Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 1:1-31 (2)

 

Aanhef

Paulus, een geroepen apostel van Christus Jezus door de wil van God, en Sostenes, de broeder, aan de gemeente Gods te Korinte, aan de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen met allen, die allerwege de naam van onze Here Jezus Christus aanroepen, hun en onze Here: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus” 1 Korintiërs 1:1-3.

Paulus identificeert zichzelf als een apostel. Hij is een woordvoerder van God, hij is door Jezus aangesteld om de woorden van God te openbaren. Dit geeft hem recht van spreken en maakt zijn woorden geloofwaardig. Paulus was niet aangesteld door een of andere kerk of door een aantal gelovigen die hem hebben verkozen. Hij is door God zelf aangesteld tot deze bediening (Galaten 1:15-16; Handelingen 26:16-18). Het woord apostel betekent: iemand uitgezonden met een boodschap.  Paulus schreef deze brief samen met Sostenes. Het kan zijn dat Sostenes de persoon is die wordt vermeld in Handelingen 18:17 als diegene die door de menigte voor de rechterstoel van Gallio werd geslagen. Dit zou dan impliceren dat Sostenes zich had bekeerd en met Paulus was meegegaan naar Efeze. Paulus werkte samen met Sostenes, en met anderen. Hij was niet gefocust op eerzucht.

Paulus schrijft aan hen die geheiligd zijn in Jezus te Korinte. Zij die apart zijn gezet van de wereld en nu een nieuw leven in Christus zijn begonnen. Maar de Korintiërs moesten niet denken dat zij alleen waren, Paulus spreekt over allen die overal Jezus’ naam aanroepen. Jezus is hun Here en onze Here. Merk op hoe de focus ligt op heiligheid en op Jezus.

Ik dank God te allen tijde over u, vanwege de genade Gods, die u in Christus Jezus geschonken is; want in elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem: in alle woord en alle kennis, gelijk het getuigenis aangaande Christus onder u bevestigd is, zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus. Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus. God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here” 1 Korintiërs 1:4-9.

Paulus is op de eerste plaats dankbaar voor de Korintiërs. Dat is ongewoon gezien de inhoud van de brief, dat Paulus nog iets heeft gevonden om dankbaar voor te zijn. Paulus dankte God altijd voor hen. Hij dankt God voor hun kennis van Gods woord en de mogelijkheid om daarover te spreken en te getuigen. De Korintiërs schatten zichzelf  hoog in. Ze waren trots op hun kennis en hun vlotte, overtuigende manier van spreken. Paulus benadrukt daarom dat hun spreken en kennis een geschenk was, geschonken door Gods genade.  Ze waren geheiligd in Jezus (1:2),  de genade is u in Jezus geschonken (1:4),  Hij zal u bevestigen (1:8), gij zijt geroepen (1:9). De Korintiërs waren de ontvangers van wat God hen had geschonken. Het kwam niet van  henzelf. Wat ze ook maar hadden, hadden ze in Christus. Het was niet hun eigen kunde, zodat ze konden opscheppen.

Paulus zegt hen dat ze in geen enkele genadegave tekort komen. Dus zijn ze volledig toegerust om met God te wandelen tot Jezus zal worden geopenbaard.

Laten er geen scheuringen onder u zijn

Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, een van zin en een van gevoelen. Mij is namelijk omtrent u, mijn broeders, medegedeeld door de huisgenoten van Chloe, dat er twisten onder u zijn. Ik bedoel dit, dat ieder uwer zijn leus heeft: Ik ben van Paulus! En ik van Apollos! En ik van Kefas! En ik van Christus! Is Christus gedeeld? Is Paulus dan voor u gekruisigd, of zijt gij in de naam van Paulus gedoopt?  Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus; zodat niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt zijt. Ook heb ik nog het gezin van Stefanas gedoopt; verder weet ik niet, dat ik nog iemand gedoopt heb. Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet met wijsheid van woorden, om niet het kruis van Christus tot een holle klank te maken” 1 Korintiërs 1:10-17.

