Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 4:1-21 (5)

Velt geen oordeel voor de tijd

Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd. Voor zulke beheerders is dit tenslotte het vereiste: betrouwbaar te blijken. Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God” 1 Korintiërs 4:1-5.

De Korintiërs keken naar de verpakking en niet naar de inhoud. Paulus zegt dat de anderen en hijzelf dienaren van Jezus zijn. Een dienaar is iemand die de bevelen van een ander opvolgt. Een helper. Voor een dienaar is er één kwaliteit enorm belangrijk, namelijk om betrouwbaar te zijn in het werk waarvoor hij is aangesteld. Paulus was een helper van Christus om het Woord van God bekend te maken. Hoe betrouwbaar zou Paulus zijn als hij zomaar wat vertelde? Als hij zomaar zei wat hij zelf wilde? Als jij iemand vraagt om een boodschap over te brengen, zal jij het dan goed vinden als die persoon zomaar wat doet? Als een apotheker medicijnen moet maken op basis van het doktersvoorschrift, dan verwacht de zieke persoon dat hij de medicijnen net zo maakt zoals de dokter het heeft voorgeschreven. Zal jij er nog teruggaan als blijkt dat hij zomaar wat doet?  Paulus maakt de Korintiërs duidelijk dat ze een beoordeling maakten over Gods boodschappers die steunde op verkeerde waarden. Ze keken naar hoe vlot de spreker was, naar hoe indrukwekkend zijn voorkomen was, naar de uiterlijkheden, zijn persoonlijkheid, … .  Om Paulus en de andere dienaren juist te kunnen beoordelen, moesten ze kijken naar de boodschap die Christus aan hun had doorgegeven. Wie heeft dan het recht om Paulus te beoordelen? Moest Paulus dan zo spreken en handelen dat de Korintiërs het allemaal wel goed zouden vinden? Nee, Christus is Diegene die moest worden gediend en behaagd. Mensen rationaliseren vaak. Paulus zegt dat hij zich niet bewust is van onbetrouwbaarheid, maar dat spreekt hem niet vrij. God komt het oordeel toe. Niet het oordeel van de Korintiërs, noch zijn eigen oordeel zijn belangrijk. Gods oordeel is het enige dat telt. Denk daarbij aan de tijd dat Paulus met een zuiver geweten christenen vervolgde en doodde. Destijds had hij zichzelf overtuigd God een plezier te doen. Toch was zijn oordeel mis (Handelingen 26:9; 1 Timoteus 1:13-15).

Gedachten van mensen zijn niet belangrijk en mogen niet onze standaard zijn. Alleen God kan de verborgen daden van de mensen beoordelen. Alleen God weet wat er in de harten omgaat. Pas op de oordeelsdag, bij Jezus’ wederkomst, zal alles aan het licht worden gebracht. Er zijn mensen die zeer kundig zijn in het misleiden van mensen. In het verbergen van zonden. Het maakt niet uit hoe goed je daarin bent, God ziet het allemaal. Er komt een dag dat alles bekend gemaakt zal worden. En dan zal ieder zijn lof van God ontvangen.

Wij zijn zwak maar gij zijt sterk

Dit, broeders, heb ik op mijzelf en Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons voorbeeld zoudt leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand uwer zich voor de een en tegen de ander opblaze. Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt? Reeds zijt gij verzadigd, reeds zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij u koning gemaakt. Ja, was het maar zo, dat gij koning geworden waart; dan waren ook wij met u koning geworden. Want het schijnt mij toe, dat God ons, apostelen, de laatste plaats heeft aangewezen als ten dode gedoemden, want wij zijn een schouwspel geworden voor de wereld, voor engelen en mensen. Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar gij zijt verstandig in Christus; wij zijn zwak, maar gij zijt sterk; gij zijt in aanzien, maar wij zijn niet in ere. Tot op dit ogenblik verduren wij honger, dorst, naaktheid, vuistslagen en een zwervend leven; wij verrichten zware handenarbeid; worden wij gescholden, wij zegenen; worden wij vervolgd, wij verdragen;  worden wij gelasterd, wij blijven vriendelijk; wij zijn als het uitvaagsel der wereld geworden, als aller voetveeg, tot op dit ogenblik toe” 1 Korintërs 4:6-13.

Paulus gebruikt zichzelf en Apollos als voorbeeld. Zij hebben de Korintiërs laten zien dat niemand kan handelen buiten datgene wat geschreven is. Wanneer ‘menselijke wijsheid’ en ‘mensen’ op de voorgrond worden geplaatst i.p.v. Gods boodschap, dan zal dit mensen tegen elkaar opzetten. Mensen die zo redeneren blazen zichzelf tegen elkaar op. Ze worden hoogmoedig. We zijn allemaal afhankelijk van God, wie we ook zijn. Waarom maakten de Korintiërs een onderscheid onder elkaar? Hun nieuwe leven in Christus was immers een geschenk van God. Het was niet iets dat ze zelf  hadden opgebouwd of bereikt. Waarom waren ze dan zo hooghartig, terwijl ze allemaal ontvangers waren van Gods geschenk?

