Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de dertiende les zagen we dat christenen toegang tot de Vader
hebben door Jezus’ bloed. Dit is een nieuwe en levende weg die Jezus
heeft ingewijd. Gelovigen hebben toegang tot deze weg omdat ze een
hart hebben dat gezuiverd is van besef van kwaad. Dit moet hen ertoe
aanzetten om de belijdenis van hun geloof onwankelbaar vast te
houden. Ze moeten op elkaar acht geven, aanvuren en hun bijenkomsten
niet verzuimen. Want wanneer christenen opzettelijk zondigen, nadat
ze tot erkentenis van de waarheid zijn gekomen, blijft er geen offer
meer voor de zonden over. Er wacht hun een uitzicht op een oordeel
van de wederspannigen. Ze moesten daarom terugdenken aan het lijden
dat ze meemaakten toen ze pas gelovig waren geworden. Dit lijden
hadden zij blijmoedig aanvaard omdat ze wisten dat ze een beter en
blijvend bezit in de hemelen hebben. Die vrijmoedigheid mochten zij
niet prijsgeven. Nalatigheid leidt ten verderve, maar geloof leidt
tot behoudenis van de ziel.
Het geloof is
“Het geloof nu is de zekerheid der
dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
Want door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven. Door
het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand
gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het
waarneembare” Hebreeën 11:1-3.
Het geloof waar hier over wordt gesproken is niet datgene waarin
wordt geloofd (vgl Judas 1:3), maar wel de innerlijke overtuiging
dat iets waar is. Het getuigt van een diep vertrouwen in God door
het geloof dat men stelt in Jezus Christus. Dit geloof is de
zekerheid van de dingen die men hoopt en het is een bewijs van de
dingen die men niet ziet. Geloof in God hoopt op de dingen die God
in Zijn Woord belooft, hetzij hier op aarde, hetzij in de hemel.
Hoewel Gods eeuwige kracht en goddelijkheid niet gezien kan worden
met het blote oog, kunnen we wel Zijn werken zien sinds de
schepping. We leven erin, we zijn er een deel van, we maken
dagelijks gebruik van wat God voor ons heeft geschapen (Romeinen
1:19-20; Handelingen 17:24-28; Kolossenzen 1:15-16). Denk maar eens
aan het wonderbaarlijke van de natuur, de dieren, het heelal, ons
lichaam, de voortplanting, … .Wanneer een mens hierbij stilstaat dan
zullen deze dingen hem ertoe aan zetten om de Schepper te zoeken.
Wanneer zij Hem dan vinden door het horen van het Woord van Christus
(Romeinen 10:17), dan komt er geloof. Dan komt er een diep
vertrouwen in Jezus’ evangelie. Paulus zegt tegen de Korintiërs “daar
wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het
zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig” 2
Korintiërs 4:18. God behoort tot een wereld die wij nog niet hebben
gezien. Het geloof focust zich op het onzichtbare.
Doordat de ouden, de grote mannen en vrouwen uit het Oude Testament,
dit geloof in God bezaten, wordt over hen gesproken. God heeft de
profeten laten getuigen over hun geloof, zodat wij er vandaag over
kunnen lezen. Zij hebben hun leven geleefd in een diep vertrouwen en
geloof in God. Dit hoofdstuk kunnen we ook wel de ‘hall of fame’ van
de bijbel noemen. De grote voorbeelden die de schrijver zal aanhalen
moet de zwakke en lafhartige Hebreeërs ervan overtuigen om hun
geloof in Jezus’ evangelie niet op te geven. Het moet hen overtuigen
om op te kijken en te leren van hun voorbeeld. Wat ze allemaal
hebben meegemaakt! Wat ze allemaal hebben opgegeven! Hoe ze hebben
volhard!
Door geloof verstaan wij dat de wereld tot stand is gebracht door
het woord van God. In Genesis 1 en 2 lezen we geregeld ‘en God zeide’
en daardoor werden de dingen geschapen. God kan uit het niets
scheppen, de mens daarentegen kan enkel iets maken door het
geschapene te gebruiken. Wat wij in en op deze wereld kunnen zien,
wat wij in het heelal kunnen waarnemen was er eerst niet. Er was
niets en uit het niets schiep God het door de kracht van Zijn Woord.
Het was zeker geen toeval dat onze schepping per ongeluk is
ontstaan, het is doelbewust door God veroorzaakt (Psalm 33:5-9).
Door het geloof verstaan en begrijpen wij deze dingen.
Het geloof van Abel
“Door het geloof heeft Abel Gode een
beter offer gebracht dan Kain; hierdoor werd van hem getuigd, dat
hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en
hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is” Hebreeën
11:4.
De eerste gelovige van wie een getuigenis wordt gegeven is
Abel. Er wordt verwezen naar de gebeurtenissen in Genesis 4 waar
Abel een beter offer bracht dan Kaïn. God sloeg acht op Abel offer
dat bestond uit het vet van de eerstelingen van zijn schapen. Kaïn
offerde van de vruchten van het land, maar God sloeg geen acht op
zijn offer. We worden niet verteld wat Abels offer aanvaardbaar
maakte en wat Kaïns offer onaanvaardbaar maakte. De parameter die de
Hebreeën schrijver hanteert is dat Abel door geloof offerde en Kaïn
dus niet. Geloof focust zich altijd op God, om God te behagen zoals
God het wil. De profeet Samuel zegt “Heeft
de Here evenzeer welgevallen aan brandoffers en slachtoffers als aan
horen naar des Heren stem? Zie, gehoorzamen is beter dan
slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen” 1
Samuel 15:22. Het was niet voldoende voor Kaïn om te offeren naar
eigen goeddunken. Geloof handelt altijd naar Gods Wil (vgl Romeinen
10:17). Doordat Abel door geloof offerde wordt van hem getuigd door
God dat hij rechtvaardig was. Hij deed wat recht was in de ogen van
de Here (Matteus 23:35; 1 Johannes 3:12). Hierdoor spreekt hij nog,
zelf nadat hij gestorven is. Zijn leven en dood vertellen een
verhaal van geloof. Abels verhaal moet ons leren dat het de moeite
is om te geloven in God en om Hem in alles te gehoorzamen.
