Gemeente van Christus Houthalen Oost
“En Hij leerde hun vele dingen in
gelijkenissen, en Hij zeide tot hen in zijn onderwijs” Markus
4:2.
Gelijkenis: (parabole) een voorbeeld waardoor een leerstelling of
een voorschrift wordt toegelicht; een vertelling, verzonnen maar in
overeenstemming met de wetten en gebruiken van het menselijk leven.
Leer/onderwijs: dat wat onderwezen wordt.
“Een ieder, die verder gaat en niet
blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer
blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon” 2 Johannes
1:9.
De gelijkenis van de arbeiders in
de wijngaard (Matteus 20:1-16)
Wat aan de gelijkenis
vooraf ging:
Een rijke jongeling had aan Jezus gevraagd wat hij moest doen om het
eeuwige leven te beërven (Matteus 19:16). Het antwoord van Jezus was
te hard en te moeilijk voor hem om te gehoorzamen, waardoor hij
bedroefd wegging (Matteus 19:21-22). Jezus zegt daarop dat het
moeilijk is voor een rijke om het Koninkrijk der hemelen binnen te
gaan (Matteus 19:23), waarop de discipelen zich afvragen wie dan
behouden kan worden (Matteus 19:25). Dit deed Petrus nadenken over
zichzelf en de andere discipelen. Hij vraagt Jezus wat de beloning
zal zijn voor het volgen van Jezus (Matteus 19:27). Jezus antwoord
daarop dat de Zijn discipelen vele malen meer zullen terug ontvangen
dan wat ze hebben prijsgegeven en ook het eeuwige leven zullen erven
(Matteus 19:29). Toch zouden vele eersten de laatsten, en vele
laatsten de eerste zijn (Matteus 19:30). Het is deze gedachte die
Jezus terug herhaalt op het einde van de gelijkenis van de arbeiders
in de wijngaard (Matteus 20:16). Jezus geeft dus een antwoord op de
houding en de gedachte van Petrus die rijkelijk beloond wilde worden
voor het volgen van Jezus. Hij verwachtte een wederdienst.
De gelijkenis:
De eerste groep arbeiders van de wijngaard vroeg in de ochtend
“1Want het Koninkrijk der hemelen is
gelijk aan een heer des huizes, die des morgens vroeg arbeiders voor
zijn wijngaard ging huren. 2Toen hij het met de arbeiders eens
geworden was voor een schelling ’s daags, zond hij hen in zijn
wijngaard.” Matteus 20:12.
Jezus zegt dat het Koninkrijk der hemelen gelijkt op een eigenaar
die ‘s morgens vroeg arbeiders gaat inhuren. Deze arbeiders moeten
op zijn wijngaard komen werken. De eigenaar had een overeenkomst
gemaakt met de arbeiders om een hele dag te werken voor een
schelling. Dit was een redelijk dagloon voor een arbeider. Als we de
vergelijking doortrekken naar een dagloon in westerse wereld anno
2020, dan zouden we kunnen spreken over een bedrag rond de 100 euro
netto.
De tweede groep arbeiders omstreeks het derde uur
“3En
omstreeks het derde uur ging hij naar buiten en zag nog anderen
werkloos op de markt staan, 4en hij zeide tot hen: Gaat ook gij in
de wijngaard en wat billijk is zal ik u geven. En zij gingen.”
Matteus 20:3-4.
Rond het derde uur ging de eigenaar naar buiten en zag nog anderen
werkloos op de markt staan. Een werkdag duurde pakweg van zes uur ’s
ochtends tot zes uur ’s avonds, van zonsopgang tot zonsondergang.
Het derde uur is dus rond negen uur ’s ochtends. Ook deze werklozen
werd gevraagd om in de wijngaard te komen werken. De eigenaar van de
wijngaard beloofde hen een billijk (aanvaardbaar) loon te geven.
De derde en de vierde groep arbeiders omstreeks het zesde en het
negende uur
“5Omstreeks het zesde en het negende uur
ging hij wéér naar buiten en handelde evenzo.” Matteus 20:5.
Rond het zesde uur (dat is twaalf uur ’s middags) en het negende uur
(dat is drie uur in de namiddag) ging de eigenaar weer naar buiten
en zag werkloze arbeiders op de markt staan. Ook hen bood hij een
job aan voor een aanvaardbaar loon.
De vijfde groep arbeiders omstreeks het elfde uur
“6Toen hij omstreeks het elfde uur naar
buiten ging, vond hij nog anderen staan en zeide tot hen: Waarom
staat gij hier de gehele dag werkloos? 7Zij zeiden tot hem: Omdat
niemand ons gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij in de
wijngaard.” Matteus 20:6-7.
Rond het elfde uur (dat is vijf uur in de namiddag) vond de eigenaar
nog een groep mensen die geen werk hadden. Hij vraagt hen waarom ze
daar de hele dag werkloos stonden. Hun antwoord is duidelijk.
Niemand had hen ingehuurd om voor hem te werken. De eigenaar geeft
hen werk.
Iedereen ontvangt een schelling
“8Toen de avond viel, zeide de heer van
de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders en betaal het
loon uit, te beginnen bij de laatsten, tot de eersten. 9Toen zij,
die omstreeks het elfde uur gehuurd waren, kwamen, ontvingen zij
ieder een schelling. 10En toen de eersten kwamen, meenden dezen, dat
zij meer zouden ontvangen. En zij ontvingen eveneens ieder een
schelling.” Matteus 20:8-10.