De Korintiërs deden alsof zij koningen waren geworden. Dat ze het evangelie zelf hadden geleerd, zonder toedoen van de verkondigers.. Ze handelden alsof zij alles hadden bereikt door toedoen van hun eigen verdiensten. Was het maar zo zegt Paulus, want dan zouden de boodschappers dat ook zijn geworden samen met de Korintiërs. Maar de realiteit was anders. Als Paulus zijn apostelschap gaat beschrijven, dan is het niks in vergelijking met de status die de Korintiërs zichzelf toe eigenden. Paulus zegt ‘kijk naar mijn leven’. Het lijkt wel als God ons (als apostel) de minste plaats heeft gegeven. Hun leven was een toneelstuk voor de wereld om zich daarin te verkneukelen. En iedereen keek toe: de wereld, engelen en mensen. In tegenstelling tot de sterkte van de Korintiërs was Paulus maar dwaas, zwak en niet in ere. Kijk naar de honger, dorst, naaktheid, vuistslagen en zwervend leven dat ik leid. Kijk naar het zware werk dat ik doe. Als iemand mij uitscheldt, dan zegen ik, als ik vervolgd word dan verdraag ik, als ik gelasterd word dan blijf ik vriendelijk. Ik word behandeld als het uitvaagsel van de wereld, als een voetveeg tot nu toe. Gods boodschappers waren de meest verachterlijke mensen. Ze waren waardeloos. Iedereen kon met hen doen naar eigen goeddunken. Heb je er al eens aan gedacht hoe Paulus zich heeft gevoeld? En wij? Hoe vlug gaan we niet zielig doen als het eens wat moeilijker gaat in ons christelijk leven? We gaan aan zelfbeklag doen omdat we moeilijkere dingen meemaken. Boehoe! Arme ik! Kijk naar mij! Er bestaat niet zoiets als een comfortabel christelijk leven. En als je dat zoekt, dan heb je totaal niet begrepen wat het leven met Christus inhoudt. Tevergeefs is het om zo te geloven.

Gods koninkrijk bestaat niet in woorden maar in kracht

 Dit schrijf ik niet om u beschaamd te maken, maar om u als mijn geliefde kinderen terecht te wijzen. Want al hadt gij duizenden opvoeders in Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus Jezus door het evangelie verwekt. Ik vermaan u dus: volgt mijn voorbeeld. Juist hierom heb ik Timoteus tot u gezonden, die mij een geliefd en trouw kind is in de Here. Hij zal u mijn wegen in Christus Jezus indachtig maken, zoals ik die overal in elke gemeente leer. Doch sommigen hebben zich opgeblazen, in de waan, dat ik niet tot u komen zou; maar spoedig zal ik tot u komen, zo de Here wil. Dan zal ik mij vergewissen niet van het woord dier opgeblazenen, maar van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht. Wat wilt gij? Moet ik met de roede tot u komen, of met liefde en in een geest van zachtmoedigheid?” 1 Korintiërs 4:14-21.

Paulus schrijft hen aan als een vader. Hij heeft de gemeente in Korinthe gesticht. Paulus had veel geestelijke kinderen. Paulus zegt dit nu niet met de bedoeling om de Korintiërs beschaamd  te maken, maar om hen terecht te wijzen, om hen te waarschuwen. Dat is één van de verantwoordelijkheden van een vader, om een goed voorbeeld te geven. En om  kinderen op te roepen om dat voorbeeld te volgen. Het was om die reden dat Paulus Timoteus naar hen had gestuurd. Timoteus was een geliefd en trouw kind in de Here. Timoteus zou hen Paulus’ wegen in Christus leren zoals Paulus die overal in elke gemeente leerde. De waarheid verandert niet. Geografie bepaalt niet wat waarheid is. De waarheid in Efeze, of Kolosse, of Filippi is dezelfde als in Korinthe. Er is één leer, en die leer behoort overal dezelfde te zijn. De leer van Jezus, zijn apostelen en de nieuwtestamentische profeten (Efeziërs 4:4-6).

Omdat Paulus Timoteus had gezonden, dachten sommige Korintiërs dat hij zelf niet zou komen. En als vader er niet is, dan denken kinderen soms dat ze alles mogen. Paulus laat hen weten dat hij de intentie heeft om vlug te komen, zo God het wil. En dan zal hij wel eens zien hoe sterk zij die zich hebben opgeblazen, werkelijk zijn. Niet hoe mooi ze het kunnen uitleggen. Want Gods koninkrijk wordt niet bepaald door praatjes, maar door kracht (Kolossenzen 1:13-14). Paulus vraagt hen daarom hoe zij graag willen dat hij tot hen komt. Met bestraffing? Of met liefde in een geest van zachtmoedigheid.

Met deze gedachte sluit Paulus het gedeelte af waarin hij spreekt over de verdeeldheid die er was in Korinthe.

Vorige