Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de twintigste les zagen we dat christenen niet genaderd zijn tot
de duisternis van de berg Sinaï toen God aan Mozes de wet gaf. Het
volk was samen met Mozes enkel vreze en beving. Christenen zijn
integendeel genaderd tot het hemelse Jeruzalem. Tot hen die zijn
ingeschreven in de hemelen door Jezus die de middelaar is van een
nieuw verbond. Daarom moeten de lezers bedachtzaam zijn dat zij Hem
die uit de hemel spreekt niet afwijzen. Want als zij die God onder
het oude verbond hebben afgewezen niet zijn kunnen ontkomen, nog
minder zullen zij kunnen ontkomen die Hem afwijzen onder het nieuwe
verbond. God zal nog eenmaal spreken om de wankele dingen te
veranderen in het niet wankele. Daarom moeten wij dankbaar zijn en
God vereren op een wijze die Hem welgevallig is, met eerbied en
ontzag. Want God is een verterend vuur.
De liefde tussen de
christenen
“Laat de broederlijke liefde blijven.
Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen,
zonder het te weten, engelen geherbergd. Denkt aan de gevangenen,
alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden,
als (mensen), die ook zelf een lichaam hebt” Hebreeën 13:1-3.
De schrijver maant de christenen aan om de broederliefde niet te
laten verdwijnen. Deze philadelphia liefde is zeer typerend voor
christenen. Het is een liefde niet kijkt naar etnische of culturele
afkomst, naar geslacht of voorkomen. Het is een liefde die mensen
samenbrengt die anders verdeeld zouden zijn. Het geloof in Jezus en
de onderwerping aan God is wat hen samenbindt. Het gevaar dat
sommigen van hen wilden afdwalen naar het oudtestamentische verbond,
was een reeële bedreiging voor de broederliefde, zoals Paulus
Timoteus waarschuwt “Indien iemand een
andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden
van onze Here Jezus Christus en de leer der godsvrucht, dan is hij
opgeblazen, hoewel hij niets weet, en heeft hij een zwak voor
geschillen en haarkloverijen, een bron van nijd, twist, lasteringen,
kwade vermoedens, en geharrewar bij mensen die niet helder meer zijn
van denken en het spoor der waarheid bijster geraakt zijn, daar zij
de godsvrucht als iets winstgevends beschouwen” 1 Timoteus
6:3-4 (vgl Matteus 24:12).
Daarom moesten zij de herbergzaamheid niet vergeten. Ze moesten
goeddoen aan allen maar in het bijzonder aan geloofsgenoten (Galaten
6:10). Ze moesten hun huizen openstellen voor hun broeders en
zusters. Hen die reisden omwille van het Koninkrijk moesten zij
gastvrij ontvangen en voorthelpen (3 Johannes 1:5-8). Jezus leerde
immers dat wie het aan Zijn broeders doet, het aan Hem doet (Matteus
25:40; 10:40-42). Door herbergzaam te zijn hebben sommigen zelfs
engelen geherbergd zonder dat ze het wisten. De schrijver lijkt
hierbij te verwijzen naar de gastvrijheid van Abraham en Sara in
Genesis 18:1 toen de engelen bij hen kwamen. Ook Manoach en zijn
vrouw, de ouders van Simson, waren gastvrij voor de Engel des Here
zonder dat ze wisten wie hij was (Richteren 13:16,21).
Ook moesten zij aan de gevangenen denken alsof zij samen met hen
gevangen waren en aan hen die mishandeld worden als mensen die zelf
ook een lichaam hebben. De schrijver had hen reeds herinnerd aan het
feit dat zij in het verleden reeds hadden deelgenomen in het lot van
hen die verdrukt werden. Ook hadden zij reeds met de gevangenen mede
geleden (Hebreeën 10:32-34). Dit moesten zij nog meer doen. Het
gevaar was niet onbestaand dat sommigen zich van hun broeders en
zusters afkeren vanwege de verdrukking. Toch zullen er ook broeders
en zusters zijn die grote moeiten doen om de verdrukten te
verkwikken (2 Timoteus 1:15-18).
De sexuele reinheid onder christenen
“Het huwelijk zij in ere bij allen en
het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God
oordelen” Hebreeën 13:4.
Vervolgens spoort de schrijver de christenen aan om het huwelijk in
ere te houden. Het moet door allen zeer kostbaar en dierbaar worden
geacht. Dat betekent dat mensen die niet gehuwd zijn, moeten leven
in hoererij door te doen alsof ze gehuwd zijn. Maar ook hen die
reeds gehuwd zijn moeten het huwelijksbed onbezoedeld houden. De
kracht van het huwelijksbed mag niet worden aangetast. De sexuele
omgang mag enkel met de wettige partner gebeuren (vgl Maleachi
2:14-16; Markus 10:2-12; Matteus 5:31-32; 19:4-12), alle andere
sexuele relaties worden beschouwd als hoererij en echtbreuk.
