Gemeente van Christus
Niets baat mij als ik de liefde
niet heb
“Al ware het, dat ik met de tongen der
mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware
schallend koper of een rinkelende cimbaal. Al ware het, dat ik
profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten
is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik
had de liefde niet, ik ware niets. Al ware het, dat ik al wat ik heb
tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te
worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets”
1 Korintiërs 13:1-3.
De Korintiërs gingen er prat op dat ze zo bijzonder waren omdat ze
over geestelijke gaven beschikten. Op het einde van hoofdstuk 12
moedigt Paulus hen aan om te streven naar de hoogste gaven. Dan zou
hij hen een weg tonen die nog veel verder omhoog voerde. Dat is de
weg met liefde als eindbestemming. Een weg en een bestemming die de
Korintiërs nog niet hadden bewandeld.
Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik alle talen van mensen en alle
talen van de engelen kon spreken, maar daarbij geen
onvoorwaardelijke (agape) liefde had, het zou me niks baten. Ik zou
klinken als schallend koper of een rinkelende cimbaal. Ik maak wel
geluid, maar zonder inhoud, zonder betekenis. Ik vestig de aandacht
wel op mijzelf, maar ik bereik er niks mee. Denk eens na over hoe
deze woorden zouden overkomen bij de Korintiërs? Stel uzelf voor hoe
bijzonder de Korintiërs zichzelf zouden voelen als ze alle tongen
zouden kunnen spreken. Vooral zij die zichzelf juist zo bijzonder
vonden omdat ze in tongen konden spreken. Het bewijs van hun
geestelijke volwassenheid, zo dachten ze.
De gebeurtenissen in Handelingen 2 leren ons dat tongen van mensen
niet anders was dan het spreken van een bestaande vreemde taal die
de sprekers nooit hadden geleerd. De voorbeelden in de Schrift van
tongen van engelen geven ons eenzelfde beeld. Abraham
en Lot gingen in gesprek met
engelen (Genesis 18-19). Jesaja verstond de taal van de serafs toen
hem een beeld van de hemel werd gegeven (Jesaja 6:1-3). Ook Johannes
verstond de woorden van de engelen (Openbaring 4:6-8). Er is geen
enkele bijbelse reden om tongen van engelen uit te leggen als een
onverstaanbaar gebrabbel zoals bepaalde groeperingen vandaag de dag
praktiseren. Vergeet niet dat Paulus spreekt in hyperbolen in de
eerste drie verzen. Hij spreekt hypothetisch. Hij spreekt in een
overdrijving zodat zijn punt duidelijk wordt (vgl ik schrok mij
kapot, ik ga dood van de honger, het duurde een eeuwigheid voordat
hij kwam, …). Paulus kon zeggen dat hij meer in tongen sprak dan de
Korintiërs (1 Korintiërs 14:18). Veronderstel dat ik (Paulus) alle
talen van de mensen en die van de engelen zou kunnen spreken (wat
niet was), maar geen liefde had, dan zouden die talen me geen enkel
nut doen. De agape liefde is het soort liefde dat God de mens heeft
getoond door Jezus naar de wereld te sturen (Johannes 3:16). Het is
het soort liefde dat Jezus Zijn discipelen gebiedt te hebben (Matteus
5:43-47).Het is het soort liefde dat voortkomt uit een vrije wil ipv
een emotie (vgl eros-sexuele liefde, stergos-natuurlijke liefde,
philos-vriendschappelijke liefde).
Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik profetische gaven had en alle
geheimenissen en alles wat te weten is, wist, en al het geloof had
zodat ik bergen verzette, maar daarbij geen liefde had, het zou me
niks baten. De tweede gave die Paulus vermeldt is de gave van
profetie. Het is de gave waardoor God Zijn wil openbaarde. God
openbaarde Zijn wil niet volledig op hetzelfde moment aan elke
profeet. Dit gebeurde in stappen doorheen de tijd (vgl Johannes
16:12-15; Handelingen 2:36-40; 11:12-18). Er was geen enkele profeet
die kon zeggen dat God hem of haar alles had geopenbaard. Meer nog,
er was geen enkele profeet die kon zeggen dat hij of zij alles over
God wist, simpelweg omdat God niet alles openbaart aan de mens.
