Gemeente van Christus Houthalen Oost
“Overigens valle niemand mij lastig,
want ik draag de littekenen van Jezus in mijn lichaam”
Galaten 6:17. In de slotwoorden van zijn brief aan de Galaten zegt
Paulus dat hij de littekenen van Jezus in zijn lichaam draagt. In
het Oude Testament werden de Joden verboden om insnijdingen in hun
lichaam te maken en tekeningen in huid te laten prikken (Leviticus
19:28). Mensen denken soms dat ze allerlei tattoo’s op hun lichaam
moeten zetten, of dat ze allerlei religieuze tekenen moeten dragen.
Paulus had dat allemaal niet nodig. Hij droeg ook tekenen, maar dat
waren tekenen die waren achtergebleven op zijn lichaam door
vervolging en verdrukking. Paulus had deze littekenen ontvangen
doordat hij vervolgd werd om de naam van Jezus. De wonden op zijn
lichaam waren een bewijs dat hij Christus toebehoorde. Dat hij een
trouwe slaaf en dienaar van Christus was. In het bijzonder kende
Paulus vervolging omdat hij de besnijdenis niet meer predikte
(Galaten 5:11). De gelovigen in Galatië die twijfelden aan wat hij
leerde over de besnijdenis, moesten hem niet meer lastig vallen. Ze
moesten kijken naar zijn littekens en dan zouden ze het weten. Dan
zouden ze weten waar de littekens vandaan kwamen en wie de littekens
hadden toegebracht.
De littekens op Paulus’ lichaam
Hoewel Paulus geroepen werd als een apostel voor de heidenen
(Romeinen 15:16; Galaten 2:8), zien we dat hij altijd eerst tot de
Joden predikte als de gelegenheid het toeliet. Wanneer hij een stad
binnenkwam, ging hij naar de synagoge (Handelingen 9:20; 13:5,14;
14:1; 17:1-2,10,17; 18:4; 19:8). “En
Paulus ging, zoals hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie
sabbatten achtereen met hen gedeelten uit de Schriften, door
aanhalingen uitleggende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit
de doden, en dat deze de Christus is, die Jezus, die ik zeide hij u
predik” Handelingen 17:1-2. Soms werd hij door de Joden
behandeld als een verrader van het Jodendom omdat hij leerde dat
Jezus de Christus is, ze waren afgunstig dat Paulus’ woorden werden
aanhoord en door sommigen werden geloofd (Handelingen 13:45,50;
17:5). Men sprak kwaad van Paulus (Handelingen 19:9). Hij kreeg
regelmatig zweepslagen van de Joden (2 Korintiërs 11:24). Doordat
hij aanhoudend bleef prediken aan de Joden, zochten de Joden
gelegenheden om hem te doden en te geselen (Handelingen 9:23;
22:23-25). Paulus vertelt zelf over wat hij heeft meegemaakt “driemaal
ben ik met de roede gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik
schipbreuk geleden, een etmaal heb ik doorgebracht in volle zee;
telkens op reis, in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in
gevaar door volksgenoten, in gevaar door heidenen, in gevaar in de
stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder
valse broeders; in moeite en inspanning, tal van nachten zonder
slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, in koude en
naaktheid” 2 Korintiërs 11:25-26.
Paulus’ strijd met hen die
zich uiterlijk goed wilden voordoen
“Allen, die zich uiterlijk goed willen
voordoen, trachten u te dwingen tot de besnijdenis, alleen om niet
vervolgd te worden ter wille van het kruis van Christus Jezus. Want
zij, die zich laten besnijden, houden zelf niet eens de wet, doch
zij willen, dat gij u laat besnijden, opdat zij op uw vlees roem
kunnen dragen.” Galaten 6:12-13.
Paulus had niet alleen een probleem met wat de Judeërs de gelovigen
onder de Galaten wilden opdringen, namelijk om hen onder de wet van
Mozes plaatsen (Galaten 4:21). Paulus had ook een probleem met hun
motivatie. Ze probeerde de heidenen die zich tot Christus hadden
gekeerd, te overhalen om zich te besnijden, omdat ze zich uiterlijk
goed wilden voordoen.
Ze waren egoïstisch, ze
deden dit niet omdat het Gode welgevallig was, maar omdat ze zelf
niet wilden vervolgd worden ter wille van het kruis van Christus. Ze
deden het dus ook niet omdat ze geloofden dat het goed was voor de
Galaten om de wet na te volgen. Ze waren ook
hypocriet, want hoewel
zij anderen probeerden te overhalen om zich te besnijden en de wet
van Mozes na te volgen, hielden ze zich zelf niet eens aan Mozes’
wet. Ze zochten de eer van
mensen. Door de heidenen te overtuigen om zich te laten
besnijden, konden zij naar de Joden gaan die het christendom zwaar
vervolgden en zeggen dat zij hen hadden kunnen overtuigen om zich te
besnijden en de wet na te volgen. De vervolging van de Joden tegen
het christendom was niet mals. We kunnen daarom ook begrijpen waarom
Joodse christenen er een voordeel in zagen om de heidenen tot de wet
van Mozes te bekeren. Het zou hen veel leed en verdriet besparen.
Ook Petrus en de anderen maakten zich
schuldig aan hypocrisie
Toen Paulus zag wat Petrus deed, verzette hij zich openlijk tegen
hem omdat het ongelijk aan zijn kant was (Galaten 2:11). “Want
voordat sommigen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij met
de heidenen aan een tafel, maar toen zij kwamen, trok hij zich terug
en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen. En ook de overige
Joden huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas zich liet
medeslepen door hun huichelarij. Maar toen ik zag, dat zij niet de
rechte weg bewandelden naar de waarheid van het evangelie, zeide ik
tot Kefas ten aanhoren van allen: Indien gij, die een Jood zijt,
naar heidens en niet naar Joods gebruik leeft, hoe kunt gij dan de
heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?” Galaten
2:12-14.