Paulus roept hen op om onverdeeld te zijn, om verenigd te zijn. Paulus was op de hoogte gebracht door het gezin van Chloe dat er twisten onder hen zijn. Ze maakten ruzie. Paulus verzwijgt niet van wie hij dit heeft gehoord. Zo was het duidelijk voor de Korintiërs dat Paulus niet zomaar een roddel of een gerucht is nagevolgd. Hij heeft dit van een betrouwbare bron vernomen. Het gebeurt te vaak onder mensen dat de ene of de andere roddels de wereld instuurt om mensen in diskrediet te brengen. Men vindt het fijn om slecht te praten over  andere mensen. Dit is niet het geval voor Chloe en haar gezin, Paulus geloofde hun woorden. Dat zegt natuurlijk veel over hun geloofwaardigheid. Hun motivatie om deze dingen te vertellen was liefde. Ze vertelden deze dingen aan Paulus zodat hij de gemeente in Korinte kon helpen.

De problemen in Korinte waren zo ernstig dat er zich allerlei groepen hadden gevormd binnen de gemeente.  De gemeenteleden hadden zich bij de ene of de andere groep aangesloten en creëerden zo verdeeldheid in de plaatselijke gemeente. Paulus vraagt hen: ‘is Christus verdeeld in groepen?’.  Hij vraagt hen als Paulus voor hen gekruisigd is. Of als ze in Paulus’ naam zijn gedoopt. Want voor de groep die zei dat zij van Paulus waren, zou dit het gevolg zijn. Dan zou immers Paulus voor hen zijn gekruisigd en niet Jezus.  Om Christus toe te behoren, moest Christus voor hen zijn gekruisigd en moesten ze in Zijn naam zijn gedoopt. Wanneer ze dus beweerden van Paulus, of Petrus, of Apollos te zijn, dan zou dat dus betekenen dat Paulus, of Petrus, of Apollos voor hen was gekruisigd.  Er is er maar één die voor de Korintiërs was gestorven. Er is er maar één in wiens naam ze waren gedoopt. En dat is Christus.

Daarom legt Paulus de nadruk op het feit dat het niet belangrijk is wie hen gedoopt heeft, maar wel in wiens naam ze zijn gedoopt. Sommigen verdraaien deze woorden door te beweren dat de doop niet belangrijk zou zijn, maar het tegendeel is waar. Paulus legt de nadruk op het feit dat wie doopt niet belangrijk is. Hij was blij en dankbaar dat hij niemand anders dan Crispus en Gajus had gedoopt, anders zouden er nog meer Korintiërs verkeerdelijk kunnen beweren dat ze in naam van Paulus waren gedoopt. Paulus had enkel Crispus, Gaius en verder ook nog het gezin van Stefanus gedoopt.  Dus dat feit helpt hem nu om zijn punt te maken dat wie doopt niet belangrijk is. Belangrijk is dat men wordt gedoopt en dat men in Jezus’ naam wordt gedoopt. Hiertoe was Paulus door Jezus geroepen, namelijk om het evangelie te verkondigen (vgl Johannes 4:1-2). Wie dan de gelovigen, die het evangelie wilden gehoorzamen, uiteindelijk doopte is niet belangrijk. Het ging niet om Paulus maar om Christus. Het was niet Paulus’ opdracht om iedereen zelf te dopen aan wie hij het evangelie predikte.

Het evangelie en menselijke wijsheid

Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. Want er staat geschreven: Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen. Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen die geloven. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” 1 Korintiërs 1:18-25.

