Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 14:23-40 (18)

Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is

Indien dan de gehele gemeente bijeengekomen is en allen in tongen spreken, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen, dat gij wartaal spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is” 1 Korintiërs 14:23-25.

Als dan de gehele gemeente bijeengekomen is en allen spreken in tongen, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen deze dan niet terecht zeggen dat gij wartaal spreekt? Zullen zij niet terecht zeggen dat gij spreekt als iemand die zijn verstand verloren heeft? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of toehoorder binnen, dan wordt deze door allen weerlegd. Deze persoon wordt dan tot schaamte gebracht, zijn zonden worden door de prediking van het evangelie blootgelegd. Dan wordt deze door allen doorgrond. Doorgronden is het onderzoeken van de levenswandel van de bezoeker. Zo zal het verborgene van zijn hart aan het licht komen waardoor deze zich op de grond zal werpen om God te aanbidden en te belijden dat God inderdaad in het midden van de gemeente is. We zien gelijkenissen in het verhaal van Ananias en Saffira (Handelingen 5:1-11) met wat Paulus hier beschrijft. God gebruikte de gaven ook om toehoorders te doorgronden. Om de ongelovigen te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (vgl Johannes 16:8). Daarom was het zinloos en verkeerd van de Korintiërs om in tongen te spreken, omdat niemand er iets aan had. Noch de gemeente, noch de ongelovigen. Ze spraken immers allen dezelfde taal. Het woord van God moet zo gesproken worden dat mensen er ongemakkelijk van worden indien ze in zonde leven. Dat mensen begrijpen dat ze verloren zijn en zich moeten bekeren. Dus hoewel tongen een teken zijn voor ongelovigen, is het resultaat van het misbruik van deze gave door de Korintiërs, dat profetie nuttiger bleek te zijn voor ongelovigen.

God is geen God van wanorde

Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden. Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen. Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen. Want gij kunt alleen een voor een profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen. En de geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen, want God is geen God van wanorde, maar van vrede” 1 Korintiërs 14:26-33.

Wat betekent dit dan broeders? Telkens als jullie samenkomen heeft ieder iets dat hij wil delen met de gemeente. Een psalm (een geïnspireerd lied), een lering, een openbaring, een tong, een uitlegging. Maar wat het ook is, het moet gebeuren om de gemeente te stichten. Als er in tongen spreken, laten het er maximum drie zijn en laat elk zijn beurt afwachten. Ook moet er een uitlegger van de tong zijn. Als er geen uitlegger is dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Tongen spreken was dus niet een gave waarin de spreker zich niet meer kon beheersen en ongecontroleerd begon te spreken in een vreemde taal. Nee, de tongenspreker kon zich beheersen. Hij kon de tong spreken of ervoor kiezen om te zwijgen.

Ook van de profeten mochten er maximum drie het woord voeren en de anderen moeten het beoordelen. Maar stel dat een ander een openbaring krijgt dan moest de eerste zwijgen. Dus zelfs geïnspireerde profeten moesten op de proef worden gesteld. Hun woorden moesten worden getest of ze wel degelijk van God kwamen. Als zij dat toen moesten doen, hoeveel te meer moeten wij onze niet geïnspireerde woorden onderzoeken! Paulus zegt dat ze allen één voor één kunnen profeteren zodat de iedereen erdoor wordt geleerd. Zodat iedereen er opwekking door kan ontvangen. Een profeet kon niet beweren dat hij zich niet had kunnen beheersen. De geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen. Haantjes gedrag, betweterigheid en gebrek aan zelfbeheersing zijn geen kenmerken van een profeet (vgl Galaten 5:22). Een profeet was eerbiedig voor andere profeten. Een profeet beheerste zich in alles zodat hij op het juist moment sprak en op het gepaste moment zweeg. Want God is geen God van wanorde maar van vrede.

In alle gemeenten van de heiligen moeten de vrouwen zwijgen

Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente” 1 Korintiërs 14:34-35.