De situatie was als volgt. Voordat sommige gelovigen uit de kring
van Jakobus waren gekomen, at Petrus gewoon met de heidenen aan
tafel. Maar toen de Joodse christenen uit de kring van Jakobus
kwamen, trok Petrus zich terug uit vrees voor de besnedenen. Wat
zouden zij wel niet van hem denken? Wat zouden zij wel niet van hem
zeggen als ze zagen dat hij met heidenen at. Petrus wist anders zeer
goed wat God daarover te zeggen had. God had hem duidelijk gemaakt
dat de heidenen door de Joden moesten worden aanvaard (Handelingen
10:1-47). Bij God is er immers geen aanneming des persoons, want God
had hem duidelijk gemaakt bij Cornelius dat hij niemand onheilig of
onrein mag noemen. Zo zei Petrus tegen Cornelius “Gij
weet, hoe het een Jood verboden is zich te voegen bij of te gaan tot
een niet-jood; doch mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig
of onrein mag noemen” Handelingen 10:28. Meer nog, ook de
Joden in Jeruzalem erkenden dat de heidenen bekering ten leven was
geschonken door God, nadat Petrus hen over de gebeurtenissen had
verteld (Handelingen 11:1-18).
Toch liet Petrus zich leiden door vrees voor de Joden die daar niet
mee akkoord gingen. Vrees is een slechte raadgever! De slechte
invloed van Petrus was zo groot dat ook de andere Joden en zelfs
Barnabas (Paulus medewerker) zich liet meeslepen door hun
huichelarij. Maar ook de heidenen in Galatië werden door Petrus
voorbeeld gedwongen om plots naar Joods en niet naar heidens gebruik
te leven.
Wat deed Paulus toen hij deze hypocrisie zag? Toen Paulus zag dat
zij niet de rechte weg van het evangelie bewandelden naar de
waarheid van het evangelie, berispte hij Kefas (Petrus) ten aanhoren
van allen. Hij stelde hem de vraag hoe hij, een Jood, naar heidens
gebruik kon leven door eerst met de heidenen om te gaan, om hen
daarna te dwingen om zich als Joden te gedragen. Petrus respecteerde
eerst duidelijk niet de wet van Mozes die stelde dat een Jood zich
niet mocht voegen bij een niet Jood. Hij volgde de wet ook niet met
betrekking tot het onderscheiden van reine en onreine dingen.
De kracht van iemands voorbeeld wordt zeer duidelijk uit dit
voorbeeld. Er is altijd wel iemand die naar je kijkt. Petrus’
voorbeeld laat ook zien hoe gevaarlijk het is om navolgers van
mensen te zijn. Zou Barnabas zich kunnen rechtvaardigen bij God door
te zeggen ‘ik heb Petrus gevolg, dus dan zal het wel goed zijn’?
Hadden Barnabas, Petrus en de andere Joden die huichelden niet Gods
woord moeten navolgen in deze? Petrus’ huichelarij is niet te
verwarren met Paulus’ gedrag in 1 Korintiërs 9:19-22. Paulus zegt
daar dat hij een Jood probeerde te zijn voor de Joden om hen tot
Christus te brengen. Petrus’ opzet was helemaal niet om deze Joodse
christenen tot inkeer te brengen, maar hij vreesde hen en wilde hen
plezieren in hun zoektocht om de wet van Mozes op te leggen aan de
heidenen.
Conclusie
Paulus vervolging kwam van overal, maar vooral van de Joden. Daarom
stelt Paulus terecht de vraag aan de Galaten “Wat
mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik,
waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van
het kruis van kracht beroofd” Galaten 5:11. Als Paulus de wet
en de besnijdenis nog predikte, waarom zouden de Joden dan nog
aanstoot aan hem nemen. Het juist omdat hij de wet en de besnijdenis
niet meer predikt, maar het evangelie van Jezus, dat hij vervolging
kende. Daarom dat hij de Galaten doet inzien dat ze de hypocriete
voorbeelden, noch de overtuigende woorden van dwaalleraren niet
moeten navolgen. Hij zegt de Galaten “Opdat
wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt
dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. Zie, ik,
Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut
doen. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij
verplicht is de gehele wet na te komen. Gij zijt los van Christus,
als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat
gij. Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de
gerechtigheid, waarop wij hopen. Want in Christus Jezus vermag noch
besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde
werkende. Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen, dat gij aan de
waarheid niet meer gehoorzaamt? Die overreding kwam niet van Hem,
die u roept” Galaten 5:1-8. Door te luisteren naar de valse
woorden om de wet van Mozes na te volgen, zouden zij zichzelf buiten
de genade van God plaatsen! Door dit te doen gehoorzaamden zij niet
meer aan de waarheid. Het was niet God die hen dat had gezegd!
Welke littekens dragen wij op ons lichaam om Jezus’ Naam? Of zijn
wij gevangen door de huichelarij uit vrees van wat mensen over ons
zouden zeggen? In Openbaringen worden we ook een beeld gegeven van
satan die de zijnen kenmerkt door het teken van het beest
(Openbaringen 13:15-16) en Gods volk die de naam van de Vader op hun
voorhoofden hebben geschreven (Openbaringen 14:1). Tot welke groep
behoren wij? “Want besneden zijn of niet
besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is.
En allen, die zich naar die regel zullen richten, vrede en
barmhartigheid kome over hen, en ook over het Israel Gods”
Galaten 6:15-16.