Gemeente van Christus
Kan iemand die behouden is door het bloed van Jezus zijn behoudenis
verliezen? Kan iemand die gered is, zo zondigen dat hij zijn redding
kwijtgeraakt en alsnog voor eeuwig verloren gaat? De vraag is niet
of God in staat is om mensen te behouden van het oordeel van de hel.
Daarop is het antwoord overduidelijk, JA! God is in staat om mensen
te behouden en Hij zal het ook doen. De vraag is wel of de gelovige
zijn behoudenis kan verliezen door op te houden met te geloven in de
waarheid en door ongehoorzaam te zijn aan het geloof? Het antwoord
dat Gods Woord op deze vraag geeft is overduidelijk, alsook de
blindheid van hen die hetgeen er geschreven staat, niet willen
aanvaarden omdat ze de dwaalleer van ‘eens gered altijd gered’ zijn
gaan geloven.
Het geloof van de Titanic
Veel mensen zullen je proberen wijs te maken dat het dus onmogelijk
is om je redding kwijt te spelen. Ze zullen je zeggen dat het niet
uitmaakt hoe je leeft als christen, ‘eens
gered is altijd gered’ is hun denkwijze. Maar net zoals velen in
1912 geloofden dat de Titanic onzinkbaar was, denken veel mensen
vandaag de dag dat het voor een christen onmogelijk is om zo te
zondigen dat je jezelf als christen buiten de genade plaatst. Paulus
deelt die mening echter niet. Wanneer hij Timoteus oproept om de
goede strijd te strijden met geloof en met een goed geweten, zegt
hij “Omdat sommigen dit hebben
verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden. Tot hen behoren
Hymeneus en Alexander, die ik aan de satan heb overgegeven, opdat
hun het lasteren worde afgeleerd” 1 Timoteus 1:19-20. Kan
Paulus nog duidelijker zijn? Het geloof van hen die de goede strijd
niet meer strijden met geloof en met een goed geweten, heeft
schipbreuk geleden.
Ontvang Gods genade niet tevergeefs
Paulus waarschuwt de Korintiërs “Maar
als medewerkers Gods vermanen wij u ook de genade Gods niet
tevergeefs te ontvangen” 2 Korintiërs 6:1. Een mens wordt
door Gods genade behouden, dat is overduidelijk. Maar het is
mogelijk om die genade tevergeefs te ontvangen. Het is mogelijk dat
mensen de genade van God gaan misbruiken om in zonde te blijven
leven of om zich er weer aan over te geven.
Gods genade misbruiken om in
zonde te blijven leven of zich er terug aan overgeven
De Korintiërs moesten leren dat een lid van Christus zich niet mag
bezondigen aan hoererij (1 Korintiërs 6:9-11,15-19). Want, zegt
Paulus “gij zijt gekocht en betaald.
Verheerlijkt dan God met uw lichaam” 1 Korintiërs 6:20.
Paulus maakt hen duidelijk dat geen hoereerder het Koninkrijk Gods
zal beërven. Zij die gekocht en betaald zijn door Christus’ bloed
hebben de verantwoordelijkheid om God te verheerlijken met hun
lichamen i.p.v. zich over te geven aan hoererij e.d. .
Het was niet zonder gevolgen wanneer sommige Korintiërs dachten dat
het goed was om afgodenoffers te eten in de afgodentempels. Paulus
zegt hen “Want indien iemand u, die
kennis hebt, aan tafel ziet aanliggen in een afgodentempel, zal hij
met zijn zwak geweten dan niet gestijfd worden tot het eten van
offervlees? Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van
uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is”
1 Korintiërs 8:10-11. In 1 Korintiërs 10:14-22 laat Paulus hen zien
dat ze zondigden door deel te hebben aan afgodendiensten en door het
eten van de afgodenoffers. Maar hier maakt Paulus hen eerst
duidelijk dat hun zondig gedrag veroorzaakte dat een broeder, voor
wie Christus is gestorven, verloren gaat omdat deze tegen zijn
geweten in ook offervlees gaat eten. Dit was wat het voorbeeld van
de christenen veroorzaakte, die van zichzelf meenden dat ze sterk in
het geloof waren. Maar Paulus laat hen weten:“Door
zo tegen de broeders te zondigen, en hun geweten, indien het zwak
is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus” 1 Korintiërs
6:12. Paulus waarschuwt hen vervolgens door het voorbeeld van Israel
aan te halen opdat zij zouden leren om niet dezelfde lust voor het
kwade te hebben (1 Korintiërs 10:1-10). “Dit
is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter
waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is.
Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle” 1
Korintiërs 10:11-12. De Korintiërs die dachten te staan moesten
toezien dat ze niet zouden vallen. Dit laat opnieuw zien dat het
mogelijk is voor hen geheiligd zijn door Jezus’ bloed om te vallen.
Hoe anders kan deze waarschuwing enige betekenis hebben?
Zij verloochenen de Heerser die hen
heeft gekocht
Een verloren zondaar kan niet zeggen dat hij gekocht en betaald is
door Jezus’ bloed. Dat kan enkel een christen zeggen (Handelingen
20:28). Petrus waarschuwt de christenen daarom ook dat er onder hen
valse leraren zullen komen die dwaalleringen zullen doen
binnensluipen, en die “zelfs de Heerser,
die hen gekocht heeft, verloochenende en een schielijk verderf over
zichzelf brengend” 2 Petrus 2:1. Deze christenen brengen het
verderf over zichzelf omdat ze de Heerser die hen heeft gekocht,
verloochenen door te luisteren naar de woorden van valse leraren.
