Gemeente van Christus
Indien dan de gehele gemeente
bijeengekomen is
“Indien dan de gehele gemeente
bijeengekomen is en allen in tongen spreken, en er komen toehoorders
of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen, dat gij wartaal
spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of
toehoorder binnen, dan wordt hij door allen weerlegd, wordt hij door
allen doorgrond, het verborgene van zijn hart komt aan het licht en
hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God
inderdaad in uw midden is” 1 Korintiërs 14:23-25.
Als dan de gehele gemeente bijeengekomen is en allen spreken in
tongen, en er komen toehoorders of ongelovigen binnen, zullen deze
dan niet terecht zeggen dat gij wartaal spreekt? Zullen zij niet
terecht zeggen dat gij spreekt als iemand die zijn verstand verloren
heeft? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of
toehoorder binnen, dan wordt deze door allen weerlegd. Deze persoon
wordt dan tot schaamte gebracht, zijn zonden worden door de
prediking van het evangelie blootgelegd. Dan wordt deze door allen
doorgrond. Doorgronden is het onderzoeken van de levenswandel van de
bezoeker. Zo zal het verborgene van zijn hart aan het licht komen
waardoor deze zich op de grond zal werpen om God te aanbidden en te
belijden dat God inderdaad in het midden van de gemeente is. We zien
gelijkenissen in het verhaal van Ananias en Saffira (Handelingen
5:1-11) met wat Paulus hier beschrijft. God gebruikte de gaven ook
om toehoorders te doorgronden. Om de ongelovigen te overtuigen van
zonde, gerechtigheid en oordeel (vgl Johannes 16:8). Daarom was het
zinloos en verkeerd van de Korintiërs om in tongen te spreken, omdat
niemand er iets aan had. Noch de gemeente, noch de ongelovigen. Ze
spraken immers allen dezelfde taal. Het woord van God moet zo
gesproken worden dat mensen er ongemakkelijk van worden indien ze in
zonde leven. Dat mensen begrijpen dat ze verloren zijn en zich
moeten bekeren. Dus hoewel tongen een teken zijn voor ongelovigen,
is het resultaat van het misbruik van deze gave door de Korintiërs,
dat profetie nuttiger bleek te zijn voor ongelovigen.
God is geen God van wanorde
“Hoe staat het dan, broeders? Telkens
als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een
openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot
stichting geschieden. Indien er in tongen spreken, laten het er
twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg
geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de
gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Wat de profeten
betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten
het beoordelen. Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een
openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen. Want gij kunt
alleen een voor een profeteren, opdat allen lering en allen
opwekking erdoor ontvangen. En de geesten der profeten zijn aan de
profeten onderworpen, want God is geen God van wanorde, maar van
vrede” 1 Korintiërs 14:26-33.
Wat betekent dit dan broeders? Telkens als jullie samenkomen heeft
ieder iets dat hij wil delen met de gemeente. Een psalm (een
geïnspireerd lied), een lering, een openbaring, een tong, een
uitlegging. Maar wat het ook is, het moet gebeuren om de gemeente te
stichten. Als er in tongen spreken, laten het er maximum drie zijn
en laat elk zijn beurt afwachten. Ook moet er een uitlegger van de
tong zijn. Als er geen uitlegger is dan moet men zwijgen in de
gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Tongen spreken was
dus niet een gave waarin de spreker zich niet meer kon beheersen en
ongecontroleerd begon te spreken in een vreemde taal. Nee, de
tongenspreker kon zich beheersen. Hij kon de tong spreken of ervoor
kiezen om te zwijgen.
Ook van de profeten mochten er maximum drie het woord voeren en de
anderen moeten het beoordelen. Maar stel dat een ander een
openbaring krijgt dan moest de eerste zwijgen. Dus zelfs
geïnspireerde profeten moesten op de proef worden gesteld. Hun
woorden moesten worden getest of ze wel degelijk van God kwamen. Als
zij dat toen moesten doen, hoeveel te meer moeten wij onze niet
geïnspireerde woorden onderzoeken! Paulus zegt dat ze allen één voor
één kunnen profeteren zodat de iedereen erdoor wordt geleerd. Zodat
iedereen er opwekking door kan ontvangen. Een profeet kon niet
beweren dat hij zich niet had kunnen beheersen. De geesten van de
profeten zijn aan de profeten onderworpen. Haantjes gedrag,
betweterigheid en gebrek aan zelfbeheersing zijn geen kenmerken van
een profeet (vgl Galaten 5:22). Een profeet was eerbiedig voor
andere profeten. Een profeet beheerste zich in alles zodat hij op
het juist moment sprak en op het gepaste moment zweeg. Want God is
geen God van wanorde maar van vrede.