Hoererij staat voor alle vormen van sexuele onreinheid. We denken
daarbij aan mensen van het zelfde geslacht die sexuele contacten
hebben (Romeinen 1:22-28), mensen die met dieren sexuele contacten
hebben (vgl Deuteronomium 27:21), volwassenen die met kinderen
sexuele contacten hebben (vgl schandjongens in 1 Korintiërs 6:10),
mensen die met zichzelf sexuele contacten hebben, mensen die buiten
een huwelijk sexuele contacten hebben, enz … . Echtbreuk is ook een
vorm van hoererij, maar meer specifiek. Bij echtbreuk wordt er een
sexuele relatie aangegaan met iemand die reeds verbonden is aan
iemand anders door het huwelijk. Het in ere houden van het huwelijk
zal echtbreuk voorkomen en zal herstel na scheiding bewerken (vgl 1
Korintiërs 7:10-11). Onnatuurlijke vormen van sexualiteit zijn een
gevolg van het verwerpen van God (Romeinen 1:28). Zij die hier geen
rekening mee houden zullen door God worden geoordeeld, “zoals
Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze
als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees
achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van
eeuwig vuur. Desgelijks bezoedelen ook deze dromenzieners hun vlees,
verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de heerlijkheden”
Judas 1:7-8.
De christen en de liefde voor geld
“Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig
zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal
u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. Daarom kunnen wij
met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet
vrezen; wat zou een mens mij doen?” Hebreeën 13:5-6.
Een volgende punt waar de lezers voor moeten oppassen is de liefde
voor geld. Hun wijze van doen moet worden geleid door
onbaatzuchtigheid of met andere woorden vrij van de liefde voor
geld. Mensen die de liefde voor geld in hun harten hebben
toegelaten, zijn niet meer tevreden met wat zij hebben. Ze willen
altijd meer en zijn nooit tevreden. Wat ze hebben kan hen niet
bevredigen. Egoïsme, losbandigheid en kilheid zijn nooit veraf bij
zulke mensen. Paulus zei “Nu brengt
inderdaad de godsvrucht grote winst, indien zij gepaard gaat met
tevredenheid. Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij
kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en
onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen
zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en
schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en
ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door
daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben
zich met vele smarten doorboord” 1 Timoteus 6:6-10. Het
bedrog van de rijkdom is een veel voorkomende oorzaak van afval van
de Here (Matteus 13:22). Hebzucht is immers niet anders dan
afgoderij (Kolossenzen 3:5). De christen moet dus leren tevreden te
zijn met wat hij heeft. Iemand die zo handelt laat zien dat hij niet
de aardse dingen, maar de hemelse dingen zoekt (Kolossenzen 3:1;
Matteus 6:31-34). Het laat zien dat deze persoon op God vertrouwt.
God heeft immers gezegd onder het oude verbond dat Hij Zijn kinderen
niet zou loslaten (Deuteronomium 31:6,8), noch hulpeloos zou
achterlaten (Jozua 1:5; vgl Genesis 28:15; 1 Kronieken 28:20). God
zal de gelovige voorzien in wat hij nodig heeft. Hoe meer gelovigen
geld nalopen, hoe minder God en Zijn principes worden geacht. Hoe
minder gelovigen geld nalopen, hoe meer God en Zijn principes worden
geheiligd. Zij die daarnaar leven kunnen samen met David in
vertrouwen zeggen dat God hun een helper is. Er is geen reden om te
vrezen voor wat mensen zouden kunnen doen (vgl Psalm 56:1-5). God
zal voorzien in hetgeen de gelovigen nodig hebben, niet altijd in
wat ze graag willen.
Volg het geloof van de voorgangers na
“Houdt uw voorgangers in gedachtenis,
die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van hun
wandel en volgt hun geloof na. Jezus Christus is gisteren en heden
dezelfde en tot in eeuwigheid” Hebreeën 13:7-8.
De gelovigen moeten zij die de leiding hebben in gedachten houden.
In vers 17 en 24 van ditzelfde hoofdstuk zal hij nog terugkomen op
de huidige leiders onder hen. Maar nu wil hij hen erop wijzen dat ze
aan hen moeten denken die in het verleden het woord van God tot hen
hebben gesproken. Ze moeten kijken naar het einde van hun wandel en
dat geloof navolgen. Hun leven was een voorbeeld van geloof en
overgave aan het evangelie van Jezus Christus. Deze mannen waren
trouw aan het woord van God en gaven de gemeente gezonde voeding. De
ouderlingen van Efeze kregen dit van Paulus en moesten het op hun
beurt doorgeven (Handelingen 20:25-35). Ook Timoteus moest als
evangelist leren en bevelen. Paulus zei hem “maar
wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde,
in geloof en in reinheid. In afwachting van mijn komst moet gij u
toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het leren” 1
Timoteus 4:12-13.
Mensen komen en gaan. Maar de voorgangers wiens geloof zij moesten
navolgen, hadden hun vertouwen in Jezus Christus gesteld. En Jezus
is niet veranderd. Hij is dezelfde Jezus die er gisteren was. En Hij
zal morgen nog steeds dezelfde zijn. Hij zal dezelfde zijn tot in
eeuwigheid. Dat kan spijtig genoeg niet altijd van mensen en hun
geloof worden gezegd.