Paulus verdeelt de mensheid in twee groepen. Hun die verloren gaan en hun die behouden worden. Meestal spreekt Paulus in termen van Joden en Grieken (heidenen). Voor hun die verloren gaan, is de prediking van een gekruisigde Christus een dwaasheid. Voor hun die behouden worden, is datzelfde woord een kracht van God. Door een onbetekenende Jood aan een kruis te laten sterven, schakelt God wereldse wijsheid uit. Voor de wijzen uit de wereld is dit maar een idiote gedachte. Dat mensen kunnen behouden worden door te geloven in een gekruisigde Jood die uit de dood is opgestaan. Daarom vraagt God: “waar is de wijze? Waar de Schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd?”. Te vaak zijn wij mensen onder de indruk van de zogenaamde geleerden. Onder de indruk van hun redeneringsvermogen, hun kennis en hun kunde. God is echter helemaal niet onder de indruk van wat ze kunnen. Bedenk eens de 21ste eeuw waar we nu in leven. De mens heeft nog nooit zoveel kennis gehad als nu. Betekent dat dan dat we nu een hogere moraal hebben? We hebben meer middelen tot onze beschikking. Meer dan ooit tevoren, zijn we nu minder egoïstisch? We hebben meer communicatiemiddelen dan ooit tevoren. Betekent dat dan dat we onszelf en elkaar nu beter begrijpen? We hebben nu allerlei kennis in de psychologie. Hebben we daarom nu minder criminaliteit, zelfmoorden of oorlogen? Wat we kunnen vaststellen is dat wereldse wijsheid onze problemen niet oplost. De experten hebben de antwoorden niet.

Daartegen gebruikt God iets dat voor menselijke wijsheid een dwaasheid is. En deze dwaasheid redt mensen. De mens moet dus zijn zelfverklaarde wijsheid opgeven om Gods wijsheid te kunnen aanvaarden. God kan maar op één manier gekend worden, door geloof in wat Hij ons heeft geopenbaard. De wereld heeft door haar eigen wijsheid God niet gekend. Integendeel, Joden verlangen tekenen. Ze willen een machtige Messias die hen verlost van de onderdrukking van de Romeinse bezetter. De Grieken zoeken wijsheid, ze denken verlichting te vinden in veel kennis. Christenen echter prediken een gekruisigde Christus. Een aanstoot voor de Joden, een dwaasheid voor de heidenen. Christus kwam niet als een leider die Israel verloste van de Romeinse onderdrukking. Noch kwam Hij als een filosoof die indruk maakte door Zijn kennis. God op Zijn slechtst is nog steeds beter dan de mens op zijn best. Christus is Gods kracht en wijsheid.

Als christenen moeten we oppassen dat wij niet naar eenzelfde soort Christus verlangen zoals de Joden. Een Christus die ons een goed leven brengt. Die ons geluk en macht brengt. Zodat we succesvol zijn in het leven. Als christenen moeten we oppassen dat wij niet een Christus verlangen zoals de Grieken. Een Christus die ons niet teveel beschaamd maakt tegenover onze intellectuele vrienden. Een Christus die niet te nauw denkt en die niet intolerant is. Een Christus die niet te radicaal is en die zich aanpast aan onze samenleving.  God gaf ons in Christus wat we nodig hebben en niet wat we zelf willen. Om in Christus te komen moeten we ons daarom aan Christus aanpassen. Christus moet zich niet aan ons aanpassen. Te vaak proberen gelovigen om de boodschap van Christus aan de mens aan te passen. Velen hebben niet begrepen dat de dwaasheid van het kruis de kracht van God is. Men probeert mensen te behouden die niet willen behouden worden. Men past de boodschap van het evangelie aan de behoeften van de mens aan.

Kijk eens naar wie gij waart toe gij geroepen werd

Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werd: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen. en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wel iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here” 1 Korintiërs 1:26-31.

Kijk naar uzelf zegt Paulus. Kijk naar wie jullie waren toen jullie werden geroepen door God. Niet velen van hen waren wijzen. Of invloedrijken. Of aanzienlijken. De gelovige Korintiërs waren niet bepaald de elite van de maatschappij.  Dit is ook de typische reactie van goddeloze mensen. Ze zeggen dat iemand die in God gelooft achterlijk is. Ongeleerd. Onkundig. Paulus bevestigt dat zij die in de ogen van de wereld dwaas zijn, door God zijn uitverkoren om wat sterk is te beschamen. Geen vlees zal kunnen roemen voor God.  Als iemand roemt, laat hij dan roemen in de Here en niet in zichzelf of in het mensdom. Het is omwille van God dat de christen in Jezus is. Jezus is ons van God geworden. Door God kennen wij wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing.



Vorige