Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de achttiende somde de schrijver nog voorbeelden op van wat
mannen en vrouwen omwille van hun geloof hadden meegemaakt. Hun
bestaan was vaak ellendig, ze kenden verdrukking en mishandeling,
armoede en een zwervend bestaan, de wereld was hunner niet waardig.
Maar al deze mannen en vrouwen van geloof hebben het beloofde niet
verkregen omdat God iets beters met ons voorhand, nl Jezus Christus.
Deze grote wolk van getuigen moeten de Joodse christenen ertoe
aanzetten om alle lasten en zonden af te leggen en volhardend
blijven wandelen in geloof. Ze moeten hun ogen op Jezus richten, Hij
is het voorbeeld van iemand die Zijn eigen leven tot een
godsvruchtig einde heeft gebracht. Als ze dat niet zouden doen, dan
zouden ze door matheid van ziel kunnen verslappen.
God tuchtigt zijn kinderen
“Gij hebt nog niet ten bloede toe
weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, en gij hebt de
vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht
de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door
Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij
kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. Als tuchtiging hebt gij dit
te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die
door zijn vader niet getuchtigd wordt? Blijft gij echter vrij van de
tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en
geen zonen” Hebreeën 12:4-8.
Jezus was mishandeld en gekruisigd en heeft de tegenspraak van
zondaren verdragen. Zij daarentegen hebben nog niet ten bloede toe
weerstand geboden in hun worsteling tegen de zonde. Niet dat ze nog
geen onrecht hadden meegemaakt omwille van hun geloof. Zij hebben
menigmaal lijden doorworsteld en zijn een schouwspel van smaad en
verdrukking geweest. Ze hadden de roof van hun bezittingen
blijmoedig aanvaard zoals we reeds zagen in Hebreeën 10:32-35. Maar
de Here zelf en de andere geloofsgetuigen waar de schrijver over
sprak, hebben zoveel meer gegeven. De lezers hebben nog niet hun
bloed moeten geven voor hun geloof, maar dat zou best wel eens
kunnen komen. Zouden ze dan het geloof van Jezus en de andere
geloofsgetuigen hebben? In hun worsteling tegen de zonde moesten ze
bereid zijn tot de dood te strijden (vgl Openbaring 12:11).
Ze worden gewaarschuwd met de woorden dat zij de vermaning van God
hebben vergeten die tot hen als tot zonen spreekt. Al de ellende die
zij vanwege hun geloof hadden meegemaakt was niet zinloos.
Integendeel, het is een methode die God gebruikt om zijn kinderen te
leren en te trainen (Deuteronomium 8:5; 2 Samuel 7:14; Job 5:17-19).
Als ze iets hadden moeten leren van de oudtestamentische
voorbeelden, dan was het wel deze les die vermanend spreekt. Maar ze
waren deze les vergeten. Het lijden is iets wat mensen vaak proberen
te ontlopen door op te geven (vgl Galaten 6:12). Ze waren vergeten
dat God hen als zonen toespreekt. Ze mogen Gods tuchtiging niet
gering achten, noch mogen ze verslappen. Deze woorden uit Spreuken
3:11-12 maken duidelijk dat door het lijden heen Gods liefde
zichtbaar wordt. God heeft hen als zonen aangenomen doordat zij in
Jezus geloofden, zich bekeerden en lieten dopen. Nu gaat God met hen
om als met zonen. Een vader die van zijn kinderen houdt, zal hen
tuchtigen. “Veracht, mijn zoon, de
tuchtiging des Heren niet en keer u niet met weerzin af van zijn
bestraffing. Want de Here bestraft wie Hij liefheeft, ja, gelijk een
vader een zoon, aan wie hij welgevallen heeft” Spreuken
3:11-12. Het is een les niet alleen voor kleine kinderen, maar ook
voor volwassen mensen, die naar hun hemelse Vader moeten luisteren
(vgl Spreuken 12:1; 15:10,32; 19:25; 20:30; 27:6).
De dingen die ze meemaakten moesten hen dus niet ontmoedigen, maar
juist aanmoedigen om verder te gaan. Het was een bewijs van Gods
liefde. Het was een bewijs dat God hen behandelde als zonen. En God
weet wat zij nodig hebben in hun leven om de relatie met Hem levend
en krachtig te houden. God weet welke dingen er moeten verdwijnen
uit hun levens die hen kunnen doen struikelen.
Als ze naar hun eigen levens keken, moesten ze zich de vraag durven
stellen of er wel een zoon is die door zijn vader niet wordt
getuchtigd? Kinderen die niet worden getuchtigd, daar komt het niet
goed mee. Dat is een basiskennis die iedereen zal erkennen. Zulke
kinderen gaan de verkeerde weg op. Kinderen die vrij blijven van
tuchtiging, zijn bastaards en geen zonen. Bastaards zijn onwettige
of buitenechtelijke kinderen. Het zijn kinderen die geen vader
hebben gekend. Het zijn kinderen die geen opvoeding en tuchtiging
van hun vader hebben doorstaan. Een vader die dus zijn kinderen niet
tuchtigt, faalt in zijn verantwoordelijkheid als vader. Een zoon die
geen tuchtiging van zijn vader ontvangt, heeft één van de grote
zegening van zijn vader misgelopen.