In alle gemeente van de heiligen moeten de vrouwen zwijgen. In de gemeente verwijst naar waar Paulus het tot nu toe over heeft gehad, nl ‘telkens de gehele gemeente is bijeengekomen’ 1 Korintiërs 14:23. Een vrouw moet zwijgen omdat zij niet het recht heeft om te spreken. Het waren dus niet alleen de tongensprekers die de gemeente verstoorden, ook sommige vrouwen deden dit. Er waren momenten dat een tongenspreker kon spreken tot de gemeente en er waren momenten dat hij moest zwijgen. Er waren momenten dat de profeet kon spreken tot de gemeente en er waren momenten dat hij moest zwijgen. De vrouw echter mocht en mag op geen enkel moment de gemeente toespreken. De vrouw moet ondergeschikt blijven zoals ook de wet zegt. Het is niet duidelijk waar de wet over deze dingen spreekt. Waarschijnlijk verwijst Paulus naar Genesis 3:16 zoals hij ook in 1 Timoteus 2;11-14 doet. Als een vrouw iets te weten wil komen, dan moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen. Want het is lelijk voor een vrouw om te spreken in de gemeente. Er waren dus vrouwen die niet alleen de gemeente toespraken, maar de gemeente ook verstoorden met het stellen van vragen. Zij moeten hun vragen in de privésfeer stellen. De getrouwde vrouwen behoren vragen thuis aan hun man te stellen. Zij mogen ook op andere plaatsen een vraag stellen, net zoals christenen ook op een andere plaats dan thuis mogen eten (vgl 1 Korintiërs 11:34). Ongetrouwde vrouwen, of vrouwen van ongelovige mannen kunnen hun vraag aan een oudere zuster stellen, of aan de ouderlingen of andere leraren van het woord. Alleszins mocht een vrouw geen vraag in de gemeente stellen, noch de gemeente toespreken om een gedachte of een lering mee te delen.

Dit betekent niet dat een vrouw nooit mag leren. We zien in het voorbeeld van Priscilla en Aquila dat zij beiden in een privésfeer Apollos de weg van God nauwkeuriger uitlegden (Handelingen 18:26). De dochters van Filippus waren profetessen (Handelingen 21:8-9), dus zij verkondigden het woord van God. Lydia kwam samen met andere vrouwen om te aanbidden (Handelingen 16:13-15). In het zingen van geestelijke liederen onderwijzen christenen elkaar (Kolossenzen 3:16). Hoe we deze voorbeelden ook toepassen, we moeten rekening houden met de woorden van Paulus in 1 Timoteus 2:11-15. De regels voor de samenkomsten van de heiligen zijn duidelijk. De vrouw mag de gemeente niet toespreken, mag in de gemeente niet profeteren, niet in tongen spreken, niet vermanen, niet leren, en geen vragen stellen. We kunnen ons de vraag stellen of een gemeente het recht heeft om de gemeente op te splitsen in verschillende groepen zodat vrouwen wel vragen mogen stellen. Daarmee bedoel ik dat de kinderen naar aparte kinderklassen gaan en de volwassenen samen blijven voor een studie. De christenen houden dan een Bijbelstudie waarbij vrouwen vragen stellen en zelfs leren. Vele gemeenten doen dit. Maar is het geoorloofd?

Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt? Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is. Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend. Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet. Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden” 1 Korintiërs 14:36-40.

Paulus stelt deze vragen aan de Korintiërs. Zij deden het helemaal anders dan de andere gemeenten van Christus. Hij vraagt hen als het woord van God bij hen begonnen is. Of als het alleen had bereikt? Paulus roept hen dus op hun praktijken te vergelijken met de andere gemeenten. Ze moesten beseffen dat wat hij hen schrijft een gebod van de Here is. Wie dus van zichzelf meent een profeet of geestelijk mens te zijn zal hier rekening mee houden. Wie dat niet doet, zal ook mogen verwachten dat met hem of haar geen rekening zal gehouden worden. Daarom broeders, streeft naar het profeteren, belemmer het spreken in tongen niet, maar laat alles betamelijk (op een gepaste manier) en in goede orde geschieden.

Vorige