Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 16:1-24 (21)

 

De inzameling voor de heiligen

Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden. Wanneer ik dan aangekomen ben, zal ik hen, die gij daarvoor geschikt acht, met brieven zenden om uw liefdegave te Jeruzalem af te dragen. Mocht het echter van belang zijn, dat ik ook de reis maak, dan zullen zij met mij reizen.” 1 Korintiërs 16:1-4.

Het feit dat Paulus zegt “Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft”, is nog een sterke indicatie dat de Korintiërs een brief met vragen en punten aan hem hebben geschreven. Met deze gedachte sluit Paulus het onderwerp over de opstanding af. Hij bouwt verder op de gedachte dat de Korintiërs moesten beseffen dat hun werk in de Here niet tevergeefs is, ook met betrekking tot het helpen van medegelovigen. In het bijzonder de behoeftigen onder de christenen.

De Korintiërs werden door Paulus opgeroepen om van hun rijkdom te delen met de behoeftige broeders en zusters in Jeruzalem. Paulus vroeg hen om een inzameling te doen op de eerste dag van de week, elk naar hun eigen vermogen. Paulus had dezelfde vraag gericht aan de gemeenten in Galatië. Ook de gemeenten in Macedonië hadden deze vraag gekregen (2 Korintiërs 8:1-6, 9:1-5). Wat zegt dit voorbeeld ons over hoe wij in de 21ste eeuw moeten omgaan met collectegeld? Dit geld werd gebruikt voor behoeftige christenen.

Hoe moest de inzameling gebeuren? Op de eerste dag van week moesten zij het geld inzamelen. De NBG bijbelvertaling zegt “legge ieder … thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden”. Het is een vreemde manier om te zeggen dat ieder thuis iets moet wegleggen zodat de inzameling niet hoeft te gebeuren als Paulus bij hen was. Als ieder het geld voor zichzelf opspaarde, dan moest er nog steeds een inzameling gebeuren wanneer Paulus bij hen zou komen. Dit is dus niet wat Paulus hiermee bedoelt. Het zou ook vreemd zijn dat dit dan enkel op de eerste dag van de week mocht gebeuren. Je kan immers elke dag thuis iets opzijzetten om te sparen. De HSV leest “Laat ieder van u op elke eerste dag van de week bij zichzelf iets terzijde leggen, een schat vergaderen naardat hij welvaart heeft, opdat de inzamelingen niet eerst gebeuren, wanneer ik kom”. Het idee is dat wanneer de gemeente samenkomst, elke christen een deel geeft aan de gemeente, zodat wanneer Paulus bij hen komt, de gave klaarligt.

Paulus vroeg hen ook om geschikte personen uit te kiezen uit hun eigen midden, zodat dezen zelf de liefdegave naar Jeruzalem konden brengen. Paulus nam het geld niet zelf. Hij wilde niet in opspraak worden gebracht als zou hij geld stelen van gemeenten om zichzelf te verrijken. Mocht het nodig zijn, dan was Paulus wel bereid om deze afvaardiging te vergezellen naar Jeruzalem.

Collectegeld geven aan behoeftige christen bevat altijd risico’s. Niet alle christenen zullen evengoed met het ontvangen geld omgaan. Hoe anderen met het geld omgaan mag niet bepalen als we wel zouden geven of niet. Dat neemt niet weg dat we een verantwoordelijkheid hebben om hier verstandig mee om te gaan. We gaan een luierik geen geld geven zodat hij niet moet gaan werken (2 Tessalonissenzen 3:6-15), noch een dronkaard zodat hij zich kan bedrinken, etc . Toch moeten we voorzichtig zijn dat we behoeftigen niet tekort gaan doen, omdat we het niet vertrouwen. Het is vaak moeilijk om geld te geven, omdat we geldzuchtig zijn en het geld voor onszelf willen hebben. We vinden financiële zekerheid fijn, het maakt ons egoïstisch. Maar denk eens aan Jezus, Hij stierf voor mensen die totaal geen dankbaarheid tonen. Had Hij dan maar niet moeten sterven aan het kruis? Als ons hart beslist om behoeftige christenen te helpen met het collectegeld, dan doen we iets goed onafhankelijk van hoe de ontvanger ermee omgaat. In 2 Korintiërs 8 leert Paulus ons het principe van gelijkheid. Niet iedereen heeft evenveel op hetzelfde moment. Nu kan je rijk zijn, morgen arm, en andersom. Zo moeten christenen die behoeftig zijn, zich niet schamen om te ontvangen. En zo moeten christenen die rijk zijn, hun hart niet sluiten voor het geven, want “die veel (verzameld had), had niet over en die weinig (verzameld had), had niet te kort” 2 Korintiërs 8:15. Zo heeft God het gewild.

