Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Hebreeën les 19

In de achttiende somde de schrijver nog voorbeelden op van wat mannen en vrouwen omwille van hun geloof hadden meegemaakt. Hun bestaan was vaak ellendig, ze kenden verdrukking en mishandeling, armoede en een zwervend bestaan, de wereld was hunner niet waardig. Maar al deze mannen en vrouwen van geloof hebben het beloofde niet verkregen omdat God iets beters met ons voorhand, nl Jezus Christus. Deze grote wolk van getuigen moeten de Joodse christenen ertoe aanzetten om alle lasten en zonden af te leggen en volhardend blijven wandelen in geloof. Ze moeten hun ogen op Jezus richten, Hij is het voorbeeld van iemand die Zijn eigen leven tot een godsvruchtig einde heeft gebracht. Als ze dat niet zouden doen, dan zouden ze door matheid van ziel kunnen verslappen.

God tuchtigt zijn kinderen

Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen” Hebreeën 12:4-8.

Jezus was mishandeld en gekruisigd en heeft de tegenspraak van zondaren verdragen. Zij daarentegen hebben nog niet ten bloede toe weerstand geboden in hun worsteling tegen de zonde. Niet dat ze nog geen onrecht hadden meegemaakt omwille van hun geloof. Zij hebben menigmaal lijden doorworsteld en zijn een schouwspel van smaad en verdrukking geweest. Ze hadden de roof van hun bezittingen blijmoedig aanvaard zoals we reeds zagen in Hebreeën 10:32-35. Maar de Here zelf en de andere geloofsgetuigen waar de schrijver over sprak, hebben zoveel meer gegeven. De lezers hebben nog niet hun bloed moeten geven voor hun geloof, maar dat zou best wel eens kunnen komen. Zouden ze dan het geloof van Jezus en de andere geloofsgetuigen hebben? In hun worsteling tegen de zonde moesten ze bereid zijn tot de dood te strijden (vgl Openbaring 12:11).

Ze worden gewaarschuwd met de woorden dat zij de vermaning van God hebben vergeten die tot hen als tot zonen spreekt. Al de ellende die zij vanwege hun geloof hadden meegemaakt was niet zinloos. Integendeel, het is een methode die God gebruikt om zijn kinderen te leren en te trainen (Deuteronomium 8:5; 2 Samuel 7:14; Job 5:17-19). Als ze iets hadden moeten leren van de oudtestamentische voorbeelden, dan was het wel deze les die vermanend spreekt. Maar ze waren deze les vergeten. Het lijden is iets wat mensen vaak proberen te ontlopen door op te geven (vgl Galaten 6:12). Ze waren vergeten dat God hen als zonen toespreekt. Ze mogen Gods tuchtiging niet gering achten, noch mogen ze verslappen. Deze woorden uit Spreuken 3:11-12 maken duidelijk dat door het lijden heen Gods liefde zichtbaar wordt. God heeft hen als zonen aangenomen doordat zij in Jezus geloofden, zich bekeerden en lieten dopen. Nu gaat God met hen om als met zonen. Een vader die van zijn kinderen houdt, zal hen tuchtigen. “Veracht, mijn zoon, de tuchtiging des Heren niet en keer u niet met weerzin af van zijn bestraffing. Want de Here bestraft wie Hij liefheeft, ja, gelijk een vader een zoon, aan wie hij welgevallen heeft” Spreuken 3:11-12. Het is een les niet alleen voor kleine kinderen, maar ook voor volwassen mensen, die naar hun hemelse Vader moeten luisteren (vgl Spreuken 12:1; 15:10,32; 19:25; 20:30; 27:6).

De dingen die ze meemaakten moesten hen dus niet ontmoedigen, maar juist aanmoedigen om verder te gaan. Het was een bewijs van Gods liefde. Het was een bewijs dat God hen behandelde als zonen. En God weet wat zij nodig hebben in hun leven om de relatie met Hem levend en krachtig te houden. God weet welke dingen er moeten verdwijnen uit hun levens die hen kunnen doen struikelen.

