Gemeente van Christus
			
			De discipelen van Jezus hadden gehoord hoe Jezus al vanaf het begin 
			leerde dat de armen van geest zalig zijn. Dat voor hun het 
			koninkrijk der hemelen is (Matteus 5:3). Jezus leerde hen op 
			diezelfde dag dat ze moesten oppassen dat ze hun Godedienst niet 
			voor de mensen mochten doen, om door hen opgemerkt te worden. Zij 
			die zo handelen hebben immers geen loon bij hun Vader die in de 
			hemelen is (Matteus 6:1). De huichelaars in Jezus’ tijd bazuinden 
			het voor zich uit dat ze aalmoezen gaven. Hun motivatie was om door 
			de mensen geroemd te worden (Matteus 6:2-4). Ook gingen zij zo 
			publiek mogelijk bidden om aan de mensen te laten zien hoe veel en 
			hoe lang zij wel niet baden. In hun gebeden gebruikten zij vele 
			woorden omdat ze dachten daardoor verhoord te zullen worden (Matteus 
			6:5-8). Wanneer de huichelaars gingen vasten, trokken zij een somber 
			gelaat en maakte hun gezicht ontoonbaar om aan de mensen te laten 
			zien dat zij aan het vasten waren. Mensen durven nogal eens meer van 
			zichzelf denken dan dat ze werkelijk zijn. Het is in deze gedachte 
			dat Jezus waarschuwt “Oordeelt niet, 
			opdat gij niet geoordeeld wordt” Matteus 7:1.
			
			Zulk een houding is een reëel gevaar voor een discipel van Jezus. 
			Het zijn de uiterlijke tekenen van wat er mis is met het hart 
			(Markus 7:20-23). De zonde van trots heeft woning gemaakt in het 
			hart van hen die zo handelen. Bekering van zonde vraagt dat de 
			harten van trotse mensen veranderen, waardoor ook hun handelingen 
			zullen veranderen (vgl Jesaja 66:1-2).
			
			
			Wie is wel de grootste in het Koninkrijk 
			der hemelen?
			
			Als de tijd voorbij ging, waren er drie discipelen van Jezus die 
			iets meer mochten dan de anderen. Het waren enkel Petrus, Jakobus en 
			Johannes die erbij mochten zijn toen de dochter van Jaïrus uit de 
			dood werd opgewekt (Markus 5:37). Het waren zij die door Jezus 
			werden gekozen om mee te gaan om in eenzaamheid te bidden op een 
			hoge berg. Het was toen dat Jezus’ gedaante veranderde en dat Mozes 
			en Elia met Hem spraken (Matteus 17:1-3).
			
			Toen zij van die berg op weg naar Kafarnaüm onderweg waren, vroeg 
			Jezus hen waarover zij onderweg in gesprek waren (Markus 9:33). “En 
			zij zwegen, want zij hadden onderweg met elkander erover gesproken, 
			wie de meeste was” Markus 9:34. Het was duidelijk een 
			vervelende vraag die Jezus stelde. Zij hadden toegegeven aan de 
			gedachte die bij hen was opgekomen. Om één of andere reden zijn zij 
			gaan nadenken over deze vraag zoals Lukas zegt “Er 
			kwam ook een overlegging bij hen op, wie van hen de meeste was” 
			Lukas 9:46. Ze zwegen eerst tegen Jezus. Schaamden ze zich? Daar 
			lijkt het wel op want het was niet een normaal gesprek, ze hadden 
			erover gediscussieerd.
			
			“En Hij ging zitten, riep de twaalven en 
			zeide tot hen: Indien iemand de eerste wil zijn, die zal de 
			allerlaatste zijn en aller dienaar” Markus 9:35. Wie van de 
			twaalf betrokken was bij de discussie is niet duidelijk, misschien 
			wel allemaal. Hoe dan ook, Jezus roept hen allemaal bij zich. Hij 
			wilde hen de volgende belangrijke les leren.
			
			In Jezus’ Koninkrijk ligt de grootste eer weggelegd voor de 
			nederigen. Hoogmoedige mensen worden er verlaagd is positie en eer. 
			Nederige mensen worden er verhoogd in positie en eer. De discipelen 
			moesten dus beseffen dat hun motivatie om deze vraag te stellen, 
			verkeerd was. Trotsheid doet een mens meer van zichzelf denken dan 
			dat hij is. Trotsheid doet een mens geloven dat hij meer kan, dan 
			dat hij werkelijk kan. Trotsheid doet een mens meer op zichzelf 
			vertrouwen dan op God. Mensen die met God willen leven, zullen 
			moeten rekenen met de woorden die zeggen “De 
			vreze des Heren voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de 
			eer” Spreuken 15:33 en “voor de 
			val is het hart van de mens hoogmoedig, maar ootmoed gaat vooraf aan 
			de eer” Spreuken 18:12. In de wereld van de goddelozen is het 
			vaak andersom. Zij die meer van zichzelf denken en zij die zich 
			groter voordoen dan ze werkelijk zijn, geraken ver en bekleden vaak 
			hoge plaatsen en genieten grote eer. Jezus leert Zijn discipelen het 
			tegenovergestelde!
			Wordt als de kinderen 
			
			“Op dat ogenblik kwamen de discipelen 
			bij Jezus en vroegen: Wie is wel de grootste in het Koninkrijk der 
			hemelen? En Hij riep een kind tot Zich, plaatste dat in hun midden, 
			en zeide: Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt 
			als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet 
			binnengaan. Wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, die is 
			de grootste in het Koninkrijk der hemelen” Matteus 18:1-4.
			
