Gemeente van Christus Houthalen Oost
In de tiende les ging de schrijver dieper in op de gedachte hoe
het Oude Verbond een heiligdom op aarde en het Nieuwe Verbond een
heiligdom in de hemel heeft. Na een korte beschrijving te hebben
gegeven van het ‘heilige’ en het ‘heilige der heilige’, legt de
schrijver verder uit dat zolang het ‘heilige’ bestond, de weg tot
God nog niet openlag. De rituelen in de aardse tabernakel waren
opgelegde bepalingen tot de tijd van herstel. Christus is gekomen
als hogepriester, niet van de aardse tabernakel, maar van de
hemelse. Christus moest niet jaarlijks offeren zoals de priesters
onder Mozes, maar Christus heeft eens voor altijd verlossing
verworven. Wat het Oude Verbond niet kon bewerken, n.l. het
bewustzijn reinigen van dode werken d.m.v. de vergeving van zonden,
heeft Christus door Zichzelf te offeren, wel bewerkt door Zijn
bloed.
“
En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan, om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden” Hebreeën 9:15.Hoewel de schrijver verder gaat met het bespreken van het Nieuwe Verbond, zal hij een iets andere benadering hanteren. Als eerste punt stelt Hij dat Christus daarom de middelaar is van een Nieuw Verbond. Het is een conclusie die volgt op de woorden van Hebreeën 9:11-14. Door Zichzelf te offeren met Zijn eigen bloed en door eeuwige verlossing te verwerven voor Zijn volk, daarom is hij de middelaar van een Nieuw Verbond. Een middelaar is iemand die bemiddelend optreedt om een overeenkomst te sluiten. Het tweede punt is dat Christus de dood heeft ondergaan. De HSV leest dit vers “
En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe verbond, opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden, tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren …” Hebreeën 9:15. Dat brengt ons bij het derde punt. Christus’ dood moest plaatsvinden om de overtredingen van het eerste verbond te verzoenen. Het Oude Verbond vereiste de doodstraf voor het overtreden van de wet van Mozes (Hebreeën 10:28). Door te sterven voor de overtredingen onder het eerste Verbond, kwam Jezus tegemoet aan de eis van de wet wanneer de mensen het verbond niet hadden gehoorzaamd. Het vierde punt leert ons dat gezien Hij dit heeft gedaan, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis konden ontvangen.“
Daarom is ook het eerste verbond niet zonder bloed ingewijd. Want nadat door Mozes elk gebod volgens de wet aan al het volk was medegedeeld, nam hij het bloed der kalveren en der bokken met water, scharlaken wol en hysop en besprengde het boek zelf en al het volk, zeggende: Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven. En ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst besprengde hij evenzo met bloed. En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving” Hebreeën 9:18-22.Het volmaakte offer van Christus
Na de offers onder de beide verbonden te hebben uiteengezet, zal
de schrijver nu nog andere aspecten van de verbonden belichten.
Omdat onder het Oude Verbond alles moest worden gereinigd, daarom
moest er ook een reiniging onder het Nieuwe Verbond plaatsvinden.
Het was nodig dat de tabernakel en haar inhoud werden gereinigd. Zij
waren een afbeelding van de hemelse dingen. Ook de hemelse dingen
moesten worden gereinigd, maar met beter offers dan de aardse
tabernakel. Dit betere offer is Christus. Want Christus is niet
binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt die een afbeelding
is van het ware. Christus is het ware heiligdom in de hemel
binnengegaan. En dit was ons ten goede (vgl Hebreeën 2:17; 4:16;
7:25), gezien Christus in de hemel voor Gods aangezicht is
verschenen.
Hij is niet voor Gods aangezicht gekomen om Zichzelf dikwijls te
offeren, zoals wel het geval was bij de hogepriester onder het Oude
Verbond. Deze moest jaarlijks met ander bloed dan het zijne het
heiligdom binnengaan. Maar daarna moest hij weer uit het heiligdom
gaan tot het volgende jaar. Als Christus Zichzelf wel dikwijls moest
offeren, dan had Hij ook dikwijls moeten lijden sinds de
grondlegging van de wereld. Dit impliceert enerzijds dat Christus
altijd al heeft bestaan en anderzijds had Hij dan ook vaak moeten
lijden en even vaak moeten sterven. Dat is tenminste als Zijn
priesterschap gelijk zou zijn aan het oudtestamentische
priesterschap. Maar dat is dus niet zo, daarom heeft Hij Zichzelf
niet dikwijls moeten offeren. Christus’ lijden in de hof van
Gethsemane en de kruisdood op Golgotha waren eenmalig. Christus is
eenmaal bij de voleinding van de eeuwen verschenen om door Zijn
offer de zonde weg te doen. De tijd dat Jezus in de wereld kwam is
het laatst der dagen (Hebreeën 1:1) en de volheid van de tijd
(Galaten 4:4). De voleinding der eeuwen wijst ook op het einde van
een tijdperk en de aanvang van een nieuw tijdperk (vgl Hebreeën
2:5).
Ook het feit dat Christus mens is geworden, moet duidelijk maken dat
Hij Zich niet dikwijls heeft moeten offeren. Jezus is in alle
opzichten aan de mens gelijk geworden (Hebreeën 2:14,17) maar zonder
te zondigen. Gezien het een mens beschikt is om eenmaal te sterven
en daarna geoordeeld te worden over hoe ze in hun lichaam hebben
geleefd (vgl Hebreeën 12:23; Handelingen 17:31; 2 Korintiërs 5:10),
daarom zal ook Christus, die in alles de mensen gelijk was, na Zich
eenmaal te hebben geofferd om veel zonden op Zich te nemen, een
tweede keer zonder zonden worden aanschouwd door hen die Hem als hun
Heiland verwachten. Gezien Gods zonen (vgl Hebreeën 2:10) Christus
in een hoedanigheid van ‘zonder zonde’ zullen zien, moet duidelijk
maken dat Hij eenmaal is gekomen om de zonden te verzoenen en het
niet nog eens moet doen. Hij moet niet nog eens komen om te lijden
en te sterven om de zonden te verzoenen. Christus zal een tweede
keer komen om hen het heil te geven die Hem verwachten (vgl Johannes
5:28-29).