Als ze naar hun eigen levens keken, moesten ze zich de vraag durven stellen of er wel een zoon is die door zijn vader niet wordt getuchtigd? Kinderen die niet worden getuchtigd, daar komt het niet goed mee. Dat is een basiskennis die iedereen zal erkennen. Zulke kinderen gaan de verkeerde weg op. Kinderen die vrij blijven van tuchtiging, zijn bastaards en geen zonen. Bastaards zijn onwettige of buitenechtelijke kinderen. Het zijn kinderen die geen vader hebben gekend. Het zijn kinderen die geen opvoeding en tuchtiging van hun vader hebben doorstaan. Een vader die dus zijn kinderen niet tuchtigt, faalt in zijn verantwoordelijkheid als vader. Een zoon die geen tuchtiging van zijn vader ontvangt, heeft één van de grote zegening van zijn vader misgelopen.

Het doel van Gods tuchtiging is heiligheid

Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? Want zij hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid. Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid” Hebreeën 12:9-11.

De tuchtiging van onze aardse vaders hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op, d.i. we hadden respect voor hen. Dit is voor de schrijver nog een argument om over na te denken waarom men verdrukking van vervolging zou moeten aanvaarden. Want wat heeft de tuchtiging van de aardse vaders hen gebracht? En als het voor hen vanzelfsprekend was om zich te onderwerpen aan de aardse vader, hoeveel te meer moeten ze zich dan niet onderwerpen aan hun hemelse Vader, de Vader der Geesten (vgl Prediker 12:7)? Want als ze dat doen dan zullen ze leven!

Onze aardse vaders hebben ons voor weinige dagen naar hun beste weten getuchtigd. Het doel van hun tuchtiging is om hun kinderen een goede toekomst op aarde te geven. Maar het aardse bestaan staat in schril contrast tot de eeuwigheid. Aardse vaders tuchtigen naar hun beste vermogen, maar ze zijn niet altijd even succesvol. Aardse vaders durven ook wel eens fouten te maken. Wanneer God tuchtigt, doet Hij het tot ons nut, opdat wij daardoor deel krijgen aan Zijn heiligheid. God wil dat wij onze innerlijk mens transformeren naar Zijn beeld van heiligheid. Onze karakters moeten zoals Zijn karakter worden. God maakt geen fouten wanneer Hij tuchtigt. Hij weet precies wat goed is voor Zijn kinderen en kan bovendien alle dingen in het leven doen meewerken ten goede voor wie Hem liefheeft (Romeinen 8:28).

Op het moment dat iemand wordt getuchtigd lijkt het totaal geen vreugde, maar smart te brengen. Later echter brengt de tuchtiging hen die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. Oefenen verwijst naar de training van een atleet die zich lange tijd afmat om een doel te bereiken. De lezers mochten dus niet opgeven, want dan zouden ze hun doel niet bereiken. De oefening van tuchtiging zou hen een vreedzame vrucht opleveren die bestaat in gerechtigheid. Jakobus zegt “Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd. Maar gerechtigheid is een vrucht, die in vrede wordt gezaaid voor hen, die vrede stichten” Jakobus 3:17-18. God bewerkt rust en vrede in de harten van hen die zich door hun hemelse Vader laten tuchtigen. Ze moesten dus begrijpen dat ze niet zouden bereiken waar ze zo naar verlangden. Rust zouden ze niet verkrijgen door het lijden te ontlopen, maar juist door het lijden tegemoet te gaan.

Een waarschuwing tegen ongehoorzaamheid

Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieen, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien” Hebreeën 12:12-14.

Om hun zwak geloof te versterken, haalt de schrijver Jesaja 35:3 aan waar staat “Sterkt de slappe handen en verstevigt de knikkende knieen” Jesaja 35:3. Jesaja sprak deze worden tot versaagden van hart, mensen die moedeloos en bevreesd zijn (Jesaja 35:4). Zij moesten zich sterk maken en een recht spoor maken met hun voeten. Ze moesten oppassen dat het geen kreupel is, niet uit het lid zou geraken, maar veeleer zou genezen. Zij moesten beseffen dat zij hier op aarde op doorreis waren naar de hemelse stad (Hebreeën 13:14). Hun pelgrimsreis werd bedreigd doordat kreupele leden uit het lid zouden geraken ipv te genezen. Dit konden ze bewerken door vrede na te jagen met alle mensen en om heiliging na te jagen zonder welke het onmogelijk is om de Here te zien. Christenen zullen de vrede bewaren met alle mensen zolang het van hen afhangt (Romeinen 12:14-21). Als zij hun verdrukkers kwaad met kwaad wilden vergelden, dan begeerden zij een kwalijk iets. Heiliging is een proces waardoor iemands hart en leven wordt gereinigd doordat hij zich aan God gaat wijden. Iemand die geen heiliging en vrede met alle mensen najaagt, zal de Here niet zien (vgl 1 Johannes 3:2).

Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht” Hebreeën 12:15-17.

Ze moesten in dat proces van heiliging goed acht geven op elkaar, dat niemand zou verachteren van Gods genade. Verachteren betekent tekort komen, te laat komen, het einde niet halen, het doel niet bereiken. De schrijver maakte eerder al duidelijk hoe de Israelieten hun doel niet bereikten, ze mochten het beloofde land niet binnen wegens hun ongehoorzaamheid (Hebreeën 3:7-19; 4:1-4; 10:24-25). God was hen genadig geweest en had hen hoop op eeuwig leven gegeven, maar ze moesten oppassen dat er geen bittere wortel onder hen zou opschieten die verwarring zou stichten en zeer velen zou besmetten. Als dit gebeurt dan kunnen ze de genade die God hen heeft geschonken, kwijtspelen.  In Deuteronomium 29:18 vinden we een gelijkaardige waarschuwing. Er staat “laat er onder u geen wortel zijn, die gif of alsem voortbrengt”. Het is een waarschuwing voor iemand die in zijn hart vast blijft houden aan een goddeloze wandel en toch de zegen wil blijven ontvangen (Deuteronomium 29:19). Het zijn christenen die wel meedoen met de godsdienstige rituelen, maar die in hart de beslissing hebben genomen om niet in God te geloven. In tijden van vervolging zijn het dezen die de gemeente in verwarring brengen. Hij zijn zulke mensen die dan zullen beweren dat God het nooit zou willen of toelaten dat je moet lijden! Het zijn gelovigen  die van geen tucht willen weten zoals Paulus tegen Titus zegt “Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, vooral die uit de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond snoeren, daar zij gehele gezinnen ondersteboven keren en, om oneerlijke winst te maken, onbehoorlijke dingen leren” Titus 1:10-11. Het zijn mensen die luisteren naar fabeltjes en geboden van mensen, het zijn mensen die zich van de waarheid afkeren (Titus 1:14). Zulk een houding is een ernstige bedreiging voor elke christen en plaatselijke gemeente.

De gelovigen moeten oppassen dat ze zich niet schuldig maken aan hoererij of onverschilligheid. Hoererij komt van het Griekse woord pornos en verwijst naar iemand die zich aan onwettige sexuele omgang overgeeft of iemand die zijn lichaam verhuurt om de lusten van iemand anders te bevredigen. Onverschilligheid komt van het Griekse woord bebelos en betekent profaan, goddeloos. Wanneer de schrijver hierover spreekt, haalt hij Ezau als voorbeeld aan. Ezau had twee Hettische vrouwen, waaraan zijn ouders zich kwelden (Genesis 26:34-35). Ezau was onverschillig doordat hij koos voor een onmiddellijke bevrediging ipv het eerstgeboorterecht. Toen hij vermoeid terugkwam van het jagen in het veld vroeg hij aan zijn broer om wat te mogen eten van het rode gerecht van Jakob had klaargemaakt. “Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. En Esau zeide: Zie, ik ga toch sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Daarop zeide Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. Zo verkocht hij aan Jakob zijn eerstgeboorterecht.Toen gaf Jakob aan Esau brood en het linzengerecht; hij at en dronk, stond op en ging heen. Zo verachtte Esau het eerstgeboorterecht” Genesis 25:31-34. Ezau dacht enkel aan het hier en het nu en wilde onmiddellijke bevrediging. Hij staat dus symbool voor allen die het lijden als christen wilden vermijden en het aardse leven belangrijker vinden dan de zegen van het hemelse. Het nemen van één slechte beslissing die voortkomt uit onverschilligheid, kan eeuwige gevolgen hebben. Wees dus voorzichtig!

Toen Ezau later toch de zegen wilde beërven, werd hij door zijn vader Isaak afgewezen. Zelfs de tranen van spijt konden hem de zegen niet meer geven (Genesis 27:30-39). Toen het kwaad was geschied, zag hij in welke serieuze gevolgen zijn keuze hem hadden gebracht. Maar toen was het te laat. Zo moeten de lezers ook begrijpen dat de hel vol zal zitten met mensen die spijt hebben van het leven dat ze hebben geleefd. Gelovigen moeten oppassen dat ze niet te ver gaan, want dan hebben zij noch deel noch part aan de Vader en de Zoon (2 Johannes 1:9). Maak de juiste keuzes wanneer ze moeten worden gemaakt en niet wanneer het te laat is!

Vorige