Het zijn christenen die eens ontkomen waren aan het verderf, maar
die zich niet oefenen is de deugd, kennis, zelfbeheersing,
volharding, broederliefde en liefde jegens allen (2 Petrus 1:4-8). “Want
bij wie zij niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar
hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten” 2
Petrus 1:9. Het zijn zij die de rechte weg hebben verlaten omdat ze
de zonde liefhebben (2 Petrus 2:15). Het zijn zij die zichzelf
vrijheid voorspiegelen terwijl ze overmeesterd zijn door de zonden
(2 Petrus 2:19). “Want indien zij, aan
de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here
en Heiland Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor
overmeesterd worden, dan is hun laatste toestand erger dan de
eerste. Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis
verkregen te hebben van de weg der gerechtigheid, dan met die kennis
zich af te keren van het heilige gebod dat hun overgeleverd is. Hun
is overkomen, wat een waar spreekwoord zegt: Een hond, die
teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel, of: een gewassen zeug naar de
modderpoel” 2 Petrus 2:20-22. Het oordeel over deze
christenen is welverdiend. Zij waren eens ontkomen aan de
bezoedelingen van de wereld en zijn er toch weer in verstrikt
geraakt en erdoor overmeesterd. Deze mensen waren beter nooit
christen geworden, dan zich af te keren van het heilige gebod dat
hen is overgeleverd door Jezus en Zijn apostelen. Zij zijn zoals een
hond die terugkeert naar zijn uitbraaksel en zoals een gewassen zeug
die terugkeert naar de modderpoel.
Zichzelf buiten de genade plaatsen
Aan de christenen de Galatië die zich lieten besnijden naar de wet
van Mozes zegt Paulus “Opdat wij
waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus
stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. Zie, ik, Paulus,
zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen”
Galaten 5:1-2. Als iemand eens voor altijd is gered, waarom roept
Paulus hen dan op om stand te houden? De vrijheid van Christus
betekende een vrijmaking van het navolgen van de wet van Mozes, en
Christus was zonder nut voor de christenen die zich lieten
besnijden. Paulus legt uit wat hij daarmee bedoelt: “Gij
zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht;
buiten de genade staat gij” en “Gij
liept goed. Wie is u in de weg gekomen, dat gij aan de waarheid niet
meer gehoorzaamt? Die overreding kwam niet van Hem, die u roept”
Galaten 5:4,7-8. Hoe kan een christen nog steeds door genade worden
behouden (Efeziërs 2:4-10), als hij zich buiten de genade plaatst
door zich over geven aan de verplichtingen van de besnijdenis? Dat
is niet mogelijk! Daarom laat Paulus hen weten dat ze eens goed
wandelden, maar dat ze nu ongehoorzaam waren geworden aan de
waarheid. Zo plaatsten zij zichzelf buiten de reddende genade van
God!
Er is geen offer meer voor hen die
opzettelijk zondigen
“Want indien wij opzettelijk zondigen,
nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen
offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het
oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal
verteren” Hebreeën 10:26-27. De schrijver richt deze
waarschuwing ook tot zichzelf wanneer hij spreekt over ‘wij’. Eerder
zei hij dat ‘wij’ diegene zijn die toetreden in volle verzekerdheid
van het geloof, die een hart hebben dat gezuiverd is van besef van
kwaad en die een lichaam hebben dat gewassen is met zuiver water
(Hebreeën 10:22). Het zijn zij die de belijdenis van hetgeen zij
hopen onwankelbaar vasthouden (Hebreeën 10:23). Het zijn zij die op
elkaar acht geven en elkaar aansporen (Hebreeën 10:24-25). Het mag
duidelijk zijn dat het hier over christenen gaat en niet over
verloren zondaars. Wel, indien een christen opzettelijk zondigt,
nadat hij tot de erkentenis van de waarheid is gekomen, dan blijft
er geen offer meer over voor de zonden. Het enige wat zo iemand te
wachten staat is een vreselijk uitzicht op het oordeel en het vuur
dat de wederspannigen zal verteren. Onder het Oude Verbond werd
iemand die ongehoorzaam was aan de wet van Mozes op het getuigenis
van 2 of 3 getuigen gedood (Hebreeën 10:28), “Hoeveel
zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God
met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij
geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?”.
Zij die het bloed van het verbond waardoor zij geheiligd zijn onrein
achten, zullen een veel zwaardere straf krijgen omdat zij niet
hebben geluisterd naar Gods Zoon. Daarom moesten zij denken aan het
lijden dat zij eerst hadden meegemaakt nadat zij verlicht waren en
aan hoe zij hun bezittingen hadden prijsgegeven omdat zij wisten dat
zij een beter en blijvend bezit hadden in de hemel (Hebreeën
10:33-34).
“Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs,
die een ruime vergelding heeft te wachten. Want gij hebt volharding
nodig, om, de wil van Gods doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.
Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en
niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof
leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen
welbehagen. Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten
verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt”
Hebreeën 10:35-39. Om te willen verkrijgen hetgeen God heeft beloofd
is er volharding nodig. Zij die door geloof leven zullen niet
nalaten om Gods Wil te volbrengen. Zij die nalatig worden zullen
alsnog ten verderve gaan!
Conclusie
Hebreeën 12:12-17, 1 Timoteus 4:1-2, 5:8!