Gemeente van Christus
Velt geen oordeel voor de tijd
“Zo moet men ons beschouwen: als
dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods
is toevertrouwd. Voor zulke beheerders is dit tenslotte het
vereiste: betrouwbaar te blijken. Nu raakt het mij zeer weinig, of
ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook
mijzelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar
daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de
Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die
ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen
en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn
lof geworden van God” 1 Korintiërs 4:1-5.
De Korintiërs keken naar de verpakking en niet naar de inhoud.
Paulus zegt dat de anderen en hijzelf dienaren van Jezus zijn. Een
dienaar is iemand die de bevelen van een ander opvolgt. Een helper.
Voor een dienaar is er één kwaliteit enorm belangrijk, namelijk om
betrouwbaar te zijn in het werk waarvoor hij is aangesteld. Paulus
was een helper van Christus om het Woord van God bekend te maken.
Hoe betrouwbaar zou Paulus zijn als hij zomaar wat vertelde? Als hij
zomaar zei wat hij zelf wilde? Als jij iemand vraagt om een
boodschap over te brengen, zal jij het dan goed vinden als die
persoon zomaar wat doet? Als een apotheker medicijnen moet maken op
basis van het doktersvoorschrift, dan verwacht de zieke persoon dat
hij de medicijnen net zo maakt zoals de dokter het heeft
voorgeschreven. Zal jij er nog teruggaan als blijkt dat hij zomaar
wat doet? Paulus maakt
de Korintiërs duidelijk dat ze een beoordeling maakten over Gods
boodschappers die steunde op verkeerde waarden. Ze keken naar hoe
vlot de spreker was, naar hoe indrukwekkend zijn voorkomen was, naar
de uiterlijkheden, zijn persoonlijkheid, … .
Om Paulus en de andere dienaren juist te kunnen beoordelen,
moesten ze kijken naar de boodschap die Christus aan hun had
doorgegeven. Wie heeft dan het recht om Paulus te beoordelen? Moest
Paulus dan zo spreken en handelen dat de Korintiërs het allemaal wel
goed zouden vinden? Nee, Christus is Diegene die moest worden
gediend en behaagd. Mensen rationaliseren vaak. Paulus zegt dat hij
zich niet bewust is van onbetrouwbaarheid, maar dat spreekt hem niet
vrij. God komt het oordeel toe. Niet het oordeel van de Korintiërs,
noch zijn eigen oordeel zijn belangrijk. Gods oordeel is het enige
dat telt. Denk daarbij aan de tijd dat Paulus met een zuiver geweten
christenen vervolgde en doodde. Destijds had hij zichzelf overtuigd
God een plezier te doen. Toch was zijn oordeel mis (Handelingen
26:9; 1 Timoteus 1:13-15).
Gedachten van mensen zijn niet belangrijk en mogen niet onze
standaard zijn. Alleen God kan de verborgen daden van de mensen
beoordelen. Alleen God weet wat er in de harten omgaat. Pas op de
oordeelsdag, bij Jezus’ wederkomst, zal alles aan het licht worden
gebracht. Er zijn mensen die zeer kundig zijn in het misleiden van
mensen. In het verbergen van zonden. Het maakt niet uit hoe goed je
daarin bent, God ziet het allemaal. Er komt een dag dat alles bekend
gemaakt zal worden. En dan zal ieder zijn lof van God ontvangen.
Wij zijn zwak maar gij zijt sterk
“Dit, broeders, heb ik op mijzelf en
Apollos overgebracht om uwentwil, opdat gij uit ons voorbeeld zoudt
leren niet te gaan boven hetgeen geschreven staat, opdat niet iemand
uwer zich voor de een en tegen de ander opblaze. Want wie
onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En
indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het
niet ontvangen hadt? Reeds zijt gij verzadigd, reeds zijt gij rijk
geworden, zonder ons hebt gij u koning gemaakt. Ja, was het maar zo,
dat gij koning geworden waart; dan waren ook wij met u koning
geworden. Want het schijnt mij toe, dat God ons, apostelen, de
laatste plaats heeft aangewezen als ten dode gedoemden, want wij
zijn een schouwspel geworden voor de wereld, voor engelen en mensen.
Wij zijn dwaas om Christus’ wil, maar gij zijt verstandig in
Christus; wij zijn zwak, maar gij zijt sterk; gij zijt in aanzien,
maar wij zijn niet in ere. Tot op dit ogenblik verduren wij honger,
dorst, naaktheid, vuistslagen en een zwervend leven; wij verrichten
zware handenarbeid; worden wij gescholden, wij zegenen; worden wij
vervolgd, wij verdragen; worden
wij gelasterd, wij blijven vriendelijk; wij zijn als het uitvaagsel
der wereld geworden, als aller voetveeg, tot op dit ogenblik toe”
1 Korintërs 4:6-13.
Paulus gebruikt zichzelf en Apollos als voorbeeld. Zij hebben de
Korintiërs laten zien dat niemand kan handelen buiten datgene wat
geschreven is. Wanneer ‘menselijke wijsheid’ en ‘mensen’ op de
voorgrond worden geplaatst i.p.v. Gods boodschap, dan zal dit mensen
tegen elkaar opzetten. Mensen die zo redeneren blazen zichzelf tegen
elkaar op. Ze worden hoogmoedig. We zijn allemaal afhankelijk van
God, wie we ook zijn. Waarom maakten de Korintiërs een onderscheid
onder elkaar? Hun nieuwe leven in Christus was immers een geschenk
van God. Het was niet iets dat ze zelf
hadden opgebouwd of bereikt.
