Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 13:1-13 (16)

Niets baat mij als ik de liefde niet heb

Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets” 1 Korintiërs 13:1-3.

De Korintiërs gingen er prat op dat ze zo bijzonder waren omdat ze over geestelijke gaven beschikten. Op het einde van hoofdstuk 12 moedigt Paulus hen aan om te streven naar de hoogste gaven. Dan zou hij hen een weg tonen die nog veel verder omhoog voerde. Dat is de weg met liefde als eindbestemming. Een weg en een bestemming die de Korintiërs nog niet hadden bewandeld.

Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik alle talen van mensen en alle talen van de engelen kon spreken, maar daarbij geen onvoorwaardelijke (agape) liefde had, het zou me niks baten. Ik zou klinken als schallend koper of een rinkelende cimbaal. Ik maak wel geluid, maar zonder inhoud, zonder betekenis. Ik vestig de aandacht wel op mijzelf, maar ik bereik er niks mee. Denk eens na over hoe deze woorden zouden overkomen bij de Korintiërs? Stel uzelf voor hoe bijzonder de Korintiërs zichzelf zouden voelen als ze alle tongen zouden kunnen spreken. Vooral zij die zichzelf juist zo bijzonder vonden omdat ze in tongen konden spreken. Het bewijs van hun geestelijke volwassenheid, zo dachten ze.
De gebeurtenissen in Handelingen 2 leren ons dat tongen van mensen niet anders was dan het spreken van een bestaande vreemde taal die de sprekers nooit hadden geleerd. De voorbeelden in de Schrift van tongen van engelen geven ons eenzelfde beeld. Abraham  en Lot gingen in gesprek met engelen (Genesis 18-19). Jesaja verstond de taal van de serafs toen hem een beeld van de hemel werd gegeven (Jesaja 6:1-3). Ook Johannes verstond de woorden van de engelen (Openbaring 4:6-8). Er is geen enkele bijbelse reden om tongen van engelen uit te leggen als een onverstaanbaar gebrabbel zoals bepaalde groeperingen vandaag de dag praktiseren. Vergeet niet dat Paulus spreekt in hyperbolen in de eerste drie verzen. Hij spreekt hypothetisch. Hij spreekt in een overdrijving zodat zijn punt duidelijk wordt (vgl ik schrok mij kapot, ik ga dood van de honger, het duurde een eeuwigheid voordat hij kwam, …). Paulus kon zeggen dat hij meer in tongen sprak dan de Korintiërs (1 Korintiërs 14:18). Veronderstel dat ik (Paulus) alle talen van de mensen en die van de engelen zou kunnen spreken (wat niet was), maar geen liefde had, dan zouden die talen me geen enkel nut doen. De agape liefde is het soort liefde dat God de mens heeft getoond door Jezus naar de wereld te sturen (Johannes 3:16). Het is het soort liefde dat Jezus Zijn discipelen gebiedt te hebben (Matteus 5:43-47).Het is het soort liefde dat voortkomt uit een vrije wil ipv een emotie (vgl eros-sexuele liefde, stergos-natuurlijke liefde, philos-vriendschappelijke liefde).

Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik profetische gaven had en alle geheimenissen en alles wat te weten is, wist, en al het geloof had zodat ik bergen verzette, maar daarbij geen liefde had, het zou me niks baten. De tweede gave die Paulus vermeldt is de gave van profetie. Het is de gave waardoor God Zijn wil openbaarde. God openbaarde Zijn wil niet volledig op hetzelfde moment aan elke profeet. Dit gebeurde in stappen doorheen de tijd (vgl Johannes 16:12-15; Handelingen 2:36-40; 11:12-18). Er was geen enkele profeet die kon zeggen dat God hem of haar alles had geopenbaard. Meer nog, er was geen enkele profeet die kon zeggen dat hij of zij alles over God wist, simpelweg omdat God niet alles openbaart aan de mens. Enkel datgene dat de mens nodig heeft en moet weten, heeft God geopenbaard (vgl Deuteronomium 29:29; 1 Johannes 3:2; 1 Korintiërs 4:6). Ook het bovennatuurlijke geloof dat Paulus in het vorige hoofdstuk reeds aanhaalde (zie 1 Korintiërs 12:9), was waardeloos zonder liefde. Zelfs al zou een mens met dit geloof een berg kunnen verzetten, dan zou dat hem geen enkel nut doen als hij daarbij geen liefde had. Laat het duidelijk zijn dat deze woorden ook met overdrijving zijn geschreven (hyperbool). De gave zei niks over de waarde van de persoon. De liefde zei alles over de waarde van de persoon. Zonder liefde is de profeet niks (vgl Numeri 22-24; Filippenzen 1:15-18). Stel u voor hoe bijzonder de Korintiërs zich zouden voelen als zij alles van God wisten wat er te weten valt.