Het doel van Gods tuchtiging
is heiligheid
“Voorts, de tuchtiging van onze vaders
naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op;
zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der
geesten, en leven? Want zij hebben ons voor luttele dagen naar hun
beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij
deel verkrijgen aan zijn heiligheid. Want alle tucht schijnt op het
ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt
zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat
in gerechtigheid” Hebreeën 12:9-11.
De tuchtiging van onze aardse vaders hebben wij ondergaan en wij
zagen tegen hen op, d.i. we hadden respect voor hen. Dit is voor de
schrijver nog een argument om over na te denken waarom men
verdrukking van vervolging zou moeten aanvaarden. Want wat heeft de
tuchtiging van de aardse vaders hen gebracht? En als het voor hen
vanzelfsprekend was om zich te onderwerpen aan de aardse vader,
hoeveel te meer moeten ze zich dan niet onderwerpen aan hun hemelse
Vader, de Vader der Geesten (vgl Prediker 12:7)? Want als ze dat
doen dan zullen ze leven!
Onze aardse vaders hebben ons voor weinige dagen naar hun beste
weten getuchtigd. Het doel van hun tuchtiging is om hun kinderen een
goede toekomst op aarde te geven. Maar het aardse bestaan staat in
schril contrast tot de eeuwigheid. Aardse vaders tuchtigen naar hun
beste vermogen, maar ze zijn niet altijd even succesvol. Aardse
vaders durven ook wel eens fouten te maken. Wanneer God tuchtigt,
doet Hij het tot ons nut, opdat wij daardoor deel krijgen aan Zijn
heiligheid. God wil dat wij onze innerlijk mens transformeren naar
Zijn beeld van heiligheid. Onze karakters moeten zoals Zijn karakter
worden. God maakt geen fouten wanneer Hij tuchtigt. Hij weet precies
wat goed is voor Zijn kinderen en kan bovendien alle dingen in het
leven doen meewerken ten goede voor wie Hem liefheeft (Romeinen
8:28).
Op het moment dat iemand wordt getuchtigd lijkt het totaal geen
vreugde, maar smart te brengen. Later echter brengt de tuchtiging
hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht, die bestaat in
gerechtigheid. Oefenen verwijst naar de training van een atleet die
zich lange tijd afmat om een doel te bereiken. De lezers mochten dus
niet opgeven, want dan zouden ze hun doel niet bereiken. De oefening
van tuchtiging zou hen een vreedzame vrucht opleveren die bestaat in
gerechtigheid. Jakobus zegt “Maar de
wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam,
vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten,
onpartijdig en ongeveinsd. Maar gerechtigheid is een vrucht, die in
vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten” Jakobus
3:17-18. God bewerkt rust en vrede in de harten van hen die zich
door hun hemelse Vader laten tuchtigen. Ze moesten dus begrijpen dat
ze niet zouden bereiken waar ze zo naar verlangden. Rust zouden ze
niet verkrijgen door het lijden te ontlopen, maar juist door het
lijden tegemoet te gaan.
Een waarschuwing tegen ongehoorzaamheid
“Heft dan de slappe handen op en strekt
de knikkende knieen, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat
hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze.
Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke
niemand de Here zal zien” Hebreeën 12:12-14.
Om hun zwak geloof te versterken, haalt de schrijver Jesaja 35:3 aan
waar staat “Sterkt de slappe handen en
verstevigt de knikkende knieen” Jesaja 35:3. Jesaja sprak
deze worden tot versaagden van hart, mensen die moedeloos en
bevreesd zijn (Jesaja 35:4). Zij moesten zich sterk maken en een
recht spoor maken met hun voeten. Ze moesten oppassen dat het geen
kreupel is, niet uit het lid zou geraken, maar veeleer zou genezen.
Zij moesten beseffen dat zij hier op aarde op doorreis waren naar de
hemelse stad (Hebreeën 13:14). Hun pelgrimsreis werd bedreigd
doordat kreupele leden uit het lid zouden geraken ipv te genezen.
Dit konden ze bewerken door vrede na te jagen met alle mensen en om
heiliging na te jagen zonder welke het onmogelijk is om de Here te
zien. Christenen zullen de vrede bewaren met alle mensen zolang het
van hen afhangt (Romeinen 12:14-21). Als zij hun verdrukkers kwaad
met kwaad wilden vergelden, dan begeerden zij een kwalijk iets.
