Gemeente van Christus  Houthalen Oost

Hebreeën les 11

In de tiende les ging de schrijver dieper in op de gedachte hoe het Oude Verbond een heiligdom op aarde en het Nieuwe Verbond een heiligdom in de hemel heeft. Na een korte beschrijving te hebben gegeven van het ‘heilige’ en het ‘heilige der heilige’, legt de schrijver verder uit dat zolang het ‘heilige’ bestond, de weg tot God nog niet openlag. De rituelen in de aardse tabernakel waren opgelegde bepalingen tot de tijd van herstel. Christus is gekomen als hogepriester, niet van de aardse tabernakel, maar van de hemelse. Christus moest niet jaarlijks offeren zoals de priesters onder Mozes, maar Christus heeft eens voor altijd verlossing verworven. Wat het Oude Verbond niet kon bewerken, n.l. het bewustzijn reinigen van dode werken d.m.v. de vergeving van zonden, heeft Christus door Zichzelf te offeren, wel bewerkt door Zijn bloed.

Jezus is de middelaar van een Nieuw Verbond

En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan, om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden” Hebreeën 9:15.

Hoewel de schrijver verder gaat met het bespreken van het Nieuwe Verbond, zal hij een iets andere benadering hanteren. Als eerste punt stelt Hij dat Christus daarom de middelaar is van een Nieuw Verbond. Het is een conclusie die volgt op de woorden van Hebreeën 9:11-14. Door Zichzelf te offeren met Zijn eigen bloed en door eeuwige verlossing te verwerven voor Zijn volk, daarom is hij de middelaar van een Nieuw Verbond. Een middelaar is iemand die bemiddelend optreedt om een overeenkomst te sluiten. Het tweede punt is dat Christus de dood heeft ondergaan. De HSV leest dit vers “En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe verbond, opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden, tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren …” Hebreeën 9:15. Dat brengt ons bij het derde punt. Christus’ dood moest plaatsvinden om de overtredingen van het eerste verbond te verzoenen. Het Oude Verbond vereiste de doodstraf voor het overtreden van de wet van Mozes (Hebreeën 10:28). Door te sterven voor de overtredingen onder het eerste Verbond, kwam Jezus tegemoet aan de eis van de wet wanneer de mensen het verbond niet hadden gehoorzaamd. Het vierde punt leert ons dat gezien Hij dit heeft gedaan, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis konden ontvangen.

Christus’ offer was dus enerzijds een offer om tegemoet te komen aan de eis van het Oude Verbond en anderzijds een offer om het Nieuwe Verbond of Testament in te stellen.

Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden; een testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft” Hebreeën 9:16-17.

Om zijn voorgaand argument kracht bij te stellen, gebruikt hij het voorbeeld van een testament of anders gezegd ‘iemands laatste wil’. Als er een testament bestaat, dan moet noodzakelijk een melding worden gemaakt van de dood van de erflater. Een testament geldt enkel indien er iemand gestorven is en dan kan niemand er iets aan veranderen. Zolang de erflater nog leeft zal er echter geen gevolg worden gegeven aan het testament. Er moet eerst iemand sterven.

Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. Want nadat door Mozes elk gebod volgens de wet aan al het volk was medegedeeld, nam hij het bloed der kalveren en der bokken met water, scharlaken wol en hysop en besprengde het boek zelf en al het volk, zeggende: Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven. En ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst besprengde hij evenzo met bloed. En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” Hebreeën 9:18-22.

Om die reden, n.l. omdat iemand moet sterven, is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. Mozes vertelde eerst al de woorden van God aan het volk mee. Daarna schreef hij ze op en bouwde een altaar waarop werd geofferd. Met de helft van het bloed besprengde hij het altaar. Dit gebeurde met een bundel van scharlaken wol en hysop (Exodus 12:22; Leviticus 14:4-7; Numeri 19:18-19). Dan nam hij het boek van het verbond en las het voor. Nadat het volk gezegd had te zullen doen wat de Here gezegd heeft, nam Mozes het bloed en besprengde het volk. Hij sprak toen de woorden ‘dit is het bloed van het verbond dat God u heeft voorgeschreven (Exodus 24:3-8). Het doet ons denken aan Jezus woorden bij de instelling van het gedachtenismaal van het Nieuwe Verbond (Matteus 26:28; Markus 14:24; Lukas 22:20).

Ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst werden besprengd met het bloed. Hoewel het Oude Testament nergens zegt dat de tabernakel later ook met bloed werd ingewijd, mogen we op basis van de woorden van de geïnspireerde schrijver geloven dat de tabernakel ook werd besprengd. We lezen immers dat het altaar en de priesters bij hun inwijding werden besprengd (Leviticus 8:15-30). Onder de wet wordt nagenoeg alles met bloed gereinigd, zoals het voorbeeld van Mozes ons moet duidelijk maken. Zonder bloedstorting kan er geen vergeving geschieden. De wet zei immers “Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel” Leviticus 17:11. Niet dat hij bedoelt dat het bloed van stieren en bokken de zonde kon wegnemen (Hebreeën 10:4,11). Maar onder het Oude Verbond kon men enkel vergeving verkrijgen door het bloed van stieren en bokken te offeren. Dit was slechts een reiniging naar het vlees, zoals eerder in Hebreeën 9:13 werd gezegd.

Het volmaakte offer van Christus

Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij eenmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven en daarna het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten” Hebreeën 9:23-28.

Na de offers onder de beide verbonden te hebben uiteengezet, zal de schrijver nu nog andere aspecten van de verbonden belichten. Omdat onder het Oude Verbond alles moest worden gereinigd, daarom moest er ook een reiniging onder het Nieuwe Verbond plaatsvinden. Het was nodig dat de tabernakel en haar inhoud werden gereinigd. Zij waren een afbeelding van de hemelse dingen. Ook de hemelse dingen moesten worden gereinigd, maar met beter offers dan de aardse tabernakel. Dit betere offer is Christus. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt die een afbeelding is van het ware. Christus is het ware heiligdom in de hemel binnengegaan. En dit was ons ten goede (vgl Hebreeën 2:17; 4:16; 7:25), gezien Christus in de hemel voor Gods aangezicht is verschenen.

Hij is niet voor Gods aangezicht gekomen om Zichzelf dikwijls te offeren, zoals wel het geval was bij de hogepriester onder het Oude Verbond. Deze moest jaarlijks met ander bloed dan het zijne het heiligdom binnengaan. Maar daarna moest hij weer uit het heiligdom gaan tot het volgende jaar. Als Christus Zichzelf wel dikwijls moest offeren, dan had Hij ook dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging van de wereld. Dit impliceert enerzijds dat Christus altijd al heeft bestaan en anderzijds had Hij dan ook vaak moeten lijden en even vaak moeten sterven. Dat is tenminste als Zijn priesterschap gelijk zou zijn aan het oudtestamentische priesterschap. Maar dat is dus niet zo, daarom heeft Hij Zichzelf niet dikwijls moeten offeren. Christus’ lijden in de hof van Gethsemane en de kruisdood op Golgotha waren eenmalig. Christus is eenmaal bij de voleinding van de eeuwen verschenen om door Zijn offer de zonde weg te doen. De tijd dat Jezus in de wereld kwam is het laatst der dagen (Hebreeën 1:1) en de volheid van de tijd (Galaten 4:4). De voleinding der eeuwen wijst ook op het einde van een tijdperk en de aanvang van een nieuw tijdperk (vgl Hebreeën 2:5).

Ook het feit dat Christus mens is geworden, moet duidelijk maken dat Hij Zich niet dikwijls heeft moeten offeren. Jezus is in alle opzichten aan de mens gelijk geworden (Hebreeën 2:14,17) maar zonder te zondigen. Gezien het een mens beschikt is om eenmaal te sterven en daarna geoordeeld te worden over hoe ze in hun lichaam hebben geleefd (vgl Hebreeën 12:23; Handelingen 17:31; 2 Korintiërs 5:10), daarom zal ook Christus, die in alles de mensen gelijk was, na Zich eenmaal te hebben geofferd om veel zonden op Zich te nemen, een tweede keer zonder zonden worden aanschouwd door hen die Hem als hun Heiland verwachten. Gezien Gods zonen (vgl Hebreeën 2:10) Christus in een hoedanigheid van ‘zonder zonde’ zullen zien, moet duidelijk maken dat Hij eenmaal is gekomen om de zonden te verzoenen en het niet nog eens moet doen. Hij moet niet nog eens komen om te lijden en te sterven om de zonden te verzoenen. Christus zal een tweede keer komen om hen het heil te geven die Hem verwachten (vgl Johannes 5:28-29).



Vorige