Op het einde van de werkdag geeft de eigenaar van de wijngaard aan
zijn opzichter de opdracht om alle arbeiders bijeen te roepen en het
loon uit te betalen. Zowel zij die als laatste waren begonnen,
alsook zij die als eerste waren begonnen. Zij die op het elfde uur
waren begonnen, en dus het minste hadden gewerkt, kregen een
schelling. Daardoor dachten zij die eerder waren begonnen, dat ze
meer zouden krijgen dan de afgesproken schelling. Tot hun
teleurstelling kregen ze evenveel als zij die maar een uur hadden
gewerkt.
Zijn we niet overeengekomen dat je zou werken voor een schelling?
“11Toen zij die ontvingen, morden zij
tegen de heer des huizes, 12en zij zeiden: Deze laatsten hebben één
uur gewerkt en gij hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag
en de hitte hebben doorstaan. 13Maar hij antwoordde een van hen en
zeide: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt gij het niet met mij eens
geworden voor een schelling? 14Neem het uwe en ga heen; ik wil deze
laatsten hetzelfde geven als u. 15Staat het mij niet vrij met het
mijne te doen, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?”
Matteus 20:11-15.
Zij die een hele dag hadden gewerkt, begonnen te klagen over hun
loon. Ze halen het argument aan dat de eigenaar niet eerlijk is. Die
laatste groep heeft immers maar één uur gewerkt, en zijzelf twaalf
uren. De eigenaar antwoordt hen dat hij hen geen onrecht aandoet.
Hij houdt zijn woord en betaalt hen het overgekomen loon. Dat was
immers de afspraak. Hij roept hen op om tevreden te zijn. Het is
niet hun zaak als de eigenaar de laatsten hetzelfde wil geven als de
eersten. Hij heeft als eigenaar het recht om zelf te beslissen over
wat hij wel en niet doet. Hij stelt hen de vraag of hun reactie niet
eerder voortkomt uit hun verkeerde motivatie, een boos oog. Want als
je het anders bekijkt, zouden ze ook kunnen concluderen dat het goed
is van de eigenaar om iemand rijkelijk te vergoeden ook al heeft
deze niet veel gewerkt in vergelijking met henzelf. De eigenaar
heeft aan elke groep werkers gegeven wat hij beloofd heeft. Toen de
eerste groep onderling ging vergelijken met de anderen, vonden ze
echter dat ze oneerlijk werden behandeld. Dat was eerder een blijk
van hun ondankbaarheid. Noch de eersten, noch de laatsten die werden
aangenomen, verdienden het dat de eigenaar hen uitkoos om voor hem
te werken. Ze waren immers allemaal werkloos en de eigenaar had
besloten hen een kans te geven.
“16Alzo
zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”
Matteus 20:16.
We kunnen het ook anders bekijken. Zij die het laatst werden
aangenomen, hebben ook minder kansen gekregen om hun dankbaarheid te
tonen door hun arbeid van harte verrichten voor hun werkgever. Het
loon, het werk, de ingehuurde arbeiders, de wijngaard, alles
behoorde de eigenaar toe. Hij kon aannemen wie hij wilde, hij kon
ontslaan wie hij wilde, hij kon het loon bepalen, alsook de
arbeidsvoorwaarden. Petrus vroeg aan Jezus “Zie,
wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd; wat zal dan ons
deel zijn?” Matteus 19:27. Petrus wilde worden
terugbetaald voor wat hij voor Jezus had gedaan. De waarheid is dat
God noch aan Petrus, noch aan ons iets verschuldigd is. Toch kiest
God ervoor om vrijgevig te zijn en ons te zegenen, in dit leven en
in het komende leven.
Conclusie:
Gehoorzaamheid aan het evangelie is het gevolg van Gods genade.
Iedereen heeft Gods genade nodig. Het is een geschenk van God dat we
niet kunnen verdienen. Christenen kunnen daarvoor dankbaar zijn en
God dienen. Of ze kunnen hun harten vullen met afgunst en boosheid
door zich te gaan vergelijken met andere christenen. Zijn wij
dankbaar voor wat God ons geeft, of vullen wij ons hart met afgunst
omdat we zien dat God meer genade schenkt aan hen die het nodig
hebben? “Nu gij uw zielen door
gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde
broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief”
1 Petrus 1:22. Denk eraan, de eigenaar moest niemand inhuren, maar
hij besloot het te doen omdat hij zag dat de arbeiders werkloos
waren.
We moeten oppassen dat we God niet kwaad maken, omdat wij vinden dat
God genade geeft aan iemand waarvan wij vinden dat die het niet
verdient. Ook zal niet elke christen evenveel dankbaarheid (kunnen)
tonen aan God. Dat mag niet onze bezorgdheid zijn.
“23Wat gij ook doet, verricht uw werk
van harte, als voor de Here en niet voor mensen; 24gij weet toch,
dat gij van de Here tot vergelding de erfenis zult ontvangen. Gij
dient Christus als heer. 25Want wie onrecht doet, zal zijn onrecht
terugontvangen, en er is geen aanzien des persoons.”
Kolossenzen 3:23-25.