Het is waar dat een bovennatuurlijk geloof bovennatuurlijke dingen kan bewerken, maar welk nut zou het hebben om door geloof een berg te verzetten? Laten zij die beweren vandaag de dag zulke een gave te hebben maar een berg verzetten. Ze zullen het niet kunnen. Zij laten door zulke uitspraken net zien dat zij niet hebben begrepen wat Paulus hiermee bedoelt.

Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik alles wat ik heb tot spijs zou uitdelen, en al zou ik mijn lichaam geven om te worden verbrand, maar daarbij geen liefde had, het zou me niks baten. Christenen zijn vrijgevig en mededeelzaam. Ze beseffen dat hun aardse bezittingen slechts tijdelijk gegeven worden (1 Timoteus 6:17-19). Maar de christen die al zijn bezitting weg zou geven om behoeftigen te kunnen voorzien van eten, zou zichzelf geen enkel nut doen als dit niet gepaard zou gaan met liefde. Het is daarbij ook niet de wil van God dat christenen alles maar moeten weggeven. Ook als de christen zijn lichaam zou prijsgeven om te worden verbrand, dan zou hem dat geen enkel nut doen als hij geen liefde had. Op het moment dat Paulus dit schrijft was de christenvervolging nog niet zo omvangrijk. Enkele jaren later onder Nero is dat anders. Het is niet ondenkbaar dat gelovigen worden verbrand, denk maar aan Daniël 3. We kennen uit onze tijd ook de voorbeelden van mensen die zichzelf in brand steken uit protest tegen het één of ander. De hoogste prijs die een mens kan betalen voor zijn geloof, is met zijn leven. Stel uzelf eens voor hoe de Korintiërs zich zouden voelen als zij alles zouden verkopen en zelfs hun lichaam zouden opgeven om te worden verbrand.

Al deze dingen zouden geen enkele waarde toevoegen aan de persoon, maar ook niet aan de gemeente. De christen moet niet alleen het juiste doen, maar ook met de juiste motivatie.

Wat liefde wel en wat liefde niet doet

De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij” 1 Korintiërs 13:4-7.

Paulus beschrijft wat liefde doet. Liefde uit zich op een bepaalde wijze. Liefde gedraagt zich op een bepaalde wijze. Zo kan je liefde herkennen. De beschrijving van wat liefde wel doet en wat liefde niet doet, is op maat van de Korintiërs geschreven. Zij misten liefde. Zij toonden geen liefde. De liefde die hier wordt beschreven is ene perfecte weergave van Gods liefde voor ons.

Gods liefde is lankmoedig. Dat is geduldig volhouden in het ondergaan van tegenslagen en moeiten. Dat is geduldig zijn in het dragen van beledigingen en schade door anderen. Dat is mild zijn in het nemen van wraak. Niet snel boos zijn.

Gods liefde is goedertieren. Dat is vriendelijke en liefdevol. Het is een houding dat alles mild maakt wat hard en bitter is (vgl Lukas 5:39, aangenaam-handelbaar).

Gods liefde is niet afgunstig. Afgunstig zijn is gloeien van nijd, haat en boosheid. Sommige mensen gunnen een ander het licht in de ogen niet. Ze kunnen het niet verdragen als een ander iets heeft of kan wat zij niet hebben of kunnen.

Gods liefde praalt niet. Pralen is opscheppen, met ijdele dingen pronken. Zichzelf verheffen en buitensporig prijzen.

Gods liefde is niet opgeblazen. Opgeblazen zijn is hoogmoedig zijn (vgl 1 Korintiërs 4:6,18-19; 5:2; 8:1). Het is het hebben van een arrogante houding.

Gods liefde kwetst niemands gevoel. Of zoals de Staten vertaling zegt: ‘Liefde handelt niet ongeschikt’. Ongepast of onhandig handelen (vgl 1 Korintiërs 7:36). Grof zijn tegen elkaar. Geen respect tonen.

