 15:11-32)
Een man had 2 zonen (vs 11):
Zijn vertrek van huis
De jongste zoon zegt zijn vader om hem zijn erfdeel te
geven, want ‘het komt mij toe’ zegt hij (vs 12).
“Maar de eerstgeborene, de
zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een dubbel deel
te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is
de eersteling van zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht”
Deuteronomium 21:17.
De vader verdeelde het bezit onder de 2 zonen (de jongste kreeg dus
1/3), in de meeste gevallen werd het verdeeld bij de dood van de
vader, maar soms werd het daarvoor al verdeeld.
Enkele dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en vertrok
naar een ver land waar hij zijn vermogen verkwistte in overdaad (vs
13)
Zijn leven in een ver land
Toen hij alles had verkwist, kwam er een zware hongersnood en hij
begon gebrek te lijden (vs 14)
(vgl mensen die niet gelukkig kunnen zijn als ze geen geld kunnen
uitgeven, mensen die geen geld in hun handen kunnen houden om het te
sparen, mensen die niet nadenken over de dag van morgen)
Wanneer mensen in deze situatie komen, gaan ze vaak iedereen behalve
zichzelf de schuld geven. Maar als we weten hoe het verhaal afloopt,
zou de jongste zoon dan niet blij zijn geweest met de hongersnood?
Hij wilde VRIJ zijn,
hij wilde doen wat hij wilde, zoals hij het goed vond,
hij wilde WEG van vaders gezag en beperkingen.
Er was een vervreemding van zijn vader, hij wilde zijn eigen baas
zijn.
Hij ging niet akkoord met de gang van zaken in vaders huis.
Hij wilde VRIJHEID, maar kreeg ELLENDE
Toen hij wegging, verliet hij ook zijn vaders bescherming,
verzorging, voorzienigheid.
“Soms schijnt een weg iemand
recht, maar het einde daarvan voert naar de dood”
Spreuken 16:25.
Hij zag zijn problemen niet, hij wilde niet luisteren
Gevolg:
Hij dringt bij één van de burgers van dat vreemd land aan en die
laat hem de varkens hoeden (vs 15)
- varkens waren volgens Mozes’ wet onreine dieren die ze niet
mochten eten, noch aanraken (Leviticus 11:2-8; Deuteronomium 14:8).
- het was dus een grote vernedering voor een Jood om varkens te
hoeden.
Hij wilde eten van het eten van de varkens maar niemand gaf het hem
(vs 16)
- hij probeert het zelf op te lossen maar geraakt nog dieper in de
put.
- zijn trots was er nog steeds, hij kon nog niet nederig zijn.
“Toen kwam hij tot zichzelf en
zeide: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en
ik kom hier om van de honger” Lukas 15:17.
Pas toen hij zijn eigen leven had geleefd en diep was gezonken, kwam
hij tot zichzelf. Zijn vrijheid had hem droefheid gebracht. Hij
dacht aan zijn vader en aan het goede leven dat daar was. Het besef
dat hij geen vader heeft die voor hem zorgt, waar hij zo een grote
nood aan heeft, breekt hem.
“Ik zal opstaan en naar mijn
vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel
en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk
met een uwer dagloners” Lukas 15:18-19.
Geen eisen, geen onderhandelen, kompleet leeg en schuldig. Er kwam
een VERANDERING van zijn hart.
Verontschuldigingen zijn heel belangrijk.
Reageerde hij misschien als volgt:
- Hey Pa en hoe is het ermee, alles goed hier,
- Misschien heb ik het geld niet zo goed beheerd
- Waarschijnlijk was ik verkeerd, maar ja, ik ben dan ook niet
volmaakt he
- Het spijt me dat het je stoorde dat ik mijn erfenis wilde hebben
- Het spijt me dat je het verkeerd opnam dat ik weg ben gegaan
- Als ik iets mocht hebben gedaan wat misschien niet zo goed was,
dan heb ik er spijt van.
- Het spijt me, maar gij had niet me dat geld maar niet moeten geven
- Het spijt me dat ge het niet zo fijn vond dat ik niet zo goed
handelde
- Het spijt me ok, laat me nu maar met rust.
Hoeveel spijt heeft iemand werkelijk, wanneer de dingen waarvan er
spijt is steeds weer opnieuw worden gedaan?
