Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de vierde les zagen we dat Jezus een betere rust geeft dan Jozua.
Deze belofte van rust bestaat nog voor de christenen, daarom moeten
ze leren van het voorbeeld van Israel die wegens hun ongeloof en
opstandigheid niet tot de rust zijn mogen ingaan. De rust voor de
christenen is noch de sabbat van de Joden, noch het beloofde land
Kanaän dat Joden in bezit hebben genomen onder leiding van Jozua,
maar de sabbatsrust in het hemelse Jeruzalem. God weet en ziet alles
en we zullen Hem rekenschap moeten geven voor wat we hebben gedaan
in ons leven.
Jezus is een betere hogepriester
“Daar wij nu een grote hogepriester
hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten
wij aan die belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen
hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een,
die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest,
doch zonder te zondigen. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan
tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en
genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd”
Hebreeën 4:14-16.
De schrijver zei in 2:7 en 3:1 al dat Jezus de hogepriester van hun
belijdenis was. Nu gaat hij verder op de gedachte van het
hogepriesterschap. Jezus is een grote hogepriester die de hemelen is
doorgegaan. De hogepriester van het oude verbond ging éénmaal per
jaar achter het voorhangsel het heilige der heilige binnen waar hij
eerst stier voor zijn eigen zonden offerde. Daarna offerde hij het
bloed van een bok voor de zonden van het volk Israel en moest hij
een tweede bok de woestijn in zenden (Leviticus 16). Jezus is niet
het heilige der heilige binnengegaan dat door mensen is gemaakt, nee
hij is de hemelen doorgegaan. Hij is voor Gods aangezicht gekomen
(Hebreeën 9:24). Hij, Gods Zoon, Hij die meer is dan de profeten, de
engelen en Mozes. Gezien Hij voor een tijd beneden de engelen is
geplaatst, is Jezus een hogepriester die kan meevoelen met onze
zwakheden. Denk maar aan de verzoeking in de woestijn (Matteus
4:1-11) en aan de bedreigingen die Hij aan Zijn Vader overgaf (1
Petrus 2:21-23). Jezus is mens geweest en begrijpt dus wat een mens
doormaakt. Hij is zelf in alles op dezelfde wijze als ons verzocht,
maar Hij zondigde niet (2 Korintiërs 5:21; 1 Johannes 3:5). Gezien
Jezus dit alles deed uit liefde voor de mensheid, moet dat de
christenen de vrijmoedigheid geven om te naderen tot de troon van
genade. Door te naderen zal men barmhartigheid ontvangen en genade
van Godswege om hulp te krijgen op Zijn tijd. Jezus zal nooit falen
in het hebben van compassie!
De kwalificaties van de
hogepriester onder de wet van Mozes
“Want elke hogepriester, die uit de
mensen genomen wordt, treedt voor de mensen op bij God, om gaven en
offers te brengen voor de zonden. Hij kan tegemoetkomend zijn jegens
de onwetenden en dwalenden, daar hij ook zelf met zwakheid omvangen
is, die hem verplicht evenzeer als voor het volk, voor zichzelf
offers voor de zonden te brengen. En niemand matigt zichzelf die
waardigheid aan, doch men wordt ertoe geroepen door God, zoals
immers ook Aaron” Hebreeën 5:1-4.
De hogepriester was iemand die door God werd gekozen uit de mensen,
om voor de zonden van de mensen bij God gaven en offers te brengen.
Hij kon begrijpen waarom mensen onwetend en dwalend waren omdat hij
zelf ook met zwakheid omvangen was. Wat hij als hogepriester nodig
had, had het volk ook nodig. Daarom moest hij en voor het volk en
voor zichzelf offers voor de zonden brengen. Niemand kon zichzelf
tot hogepriester maken. Het was een waardigheid waartoe men door God
werd geroepen zoals Aaron (Exodus 28:1,41). Zij die onbevoegd waren
om het priesterambt waar te nemen en het toch deden moesten worden
gedood (Numeri 3:10; 16:40; 2 Kronieken 26:18-21; 1 Koningen 12:31).