Gods liefde zoekt zichzelf niet. Een zelfzuchtig mens zoekt zijn eigen plezier, belang, eer. Liefde zoekt dit voor de ander. Dus niet zoals de Korintiërs die enkel aan zichzelf dachten wanneer ze offervlees aten (1 Korintiërs 8) of elkaar voor de rechtbank sleepten (1 Korintiërs 6).

Gods liefde wordt niet verbitterd. Dat is geïrriteerd of geërgerd worden (vgl Handelingen 17:16). Liefde zal prikkelingen onderdrukken zodat er gepast mee wordt omgegaan.

Gods liefde rekent het kwade niet toe. Dat is geen kwaad denken. Liefde houdt geen lijst bij met overtredingen tegen hem of haar om uiteindelijk wraak te kunnen nemen. Liefde laat het niet toe dat iemand zijn gedachten gaan bezig zijn met onrecht dat is aangedaan.

Gods liefde is niet blij over ongerechtigheid.. Liefde is niet blij met zonde. Liefde is niet blij wanneer iemand zondigt. Liefde kent geen plezier in zonden. Zij die God liefhebben zijn even bedroefd als God wanneer iemand overtreedt.

Gods liefde is blij met de waarheid. Liefde en waarheid gaan hand in hand. Wanneer de waarheid wordt verkondigt en beoefend, dan is de liefde daar blij mee.

Gods liefde bedekt alles. Welke zonden men ook heeft gedaan. De persoon die liefheeft zoals God, zal de zonden vergeven (vgl 1 Korintiërs 9:12; 1 Petrus 4:8). Het is dus een liefde die niet opgeeft.

Gods liefde gelooft alles. Dit betekent niet dat een christen zomaar alles gelooft zonder zijn verstand te gebruiken. Het betekent wel dat de christen alles gelooft als er geen bewijzen zijn om het tegendeel te geloven. Het is een liefde die uitgaat van het beste van de medemens. Het is een liefde die het voordeel van de twijfel geeft (vgl 1 Timoteus 6:2-5).

Gods liefde hoopt alles. Ook al heeft iemand bewezen onbetrouwbaar te zijn, liefde gaat dan toch verder. Het is een liefde die hoopt. Een liefde die geen pessimisme kent. Een liefde die nooit opgeeft. Deze en de vorige kunnen worden samengevat als volgt: wanneer liefde geen bewijs heeft, gelooft het alles. En wanneer liefde bewijs heeft, dan hoopt het voor het beste.

Gods liefde verdraagt alles. Dit is het geduld dat iemand uitoefent wanneer er obstakels zijn. Wanneer er vervolgingen en verleidingen zijn. De christen die liefheeft zal volhouden wat er ook maar op zijn weg komt.

De Korintiërs waren alles wat liefde niet is. De Korintiërs waren niet wat liefde wel is. Paulus probeert hen duidelijk te maken dat ze serieus tekort schoten in hun leven met God. Hun focus lag verkeerd. Ze misten liefde. Dit terwijl liefde de band van de volmaaktheid is (Kolossenzen 3:12-14). Denk eens aan de persoon in de gemeente die je het minst liefhebt. Kan je zeggen dat je hem/haar liefhebt zoals het behoort? Denk eens aan je huwelijkspartner. Kan je zeggen dat je hem/haar liefhebt zoals het behoort?

Geestelijke gaven zullen ophouden te bestaan en de liefde zal altijd blijven

De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieen, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben” 1 Korintiërs 13:8-10.