Het geloof van Henoch
“Door het geloof is Henoch weggenomen
zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God
had hem weggenomen. Want voordat hij werd weggenomen, is van hem
getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; maar zonder geloof is
het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet
geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig
zoeken” Hebreeën 11:5-6.
De tweede gelovige waarvan wordt getuigd, is
Henoch. Door zijn geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet
meer zag. Hij werd niet meer teruggevonden omdat God hem had
weggenomen (Genesis 5:21-24). Hoe God Henoch heeft weggenomen wordt
ons niet gezegd. Maar hij is alleszins geen natuurlijke dood
gestorven, noch gedood. Nee, hij is levend opgenomen in de hemel
zoals ook Elia is overkomen (2 Koningen 2:1-12). Henoch wandelde met
God, d.w.z. hij leefde in onderwerping aan Gods wil en vol ontzag
voor zijn Schepper! Genesis 5:22 lijkt te impliceren dat Henoch pas
met God is beginnen te wandelen nadat hij Metusalech had verwekt.
Hij heeft in Gods Naam geprofeteerd tegen zijn tijdsgenoten. Hij zei
hen “Zie, de Here is gekomen met zijn
heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en
alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij
goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de
goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben” Judas 1:14-15.
Henoch verkondigde Gods oordeel over zijn goddeloze tijdsgenoten!
Voordat hij werd weggenomen, werd van Henoch getuigd dat hij God
welgevallig was geweest.
Daaruit moet duidelijk worden dat het onmogelijk is om zonder geloof
God welgevallig te zijn. Geloven in God betekent geloven in
onzichtbare dingen. Dit geloof had Henoch toen hij zijn tijdsgenoten
sprak over hun goddeloze werken die zij tegenover God hadden gedaan
en hun loon daarvoor. Wie tot God nadert MOET geloven dat Hij
bestaat en dat Hij een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (vgl
Psalm 14:1-3). Halfhartige mensen moeten van God niet veel
verwachten! Zij die leven naar hun eigen wil en lusten moeten van
God niet veel verwachten (Romeinen 8:8). Alles wat niet uit geloof
wordt gedaan, is zonde (Romeinen 14:23). Gezien geloof zich altijd
onderwerpt aan de wil van God, is geloof ook altijd gebaseerd op
Zijn Woord. Dat wat wordt gedaan uit geloof, maar niet voortkomt uit
Gods Woord, staat gelijk aan ongeloof (vgl 1 Korintiërs 2:9-16)! We
kunnen maar weten wat Gods Wil is tenzij Hij het ons bekend maakt.
We moeten begrijpen dat God goede voornemens met ons heeft indien
wij onze Schepper willen erkennen en eren (Ezechiël 33:11; Jeremia
29:11; 2 Petrus 3:9).
Het geloof van Noach
“Door het geloof heeft Noach, nadat hij
een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd,
eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door
dat geloof heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam
geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt”
Hebreeën 11:7-8.
De derde gelovige die als getuige dient, is
Noach. Noach kreeg van God een godsspraak over iets dat nog niet
gezien werd (Genesis 6:3-22). Hij moest namelijk een ark bouwen
omdat er een vloed over de wereld zou komen vanwege de goddeloosheid
van de mensen. En wat deed Noach met die woorden? Eerbiedig maakte
hij de ark klaar tot redding van zijn huisgezin. God had hem immers
gezegd dat Hij de mens van de aardbodem zou uitroeien vanwege hun
goddeloosheden en Noach geloofde dit. Noach begon iets te bouwen
voor de ogen van goddeloze mensen die hem bespotten. Hoe belachelijk
zou het wel niet zijn geweest dat Noach midden op het droge een boot
bouwde. De mensen bemerkten niets van de zondvloed totdat hij kwam
en hen doodde (Matteus 24:37-39). Door geloof wist Noach het wel en
hij bereidde zich erop voor. Hij deed dit met eerbied, d.i.
voorzichtigheid, vrees, behoedzaamheid. Daarom staat er over Noach “En
Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij”
Genesis 6:22. Zijn geloof werd zichtbaar door zijn gehoorzaamheid (vgl
Filippenzen 3:9; 4:9; Matteus 21:28-32; Jacobus 2:17-26). Noach
luisterde naar Gods waarschuwing!
Door zijn geloof heeft Noach de wereld veroordeeld en is hij een
erfgenaam geworden van de gerechtigheid, die aan dat geloof
beantwoordt. Vanaf het moment dat Noach aan de ark begon te bouwen,
liet hij zien dat hij geloof hechtte aan wat God had gezegd (vgl 1
Petrus 3:20). Hij liet ook zien dat hij niet akkoord ging met de
goddeloze daden van zijn tijdsgenoten en deed niet met hen mee.
Daardoor veroordeelde hij hen! Door dat geloof kreeg hij deel aan
Gods belofte om hem en zijn gezin te behouden. Hij wordt niet voor
niets een prediker van gerechtigheid genoemd (2 Petrus 2:5).