			Ergens in het gesprek met Jezus, hebben de discipelen het nog nodig 
			gevonden om te vragen wie dan toch de grootste is in het Koninkrijk 
			der hemelen. Ze waren traag in het begrijpen van wat Jezus hen 
			probeerde te leren. Wij zijn niet veel anders! Om zijn levensles te 
			illustreren roept Jezus een kind tot Zich en plaatst dat in hun 
			midden. Hij zegt Zijn discipelen dat ze zich moeten bekeren. Dit 
			betekent dat ze hun harten moesten veranderen en daardoor ook hun 
			handelingen. De reden waarom ze zich deze vraag hadden gesteld, was 
			omdat ze zich hadden laten leiden door trotse gedachten. Maar ze 
			moesten zich niet alleen bekeren, ze moesten ook worden als de 
			kinderen wilden zij het Koninkrijk der hemelen binnengaan. Waarom 
			was dat? Wel, zij moesten leren om zich gering te achten als het 
			kind dat voor hen stond. Zo zouden zij de grootste zijn in het 
			Koninkrijk der hemelen.
			
			Kleine kinderen zijn niet bezorgd om welke plaats ze innemen. Noch 
			over wiens familie belangrijker is, of over wie rijk of arm is, … . 
			Het is pas wanneer ze onder de invloed van volwassenen komen, dat 
			trotsheid hen meer en beter dan anderen zal doen voelen. Voor de 
			tijd dat ze negatief worden beïnvloed door ouderen, zijn kinderen 
			nederig en laten ze zich gemakkelijk leren. Ze denken niet meer van 
			zichzelf dan dat ze werkelijk zijn. En dat is wat de discipelen van 
			Jezus moeten leren. Hun hoogmoed veroorzaakte dat zij neerkeken op 
			de andere ‘kleinere’ discipelen. 
			Jezus waarschuwt hen daarom dat Zijn discipelen elkaar moeten 
			ontvangen als een kind. Wanneer zij dat doen, dan ontvangen zij 
			Jezus zelf (Matteus 18:5). Daaruit blijkt ook dat wie de kleinste 
			van Zijn kinderen weigert te ontvangen, Jezus zelf weigert te 
			ontvangen.
			
			
			Trotsheid leidt tot verleidingen van de 
			kleinsten
			
			Jezus geeft tegelijk ook de waarschuwing dat zij door trotsheid de 
			kleinste van de discipelen die in Hem gelooft, tot zonde verleid, 
			een zwaar oordeel staat te wachten.“het 
			zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was 
			gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee”Matteus 
			18:6b. Er zullen altijd verleidingen zijn, maar wee die mens door 
			wie de verleiding komt. Daarom roept Jezus om radicaal komaf te 
			maken met verleidingen. Hij zegt “Indien 
			uw hand of uw voet u tot zonde verleidt, houw hem af en werp hem 
			weg. Het is beter voor u verminkt of kreupel ten leven in te gaan, 
			dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te 
			worden. En indien uw oog u tot zonde verleidt, ruk het uit en werp 
			het van u. Het is beter voor u met een oog ten leven in te gaan, dan 
			met twee ogen in het hellevuur geworpen te worden” Matteus 
			18:8-9.  Trotse mensen zijn de 
			veroorzakers van verleidingen. Ze zetten anderen aan tot zonde en 
			kijken neer op mensen die niet zoals hen zijn. Dit is dus een 
			belangrijke les die de discipelen van Jezus moesten leren. Zij zijn 
			het die na Jezus’ heengaan door de Geest geleid zouden worden om de 
			volle waarheid bekend te maken aan de wereld (Johannes 16:12-14). De 
			trotsheid in hun harten stond Gods werk in de weg, belemmerde de 
			vooruitgang van het evangelie. Trotsheid bepaalt hoe je met mensen 
			omgaat, hoe je met hen spreekt, hoe je over hen denkt, wat je voor 
			hen doet, … . Daarom maakt Jezus duidelijk “Ziet 
			toe, dat gij niet een dezer kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun 
			engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht zien van mijn 
			Vader, die in de hemelen is. Want de Zoon des mensen is gekomen om 
			het verlorene te behouden” Matteus 18:10-11.
			
			
			Conclusie
			
			Jezus’ discipelen hebben regelmatig geworsteld met deze zonde. Zelfs 
			na de gebeurtenissen in Matteus 18, zien we dat Jezus Zijn 
			discipelen hierover leerde. Hij sprak hen over hoe ze zich moesten 
			gedragen wanneer ze op een bruiloft werden uitgenodigd (Lukas 
			14:7-11). Ook de vraag van de moeder van Jakobus en Johannes zorgde 
			voor veel beroering onder de discipelen (Matteus 20:20-28). En zelfs 
			bij het laatste avondmaal ontstond er opnieuw onenigheid over de 
			vraag wie van hen als eerste moest gelden (Lukas 22:24-27). 
			
			“Doch Jezus riep hen tot Zich en zeide: 
			Gij weet, dat de regeerders der volken heerschappij over hen voeren 
			en de rijksgroten oefenen macht over hen. Zo is het onder u niet. 
			Maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienaar zijn, en wie onder 
			u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn; gelijk de Zoon des mensen 
			niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn 
			leven te geven als losprijs voor velen” Matteus 20:25-28.
			
			Trotsheid kent vele uitwerkingen in het leven. Bid dat God u mag dan 
			inzien waar je trots bent en vraag Hem om je te helpen om nederig te 
			worden. Wij zijn niet anders dan Jezus’ discipelen. De les die zij 
			moesten leren, is ook een les die wij moeten leren.