In alle gemeenten van de heiligen moeten
de vrouwen zwijgen
“Zoals in alle gemeenten der heiligen
moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet
vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook
de wet zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis
haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een
vrouw te spreken in de gemeente” 1 Korintiërs 14:34-35.
In alle gemeente van de heiligen moeten de vrouwen zwijgen. In de
gemeente verwijst naar waar Paulus het tot nu toe over heeft gehad,
nl ‘telkens de gehele gemeente is bijeengekomen’ 1 Korintiërs 14:23.
Een vrouw moet zwijgen omdat zij niet het recht heeft om te spreken.
Het waren dus niet alleen de tongensprekers die de gemeente
verstoorden, ook sommige vrouwen deden dit. Er waren momenten dat
een tongenspreker kon spreken tot de gemeente en er waren momenten
dat hij moest zwijgen. Er waren momenten dat de profeet kon spreken
tot de gemeente en er waren momenten dat hij moest zwijgen. De vrouw
echter mocht en mag op geen enkel moment de gemeente toespreken. De
vrouw moet ondergeschikt blijven zoals ook de wet zegt. Het is niet
duidelijk waar de wet over deze dingen spreekt. Waarschijnlijk
verwijst Paulus naar Genesis 3:16 zoals hij ook in 1 Timoteus
2;11-14 doet. Als een vrouw iets te weten wil komen, dan moeten zij
thuis haar mannen om opheldering vragen. Want het is lelijk voor een
vrouw om te spreken in de gemeente. Er waren dus vrouwen die niet
alleen de gemeente toespraken, maar de gemeente ook verstoorden met
het stellen van vragen. Zij moeten hun vragen in de privésfeer
stellen. De getrouwde vrouwen behoren vragen thuis aan hun man te
stellen. Zij mogen ook op andere plaatsen een vraag stellen, net
zoals christenen ook op een andere plaats dan thuis mogen eten (vgl
1 Korintiërs 11:34). Ongetrouwde vrouwen, of vrouwen van ongelovige
mannen kunnen hun vraag aan een oudere zuster stellen, of aan de
ouderlingen of andere leraren van het woord. Alleszins mocht een
vrouw geen vraag in de gemeente stellen, noch de gemeente toespreken
om een gedachte of een lering mee te delen.
Dit betekent niet dat een vrouw nooit mag leren. We zien in het
voorbeeld van Priscilla en Aquila dat zij beiden in een privésfeer
Apollos de weg van God nauwkeuriger uitlegden (Handelingen 18:26).
De dochters van Filippus waren profetessen (Handelingen 21:8-9), dus
zij verkondigden het woord van God. Lydia kwam samen met andere
vrouwen om te aanbidden (Handelingen 16:13-15). In het zingen van
geestelijke liederen onderwijzen christenen elkaar (Kolossenzen
3:16). Hoe we deze voorbeelden ook toepassen, we moeten rekening
houden met de woorden van Paulus in 1 Timoteus 2:11-15. De regels
voor de samenkomsten van de heiligen zijn duidelijk. De vrouw mag de
gemeente niet toespreken, mag in de gemeente niet profeteren, niet
in tongen spreken, niet vermanen, niet leren, en geen vragen
stellen. We kunnen ons de vraag stellen of een gemeente het recht
heeft om de gemeente op te splitsen in verschillende groepen zodat
vrouwen wel vragen mogen stellen. Daarmee bedoel ik dat de kinderen
naar aparte kinderklassen gaan en de volwassenen samen blijven voor
een studie. De christenen houden dan een Bijbelstudie waarbij
vrouwen vragen stellen en zelfs leren. Vele gemeenten doen dit. Maar
is het geoorloofd?
“Of
is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?
Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij
dan wel weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is.
Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet
gerekend. Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en
belemmert het spreken in tongen niet. Laat alles betamelijk en in
goede orde geschieden” 1 Korintiërs 14:36-40.
Paulus stelt deze vragen aan de Korintiërs. Zij deden het helemaal
anders dan de andere gemeenten van Christus. Hij vraagt hen als het
woord van God bij hen begonnen is. Of als het alleen had bereikt?
Paulus roept hen dus op hun praktijken te vergelijken met de andere
gemeenten. Ze moesten beseffen dat wat hij hen schrijft een gebod
van de Here is. Wie dus van zichzelf meent een profeet of geestelijk
mens te zijn zal hier rekening mee houden. Wie dat niet doet, zal
ook mogen verwachten dat met hem of haar geen rekening zal gehouden
worden. Daarom broeders, streeft naar het profeteren, belemmer het
spreken in tongen niet, maar laat alles betamelijk (op een gepaste
manier) en in goede orde geschieden.