Geef met je hart. Niemand mag je dwingen om te geven. “En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief.” 2 Korintiërs 9:7. Laat je geen regels opleggen dat je tienden moet geven, of welke regel dan ook. Wat je geeft is iets tussen jou en God. De trouwe gelovige erkent dat alles toebehoort aan God en dat wat we geven sowieso van God is. God zal zijn zegen niet van je onthouden wanneer je vrijgevig bent (2 Korintiërs 9:6-8,12-14, Efeziërs 4:28). Laat je ook geen schuldgevoel aanpraten wanneer je ontvangt. Er is geen schaamte om te ontvangen, omdat God weet dat je behoefte hebt en dat je er verstandig mee omgaat. Soms maken omstandigheden in het leven het zo dat we hulp nodig hebben.

Een geopende deur en veel tegenstand

En ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonië doorgereisd ben, want ik zal de reis door Macedonië doen, maar dan zal ik mij mogelijk bij u langer ophouden, misschien wel de winter doorbrengen, zodat gij mij kunt voorthelpen, wanneer ik verder reis. Want ik wil u thans niet in het voorbijgaan bezoeken, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Here het toestaat. Maar ik zal nog tot Pinksteren te Efeze blijven; want mij is een grote en machtige deur geopend en er zijn vele tegenstanders.” 1 Korintiërs 16:5-9.

Paulus wilde de Korintiërs voor een langere tijd bezoeken nadat hij Macedonië had doorgereisd. Paulus voornemen was ondergeschikt aan Gods wil. “Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen” Jakobus 4:15. Gods wil voor ons leven is niet altijd dezelfde als wij voor ogen hebben. Paulus wilde graag bij de Korintiërs blijven gedurende de winter, maar nu moest hij nog in Efeze blijven. Er was hem een grote en machtige deur geopend. Paulus verbleef 3 jaar in Efeze (Handelingen 20:31), vanwaar hij het evangelie verkondigde doorheen de Romeinse provincie Azië (Handelingen 19:10). Het is in Efeze dat oa Demetrius, een zilversmid die zilveren afgodsbeeldjes maakte, een volkstoeloop tegen Paulus veroorzaakte (Handelingen 19:21-40). Ook zei Paulus eerder dat hij in Efeze met wilde dieren had gevochten (1 Korintiërs 15:32). Toch zei Paulus niet ‘nu moet ik wel weggaan uit Efeze, want ik krijg teveel tegenstand’. Daar waar mensen gewillig zijn om te luisteren naar het evangelie, daar zal satan alles bewerken om tegenstand te geven. De verkondiging van Gods woord gaat hand in hand met verdrukking. Christenen die niet worden vervolgd, zijn christenen die niet bezig zijn met het prediken van Gods woord. Het hebben van vijanden wil dus niet altijd zeggen dat jij iets verkeerd doet. Integendeel, wanneer je God gehoorzaamt dan zal je daardoor ook veel vijanden krijgen (vgl 1 Tessalonissenzen 3:1-5). “Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden.” 2 Timoteus 3:12.

Wanneer Timoteus komt … en aangaande Apollos

Wanneer Timoteüs komt, zorgt er dan voor, dat hij bij u niet afgeschrikt wordt, want hij doet het werk des Heren evenals ik; laat niemand hem dan geringschatten. Maar helpt hem voort in vrede, opdat hij tot mij komen kan, want ik wacht op hem met de broeders. En wat broeder Apollos aangaat, hem heb ik herhaaldelijk verzocht met de broeders tot u te gaan, doch hij wenste bepaald niet nu te gaan, maar hij zal gaan, zodra het hem gelegen komt” 1 Korintiërs 16:10-12.

Paulus maant de Korintiërs aan om broeder Timoteus met respect te behandelen. Hij had Timoteus immers naar hen gestuurd (1 Korintiërs 4:17). Timoteus was al onderweg doorheen Macedonië, samen met Erastus (Handelingen 19:22, Romeinen 16:23). Het zou kunnen zijn dat Timoteus wat bedeesd was vanwege zijn jonge leeftijd (1 Timoteus 4:12). Sterke karakters zoals er aanwezig waren in Korinte zouden daar al vlug misbruik van kunnen maken. Ze zouden Timoteus kunnen afschrikken door hun doen en laten. Denk maar aan de problemen die er waren in de gemeente. Daarom moesten de Korintiërs beseffen dat Timoteus hun niks anders zou vertellen dan wat Paulus overal in elke gemeente leerde. Timoteus was een werker voor de Here net als Paulus. Niks rechtvaardigde dat de Korintiërs zouden neerkijken op Timoteus. Ze moesten hem in vrede voorthelpen, want Paulus verwachtte Timoteus terug bij hem.