De liefde zal nooit vergaan. Zij zal nooit ophouden te bestaan. Dit in tegenstelling tot de profetieën. Zij zullen wel afgedaan hebben. Zij zullen ophouden, inactief worden. Zij zullen aan hun einde komen, worden afgeschaft. Tongen zullen ook verstommen (ophouden). En ook kennis (gnosis, 1 Korintiërs 12:8; 13:2) zal afgedaan hebben. Dat is inactief worden gemaakt, worden afgeschaft. Deze drie gaven werden gegeven door God om Zijn wil over te brengen aan de mens. Paulus zegt dat deze gaven zullen ophouden te bestaan. De Korintiërs moesten beseffen dat hun kennen en profeteren onvolkomen  is. Of zoals de Statenvertaling zegt: ‘wij kennen ten dele, wij profeteren ten dele’. Zoals ik eerder al schreef, openbaarde God nooit zijn volledige wil, noch alle kennis op hetzelfde moment aan alle profeten. De openbaring gebeurde in stappen. Of anders gezegd onvolkomen. Of beter gezegd in delen. Het doel van al die delen was om tot de volledige openbaring te komen van wat God wilde dat de mens moest weten. Dit heeft geresulteerd in het boek dat wij vandaag kennen als de bijbel. Paulus zegt dat wanneer het volmaakte komt, het onvolkomene afgedaan hebben. Wat was het onvolkomene? Wel, het kennen en profeteren. Dit is dus wat afgedaan zou hebben op het moment dat het volkomene zou komen. Wat is dan het volkomene? De volledige openbaring van Gods wil. Wanneer God Zijn volledige openbaring bekend zou gemaakt hebben, dan zouden deze bijzondere gaven inactief worden gemaakt. Ze zouden ophouden te bestaan. Ze zouden aan hun einde komen, worden afgeschaft. Het laatste boek van de bijbel (Openbaring)  is circa 90 na christus geschreven. Dit stemt overeen met wat de bijbel zegt over hoe deze geestelijke gaven aan de mensen werden gegeven. In twee gevallen was het God die dit rechtstreeks aan de mensen gaf. In Handelingen 2 ontvingen de apostelen deze kracht en in Handelingen 10 ontvingen het gezin van Cornelius deze kracht. Verder zien we dat de apostelen door handoplegging deze gaven konden doorgeven aan de mensen (Handelingen 8:14-25; Romeinen 1:11; 2 Timoteus 1:6). Wanneer dan de apostelen, en zij die gaven van de apostelen hebben ontvangen waren gestorven, zijn de gaven ook opgehouden te bestaan. Wat overbleef is Gods geopenbaarde wil.

Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde” 1 Korintiërs 13:11-13.

Paulus vergelijkt het ophouden van de geestelijke gaven met een kind dat volwassen wordt. Een kind spreekt als een kind, voelt als een kind en denkt als een kind. Een man is iemand die het kinderlijke heeft afgelegd. Hoewel deze vergelijking ook opgaat voor de geestelijk groei van de gelovige (Jakobus 1:23-25), gebruikt Paulus de vergelijking hier om te wijzen op het ophouden van de geestelijke gaven. Afleggen  is hetzelfde woord dat in de verzen 8 en 9 wordt vertaald als ‘afgedaan hebben’.  Het is op deze gedachte dat Paulus verdergaat. Daarom dat hij ook zegt dat zij nu nog door een spiegel zien, in raadselen (duister). Een raadsel is iets dat nog niet duidelijk is. Maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht zegt Paulus. Van aangezicht tot aangezicht staat in contrast met iets in raadselen zien. Het verwijst dus naar iets dat duidelijk is geworden. Vervolgens herhaalt Paulus het punt dat hij eerder maakte. Het kennen is nu onvolkomen, of anders gezegd in delen. Maar wanneer het kinderlijke is afgelegd, dan zal er ten volle gekend worden. Zoals hij zelf gekend is, of zoals hij in vers 12 zei ‘wanneer ik het kinderlijke heb afgelegd’  (vgl 1 Petrus 1:10-12; Romeinen 16:25-26; Efeziërs 3:2-5).

Zo blijven dan geloof hoop en liefde, waarvan de belangrijkste de liefde is (Matteus 22:37-40). Profetieën, tongen en kennis daartegen zullen ophouden te bestaan. Ze zullen ophouden te bestaan terwijl geloof, hoop en liefde zullen verdergaan. Dit verwijst niet naar het moment dat de gelovige in het nieuwe Jeruzalem zal zijn. Of zoals sommigen zeggen bij de parousia van Jezus. Want in de hemel zal er geen hoop meer zijn (vgl Hebreeën 11:1; Romeinen 8:24). Hoop die gezien wordt, is geen hoop.

Zij die beweren dat geestelijke gaven nog steeds aanwezig zijn, zijn verplicht ons de woorden te geven die God hen zogezegd openbaart. Niet allen zullen durven beweren dit te kunnen doen. Maar zij die wel beweren nieuwe openbaringen van God te geven, leren dingen die rechtstreeks ingaan tegen het geopenbaarde woord dat we terugvinden in de bijbel. Zo kunnen we dan ook weten dat zij valse profeten zijn.


Vorige