Waarom waren ze dan zo hooghartig, terwijl ze allemaal ontvangers
waren van Gods geschenk?
De Korintiërs deden alsof zij koningen waren geworden. Dat ze het
evangelie zelf hadden geleerd, zonder toedoen van de verkondigers..
Ze handelden alsof zij alles hadden bereikt door toedoen van hun
eigen verdiensten. Was het maar zo zegt Paulus, want dan zouden de
boodschappers dat ook zijn geworden samen met de Korintiërs. Maar de
realiteit was anders. Als Paulus zijn apostelschap gaat beschrijven,
dan is het niks in vergelijking met de status die de Korintiërs
zichzelf toe eigenden. Paulus zegt ‘kijk naar mijn leven’. Het lijkt
wel als God ons (als apostel) de minste plaats heeft gegeven. Hun
leven was een toneelstuk voor de wereld om zich daarin te
verkneukelen. En iedereen keek toe: de wereld, engelen en mensen. In
tegenstelling tot de sterkte van de Korintiërs was Paulus maar
dwaas, zwak en niet in ere. Kijk naar de honger, dorst, naaktheid,
vuistslagen en zwervend leven dat ik leid. Kijk naar het zware werk
dat ik doe. Als iemand mij uitscheldt, dan zegen ik, als ik vervolgd
word dan verdraag ik, als ik gelasterd word dan blijf ik
vriendelijk. Ik word behandeld als het uitvaagsel van de wereld, als
een voetveeg tot nu toe. Gods boodschappers waren de meest
verachterlijke mensen. Ze waren waardeloos. Iedereen kon met hen
doen naar eigen goeddunken. Heb je er al eens aan gedacht hoe Paulus
zich heeft gevoeld? En wij? Hoe vlug gaan we niet zielig doen als
het eens wat moeilijker gaat in ons christelijk leven? We gaan aan
zelfbeklag doen omdat we moeilijkere dingen meemaken. Boehoe! Arme
ik! Kijk naar mij! Er bestaat niet zoiets als een comfortabel
christelijk leven. En als je dat zoekt, dan heb je totaal niet
begrepen wat het leven met Christus inhoudt. Tevergeefs is het om zo
te geloven.
Gods koninkrijk bestaat niet in woorden
maar in kracht
“Dit
schrijf ik niet om u beschaamd te maken, maar om u als mijn geliefde
kinderen terecht te wijzen. Want al hadt gij duizenden opvoeders in
Christus, gij hebt niet vele vaders. Immers, ik heb u in Christus
Jezus door het evangelie verwekt. Ik vermaan u dus: volgt mijn
voorbeeld. Juist hierom heb ik Timoteus tot u gezonden, die mij een
geliefd en trouw kind is in de Here. Hij zal u mijn wegen in
Christus Jezus indachtig maken, zoals ik die overal in elke gemeente
leer. Doch sommigen hebben zich opgeblazen, in de waan, dat ik niet
tot u komen zou; maar spoedig zal ik tot u komen, zo de Here wil.
Dan zal ik mij vergewissen niet van het woord dier opgeblazenen,
maar van hun kracht. Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in
woorden, maar in kracht. Wat wilt gij? Moet ik met de roede tot u
komen, of met liefde en in een geest van zachtmoedigheid?” 1
Korintiërs 4:14-21.
Paulus schrijft hen aan als een vader. Hij heeft de gemeente in
Korinthe gesticht. Paulus had veel geestelijke kinderen. Paulus zegt
dit nu niet met de bedoeling om de Korintiërs beschaamd
te maken, maar om hen terecht te wijzen, om hen te
waarschuwen. Dat is één van de verantwoordelijkheden van een vader,
om een goed voorbeeld te geven. En om
kinderen op te roepen om dat voorbeeld te volgen. Het was om
die reden dat Paulus Timoteus naar hen had gestuurd. Timoteus was
een geliefd en trouw kind in de Here. Timoteus zou hen Paulus’ wegen
in Christus leren zoals Paulus die overal in elke gemeente leerde.
De waarheid verandert niet. Geografie bepaalt niet wat waarheid is.
De waarheid in Efeze, of Kolosse, of Filippi is dezelfde als in
Korinthe. Er is één leer, en die leer behoort overal dezelfde te
zijn. De leer van Jezus, zijn apostelen en de nieuwtestamentische
profeten (Efeziërs 4:4-6).
Omdat Paulus Timoteus had gezonden, dachten sommige Korintiërs dat
hij zelf niet zou komen. En als vader er niet is, dan denken
kinderen soms dat ze alles mogen. Paulus laat hen weten dat hij de
intentie heeft om vlug te komen, zo God het wil. En dan zal hij wel
eens zien hoe sterk zij die zich hebben opgeblazen, werkelijk zijn.
Niet hoe mooi ze het kunnen uitleggen. Want Gods koninkrijk wordt
niet bepaald door praatjes, maar door kracht (Kolossenzen 1:13-14).
Paulus vraagt hen daarom hoe zij graag willen dat hij tot hen komt.
Met bestraffing? Of met liefde in een geest van zachtmoedigheid.
Met deze gedachte sluit Paulus het gedeelte af waarin hij spreekt
over de verdeeldheid die er was in Korinthe.