Paulus had Apollos meerdere keren verzocht om naar Korinte te gaan. Maar Apollos vond het moment niet geschikt om te gaan. Apollos had invloed in Korinte en kon het werk daar positief beïnvloeden.

Vermaningen

Blijft waakzaam, staat in het geloof, weest manlijk, weest sterk! Laat alles bij u in liefde toegaan.” 1 Korintiërs 16:13-14.

De volgende woorden geven een beeld weer dat christen in oorlog zijn. De christenen in Korinte moesten waakzaam zijn. Ze moesten voortdurend toezien op zichzelf, en op de anderen. Ze moesten niet weglopen van de verdrukkingen, maar vaststaan in het geloof, handelen vanuit een diepe overtuiging. Ze moesten mannelijk zijn, d.w.z. moedig zijn. De speeltijd is al lang voorbij. En ze moesten sterk zijn, want het zijn de sterken die de strijd winnen. Maar in dit alles mochten ze de liefde niet vergeten. Ze moesten elkaar liefhebben! Eerder had Paulus hen gezegd dat geloof zonder liefde waardeloos is (1 Korintiërs 13:1-3). Ze mochten de liefde niet vergeten.
 

Aangaande Stefanus en zijn metgezellen

Nog een verzoek, broeders: gij weet van het huis van Stefanas, dat het een eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen gesteld hebben. Stelt u dan ook onder zulke mensen, en onder ieder, die medewerkt en arbeidt. Ik verblijd mij over de komst van Stefanas, Fortunatus en Achaïkus, want hetgeen van uw kant nog ontbrak, hebben dezen aangevuld; want zij hebben mijn geest en de uwe verkwikt. Erkent dan zulke mensen. 1 Korintiërs 16:15-18.

Stefanas wordt hier en in het eerste hoofdstuk vermeld. Hij is één van de weinigen die door Paulus zelf was gedoopt (1:16). Stefanas is ook één van de eerste discipelen van Jezus uit de streek van Achaje. Hij en zijn gezin hebben zich ten dienste van de heiligen gesteld. Hoe wil Paulus dat zij worden behandeld? Met respect en erkenning. Ze moesten met zulke broeders samenwerken. Stefanas, Fortunatus en Achaïkus waren waarschijnlijk diegene die de brief van de gemeente te Korinte naar Paulus hebben gebracht. Paulus was enorm bemoedigd door hun komst. Wanneer ze zouden terugkeren naar Korinte met Paulus geschreven antwoord, dan zouden zij ook de Korintiërs verkwikken. Het was immers voor hun welzijn en belang dat zij de reis van Korinte naar Efeze hadden ondernomen.

Slotwoorden

U groeten de gemeenten van Asia. Vele groeten in de Here van Aquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis. U groeten al de broeders. Groet elkander met de heilige kus. Een eigenhandige groet van mij, Paulus. Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij vervloekt. Maranata! De genade van de Here Jezus zij met u. Mijn liefde is met u allen in Christus Jezus.” 1 Korintiërs 16:19-24.

Paulus stuurt de groeten van de gemeenten uit Azië (hedendaags Turkije). Paulus was in Efeze dat in hetzelfde gebied lag. Paulus stuurt ook de groeten van Aquila en Prisca en de gemeente die bij hun thuis vergaderde. Paulus ontmoette hen eerst in Korinte. Zij deden hetzelfde werk als Paulus, nl tenten maken (Handelingen 18:1-3). Paulus heeft hen het evangelie verkondigd en zo zijn zij tot geloof gekomen. Toen Paulus vanuit Korinte naar Efeze vertrok, zijn zij met hem meegereisd (Handelingen 18:18). Ze waren op het moment van schrijven nog steeds bij Paulus.

Ook al de andere broeders groetten de christenen in Korinte. Ze waren met elkaar verbonden door de Here. Paulus roept de Korintiërs op om elkaar te kussen met een heilige kus. Christenen groeten elkaar met warmte en met heilige bedoelingen. Ook Paulus stuurt hen warme groeten. Ondanks Paulus harde woorden heeft gebruikt in zijn brief, laat dit zien dat zijn motivatie liefde was. Toch moesten zij beseffen dat een ieder die de Here Jezus niet liefheeft, vervloekt is. Er is geen middenweg. Er is geen andere weg dan de weg van Jezus. Marantha betekent ‘O Here kom’. Paulus wenst hen daarom de genade van Jezus toe. Hun trouw aan de Here zou bepalen waar ze in de eeuwigheid zouden zijn. Paulus sluit met te benadrukken dat zijn liefde met elkeen van hen is. Het is goed om verkeerde dingen aan te kaarten bij broeders en zusters. Maar het is even belangrijk om te benadrukken en te laten zien dat je van hen houdt. Dit wordt nogal eens vergeten.


Vorige