Jezus’ kwalificaties
“Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de
eer toegekend hogepriester te worden, maar Hij, die tot Hem sprak:
Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt; zoals Hij ook op een
andere plaats spreekt: Gij zijt priester in eeuwigheid naar de
ordening van Melchisedek. Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij
gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem,
die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst,
en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd
uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had bereikt, is
Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil
geworden, door God aangesproken als hogepriester naar de ordening
van Melchisedek” Hebreeën 5:5-10.
Zo heeft ook Christus niet Zichzelf de waardigheid van hogepriester
toegekend, maar de Vader heeft Hem hiervoor uitgekozen. Dit wordt
duidelijk uit de profetische woorden van Psalm 2:7. Jezus getuigde
dat de Vader de Zoon eerde (vgl Johannes 8:54). Dezelfde stem die
Christus de Zoon noemde, liet elders weten dat de Zoon een priester
in eeuwigheid is naar de ordening van Melchisedek (Psalm 110:4).
Melchisedek was een mysterieuze priester waarover we lezen in
Genesis 14:18-20. In Hebreeën 7:1 zal de schrijver verdergaan op de
persoon van Mechisedek.
Jezus heeft tijdens zijn dagen in het vlees gebeden en gesmeekt
onder sterk geroep. Hij heeft tranen geofferd aan Zijn Vader die Hem
uit de dood kon redden. De Zoon moest leren dat geen enkele
verzoeking voor God te groot is (vgl Lukas 2:52; Johannes 4:34). Hij
werd verhoord uit Zijn angst omdat Hij eerbied en ontzag voor Zijn
Vader had en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij
heeft geleden. Het is niet omdat Jezus Gods Zoon was, dat alles voor
Hem zoveel gemakkelijker en vanzelfsprekender was. Toen Jezus het
einde had bereikt, is Hij voor een ieder die Hem gehoorzaamt een
oorzaak van eeuwig heil geworden. God heeft Hem aangesteld als
hogepriester naar de ordening van Melchisedek.
Jezus bezat alle kwaliteiten voor het priesterschap. Hij had het
gezag en de roeping van Zijn Vader, Hij bezat de menselijke natuur
en compassie, Hij gaf Zijn wil over aan de wil van de Vader, Hij
offerde een volmaakt offer op Golgatha en werd verhoogd door de
Vader!
Vaste spijs is voor de volwassenen, een
derde waarschuwing
“Hierover hebben wij veel te zeggen,
maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in
het horen. Want hoewel gij,
naar de tijd gerekend, leraars behoordet te zijn, hebt gij weer
nodig, dat men u de eerste beginselen van de uitspraken Gods leert,
en gij hebt nog melk nodig en geen vaste spijs. Want ieder, die nog
van melk leeft, heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog
een zuigeling. Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door
het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed
en kwaad” Hebreeën 5:11-14.
Over het priesterschap van Christus valt nog meer te zeggen, maar de
schrijver vind het moeilijk uit te leggen omdat de lezers traag
waren geworden in het horen (vgl 2 Petrus 3:16). Hij gaat verder met
te verklaren waarom het moeilijk uit te leggen was. Zij hadden,
gezien de tijd dat ze gelovig waren, al leraren behoren te zijn, di
iemand die anderen over deze dingen leert (vgl 1 Petrus 3:15;
Romeinen 2:21). Zij hadden hun tijd dus niet goed besteed. Daarom
was het nodig dat ze weer de beginselen van het evangelie werden
geleerd. Melk in plaats van vaste spijs (vgl Jesaja 28:9-10). Zij
die nog van melk leven, heeft geen kennis van de rechte prediking
omdat hij nog een zuigeling is. Het is een beeld van een volwassen
mens die nog melk moet drinken van de moederborst (1 Petrus 2:2; 1
Korintiërs 14:20). Een zuigeling is onervaren en weet niet veel. Een
klein kind zal alles in zijn mond steken, niet wetende of het goed
of slecht voor hem is. God erkent dat een christen een fase doorgaat
dat hij als een baby in het geloof is. Daar is God dus geduldig in.
Maar van een volwassen persoon mag worden verwacht dat hij kan
onderscheiden wat voedzaam en schadelijk is. Zij die vast voedsel
nuttigen zijn zij die zichzelf hebben geoefend in het onderscheiden
van goed en kwaad (Genesis 2:17; Deuteronomium 1:39; Filippenzen
1:9-10).