Heiliging is een proces waardoor iemands hart en leven wordt
gereinigd doordat hij zich aan God gaat wijden. Iemand die geen
heiliging en vrede met alle mensen najaagt, zal de Here niet zien (vgl
1 Johannes 3:2).
“Ziet daarbij toe, dat niemand
verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete
en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.
Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die
voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat
hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want
toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen
zocht” Hebreeën 12:15-17.
Ze moesten in dat proces van heiliging goed acht geven op elkaar,
dat niemand zou verachteren van Gods genade. Verachteren betekent
tekort komen, te laat komen, het einde niet halen, het doel niet
bereiken. De schrijver maakte eerder al duidelijk hoe de Israelieten
hun doel niet bereikten, ze mochten het beloofde land niet binnen
wegens hun ongehoorzaamheid (Hebreeën 3:7-19; 4:1-4; 10:24-25). God
was hen genadig geweest en had hen hoop op eeuwig leven gegeven,
maar ze moesten oppassen dat er geen bittere wortel onder hen zou
opschieten die verwarring zou stichten en zeer velen zou besmetten.
Als dit gebeurt dan kunnen ze de genade die God hen heeft
geschonken, kwijtspelen. In
Deuteronomium 29:18 vinden we een gelijkaardige waarschuwing. Er
staat “laat er onder u geen wortel zijn,
die gif of alsem voortbrengt”. Het is een waarschuwing voor
iemand die in zijn hart vast blijft houden aan een goddeloze wandel
en toch de zegen wil blijven ontvangen (Deuteronomium 29:19). Het
zijn christenen die wel meedoen met de godsdienstige rituelen, maar
die in hart de beslissing hebben genomen om niet in God te geloven.
In tijden van vervolging zijn het dezen die de gemeente in
verwarring brengen. Hij zijn zulke mensen die dan zullen beweren dat
God het nooit zou willen of toelaten dat je moet lijden! Het zijn
gelovigen die van geen tucht
willen weten zoals Paulus tegen Titus zegt “Want
velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en
misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond
snoeren, daar zij gehele gezinnen ondersteboven keren en, om
oneerlijke winst te maken, onbehoorlijke dingen leren” Titus
1:10-11. Het zijn mensen die luisteren naar fabeltjes en geboden van
mensen, het zijn mensen die zich van de waarheid afkeren (Titus
1:14). Zulk een houding is een ernstige bedreiging voor elke
christen en plaatselijke gemeente.
De gelovigen moeten oppassen dat ze zich niet schuldig maken aan
hoererij of onverschilligheid. Hoererij komt van het Griekse woord
pornos en verwijst naar iemand die zich aan onwettige sexuele omgang
overgeeft of iemand die zijn lichaam verhuurt om de lusten van
iemand anders te bevredigen. Onverschilligheid komt van het Griekse
woord bebelos en betekent profaan, goddeloos. Wanneer de schrijver
hierover spreekt, haalt hij Ezau als voorbeeld aan. Ezau had twee
Hettische vrouwen, waaraan zijn ouders zich kwelden (Genesis
26:34-35). Ezau was onverschillig doordat hij koos voor een
onmiddellijke bevrediging ipv het eerstgeboorterecht. Toen hij
vermoeid terugkwam van het jagen in het veld vroeg hij aan zijn
broer om wat te mogen eten van het rode gerecht van Jakob had
klaargemaakt. “Maar Jakob zeide: Verkoop
mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. En Esau zeide: Zie, ik ga toch
sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Daarop zeide
Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. Zo verkocht hij aan Jakob
zijn eerstgeboorterecht.Toen gaf Jakob aan Esau brood en het
linzengerecht; hij at en dronk, stond op en ging heen. Zo verachtte
Esau het eerstgeboorterecht” Genesis 25:31-34. Ezau dacht
enkel aan het hier en het nu en wilde onmiddellijke bevrediging. Hij
staat dus symbool voor allen die het lijden als christen wilden
vermijden en het aardse leven belangrijker vinden dan de zegen van
het hemelse. Het nemen van één slechte beslissing die voortkomt uit
onverschilligheid, kan eeuwige gevolgen hebben. Wees dus
voorzichtig!
Toen Ezau later toch de zegen wilde beërven, werd hij door zijn
vader Isaak afgewezen. Zelfs de tranen van spijt konden hem de zegen
niet meer geven (Genesis 27:30-39). Toen het kwaad was geschied, zag
hij in welke serieuze gevolgen zijn keuze hem hadden gebracht. Maar
toen was het te laat. Zo moeten de lezers ook begrijpen dat de hel
vol zal zitten met mensen die spijt hebben van het leven dat ze
hebben geleefd. Gelovigen moeten oppassen dat ze niet te ver gaan,
want dan hebben zij noch deel noch part aan de Vader en de Zoon (2
Johannes 1:9). Maak de juiste keuzes wanneer ze moeten worden
gemaakt en niet wanneer het te laat is!