De verloren zoon zei, VADER, IK HEB GEZONDIGD tegen u.
Terug naar huis
Hij stond op en ging terug naar zijn vader. Toen hij nog veraf was
zag zijn vader hem en werd hij met ontferming bewogen. Hij liep hem
tegemoet, omhelsde en kuste hem (vs 20)
Ontferming: in zijn ingewanden bewogen worden, medelijden hebben met
(vgl Jonas kwijt in speeltuin, thuiskomst van reis)
De vader had hem niet gedwongen om terug te komen, maar hoopte en
wachtte op zijn terugkomst. De zoon was vuil en uitgeleefd, maar de
vader nam hem in zijn armen.
De zoon beleed zijn zonde en erkende zijn erbarmelijke toestand waar
hij zichzelf in had gebracht (vs 21)
De vader bekleedt hem met het beste kleed, geeft hem een ring en
schoenen (vs 22)
Hij geeft de opdracht om het beste kalf te slachten om een feestmaal
te houden (vs 23)
“want mijn zoon hier was dood
en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij
begonnen feest te vieren” Lukas 15:24.
De reactie van de oudste zoon
De oudste zoon was op het land en dichtbij huis gekomen hoorde hij
muziek en dans (vs 25)
Hij vraagt wat er te doen was (vs 26)
De knecht zegt hem dat zijn broeder is thuisgekomen en dat zijn
vader het gemeste kalf heeft laten slachten omdat hij zijn zoon
gezond en wel terugheeft (vs 27)
De oudste zoon wordt boos en wilde niet naar binnengaan, maar de
vader komt naar hem en dringt bij hem aan (vs 28)
“Maar hij antwoordde en zeide
tot zijn vader: Zie, zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit
heb ik uw gebod overtreden, maar mij hebt gij nooit een geitebokje
gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Doch nu die zoon van u
gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte vrouwen, hebt
gij voor hem het gemeste kalf laten slachten”
Lukas 15:29-30.
Eerst was het de jongste zoon die zondigde en nood had aan de liefde
en genade van de vader, nu was het de oudste zoon die zondigt en
nood had aan de liefde en de genade van de vader.
Hij dacht dat het feest werd gegeven om de jongste zoon te vleien,
maar het feest was een uitdrukking van vaders liefde en vreugde voor
zijn herstel.
De vader zegt hem dat hij altijd bij hem is en dat alles van de
vader het zijne is (vs 31)
“Wij moesten feestvieren en
vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden,
hij was verloren en is gevonden” Lukas 15:32.
Conclusie
God is bedroefd wanneer een mens ervoor kiest om zich over te geven
aan de zonde.
- zonde is wetteloosheid (1 Johannes 3:4)
- zonde is je eigen god willen zijn (vgl Adam en Eva)
Soms maken mensen een grote puinhoop van hun leven, ze zijn
vervreemd van een leven met God (Efeziërs 4:17-20)
- gaan weg van Gods Wil, kiezen ervoor om onafhankelijk van God te
leven, nemen hun lot in eigen handen, opstandige harten.
Maar net zoals een kind zijn vader en moeder moet eren (Efeziërs
6:2), moet ook de mens zijn hemelse vader eren.
God geeft de mens de keuze.
Er is een tijdelijk genot te vinden in zonde (Hebreeën 11:24-26),
die een verslavende werking kent. Er is geen rust en vrede te vinden
in zonde!
De verloren zoon kreeg een nieuw gewaad, zijn ongerechtigheid werd
van hem weggenomen en hij werd in zijn ere hersteld. “Doet
hem de vuile klederen uit. Hij zeide tot hem: Zie, Ik neem uw
ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestklederen aan”
Zacharia 3:4.
- het maakt niet uit wat je hebt gedaan, hoe groot of erg je zonden
zijn geweest. Als jij je tot God keert dan zal hij je herstellen in
je relatie met hem (Galaten 3:26-27)
Gods genade neemt de ongerechtigheid weg van de ziel die zich
bekeert van zijn zonden. Sommigen denken dat Gods genade en geduld
dient om te blijven leven als de opstandige zoon in het verre
buitenland (vgl Romeinen 6:1).
Galaten 5:16-25
Het verheugt God dat zondaren zich bekeren en Hem gaan dienen ipv
zichzelf!