Gemeente van Christus Houthalen Oost
Er werd in gelijkenissen
gesproken
“En Hij leerde hun vele dingen in
gelijkenissen, en Hij zeide tot hen in zijn onderwijs” Markus
4:2.
Gelijkenis: (parabole) een voorbeeld waardoor een leerstelling of
een voorschrift wordt toegelicht; een vertelling, verzonnen maar in
overeenstemming met de wetten en gebruiken van het menselijk leven
Leer/onderwijs: dat wat onderwezen wordt.
“Een ieder, die verder gaat en niet
blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer
blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon” 2 Johannes
1:9.
Wat aan de gelijkenis
vooraf ging:
Jezus werd uitgenodigd in het huis van één van de hoofden van de
Farizeën (Lukas 14:1-6)
Omdat Hij bemerkte dat de genodigden de eerste plaats uitkozen sprak
hij een gelijkenis.
- zij wilden gezien worden
- zij wilden eer van mensen krijgen, maar eer van God zochten zij
niet.
“Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die
eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet
zoekt?” Johannes 5:44.
De gelijkenis van de hoogste en de
laagste plaats (Lukas 14:7-11)
Jezus zei tegen hen dat wanneer ze door iemand op een bruiloft
uitgenodigd waren, om niet op de eerste plaats te gaan aanliggen. Er
zou immers iemand kunnen uitgenodigd zijn die voornamer is dan u
zegt Jezus (8).
Dan zou diegene die beiden heeft uitgenodigd komen en zeggen ‘Maak
plaats voor deze, en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats
moeten gaan innemen’ (9)
Integendeel, als gij erheen gaat, ga dan op de laagste plaats
aanliggen. Dan zal diegene die u heeft uitgenodigd zeggen ‘Vriend,
kom meer naar voren. Dan zal dat u tot eer zijn tegenover allen, die
met u aanliggen’ (10)
“Want een ieder, die zichzelf verhoogt,
zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden”
Lukas 14:11.
Hoogmoed: grootheidswaanzin, overschatting van eigen kunnen.
Men is trots op eigenschappen of voorrechten die men niet heeft, of
in mindere mate dan men voorstelt.
Nederigheid: laag maken, trots opzij zetten, beneden anderen
plaatsen, diep gevoel van eigen kleinheid, bescheidenheid
De gevolgen van hoogmoed:
- “Als overmoed komt, komt schande mee,
maar wijsheid is bij de ootmoedigen” Spreuken 11:2.
- “Door overmoed ontstaat slechts twist,
maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid” Spreuken
13:10.
- “Iedere hooghartige is de Here een
gruwel; voorwaar, hij blijft niet ongestraft” Spreuken 16:5.
- “Hovaardij gaat
vooraf aan het verderf, en hoogmoed komt
voor de val” Spreuken 16:18.
- “Voor de val is het hart van de mens
hoogmoedig, maar ootmoed gaat vooraf aan de eer” Spreuken
18:12.
- “Eens mensen hoogmoed vernedert hem,
maar een nederige van geest zal eer ontvangen” Spreuken
29:23.
Hoogmoedige mensen beseffen vaak niet wat hun zonde is (vgl vrouw
die dacht dat ze geen zonde had)
Ze willen vaak indruk maken op zichzelf en andere mensen, ipv op God
(“Want indien iemand zich verbeeldt, dat
hij iets is, en het niet is, dan vergist hij zich zeer”
Galaten 6:3).
Hoogmoed is één van de zes dingen die God haat (Spreuken 6:16-17)
Hoogmoed verontreinigt de mens (Markus 7:21-23)
Hoogmoed heeft te maken met het hart van een mens dat op zichzelf
vertrouwt ipv op God (vgl 1 Korintiërs 10:12)
vb koning Uzzia (2 Kronieken 26:1-23), koning Jechizkia (2 Kronieken
32:24-26)
Hoogmoedige mensen gehoorzamen God niet en zijn niet dankbaar voor
Zijn weldaden.
1 Petrus 5:5-7.
“Maar wie roemt, roeme in de Here; want niet
wie zichzelf aanbeveelt, doch wie van de Here een aanbeveling
ontvangt, heeft de proef doorstaan” 2 Korintiërs 10:17-18.
Jacobus 4:1-10 - Bij God is geen plaats voor hoogmoedigen
“Want krachtens de genade, die mij
geschonken is, zeg ik een ieder onder u: koestert geen gedachten,
hoger dan u voegen, maar gedachten tot bedachtzaamheid, naar de mate
van het geloof, dat God elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld”
Romeinen 12:3.
Conclusie:
Nederigheid is geen populair begrip in deze wereld, mensen zijn bang
om als een deurmat te worden behandeld (Jesaja 57:15). Maar het zijn
de nederigen die God zullen vinden en met Hem in het hemelse
Jeruzalem zullen vertoeven.
“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in
de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des
Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des
vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de
Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar
begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”
1 Johannes 2:15-17.
Filippenzen 2:1-16.