Enkel datgene dat de mens nodig heeft en moet weten, heeft God
geopenbaard (vgl Deuteronomium 29:29; 1 Johannes 3:2; 1 Korintiërs
4:6). Ook het bovennatuurlijke geloof dat Paulus in het vorige
hoofdstuk reeds aanhaalde (zie 1 Korintiërs 12:9), was waardeloos
zonder liefde. Zelfs al zou een mens met dit geloof een berg kunnen
verzetten, dan zou dat hem geen enkel nut doen als hij daarbij geen
liefde had. Laat het duidelijk zijn dat deze woorden ook met
overdrijving zijn geschreven (hyperbool). De gave zei niks over de
waarde van de persoon. De liefde zei alles over de waarde van de
persoon. Zonder liefde is de profeet niks (vgl Numeri 22-24;
Filippenzen 1:15-18). Stel u voor hoe bijzonder de Korintiërs zich
zouden voelen als zij alles van God wisten wat er te weten valt.
Het
is waar dat een bovennatuurlijk geloof bovennatuurlijke dingen kan
bewerken, maar welk nut zou het hebben om door geloof een berg te
verzetten? Laten zij die beweren vandaag de dag zulke een gave te
hebben maar een berg verzetten. Ze zullen het niet kunnen. Zij laten
door zulke uitspraken net zien dat zij niet hebben begrepen wat
Paulus hiermee bedoelt.
Al zou het zijn, zegt Paulus, dat ik alles wat ik heb tot spijs zou
uitdelen, en al zou ik mijn lichaam geven om te worden verbrand,
maar daarbij geen liefde had, het zou me niks baten. Christenen zijn
vrijgevig en mededeelzaam. Ze beseffen dat hun aardse bezittingen
slechts tijdelijk gegeven worden (1 Timoteus 6:17-19). Maar de
christen die al zijn bezitting weg zou geven om behoeftigen te
kunnen voorzien van eten, zou zichzelf geen enkel nut doen als dit
niet gepaard zou gaan met liefde. Het is daarbij ook niet de wil van
God dat christenen alles maar moeten weggeven. Ook als de christen
zijn lichaam zou prijsgeven om te worden verbrand, dan zou hem dat
geen enkel nut doen als hij geen liefde had. Op het moment dat
Paulus dit schrijft was de christenvervolging nog niet zo
omvangrijk. Enkele jaren later onder Nero is dat anders. Het is niet
ondenkbaar dat gelovigen worden verbrand, denk maar aan Daniël 3. We
kennen uit onze tijd ook de voorbeelden van mensen die zichzelf in
brand steken uit protest tegen het één of ander. De hoogste prijs
die een mens kan betalen voor zijn geloof, is met zijn leven. Stel
uzelf eens voor hoe de Korintiërs zich zouden voelen als zij alles
zouden verkopen en zelfs hun lichaam zouden opgeven om te worden
verbrand.
Al
deze dingen zouden geen enkele waarde toevoegen aan de persoon, maar
ook niet aan de gemeente. De christen moet niet alleen het juiste
doen, maar ook met de juiste motivatie.
Wat liefde wel en wat liefde niet doet
“De liefde is lankmoedig, de liefde is
goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is
niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf
niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. Zij
is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de
waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij,
alles verdraagt zij” 1 Korintiërs 13:4-7.
Paulus beschrijft wat liefde doet. Liefde uit zich op een bepaalde
wijze. Liefde gedraagt zich op een bepaalde wijze. Zo kan je liefde
herkennen. De beschrijving van wat liefde wel doet en wat liefde
niet doet, is op maat van de Korintiërs geschreven. Zij misten
liefde. Zij toonden geen liefde. De liefde die hier wordt beschreven
is ene perfecte weergave van Gods liefde voor ons.
Gods liefde is lankmoedig. Dat is geduldig volhouden in het
ondergaan van tegenslagen en moeiten. Dat is geduldig zijn in het
dragen van beledigingen en schade door anderen. Dat is mild zijn in
het nemen van wraak. Niet snel boos zijn.
Gods liefde is goedertieren. Dat is vriendelijke en liefdevol. Het
is een houding dat alles mild maakt wat hard en bitter is (vgl Lukas
5:39, aangenaam-handelbaar).
Gods liefde is niet afgunstig. Afgunstig zijn is gloeien van nijd,
haat en boosheid. Sommige mensen gunnen een ander het licht in de
ogen niet. Ze kunnen het niet verdragen als een ander iets heeft of
kan wat zij niet hebben of kunnen.
Gods liefde praalt niet. Pralen is opscheppen, met ijdele dingen
pronken. Zichzelf verheffen en buitensporig prijzen.
Gods liefde is niet opgeblazen. Opgeblazen zijn is hoogmoedig zijn (vgl
1 Korintiërs 4:6,18-19; 5:2; 8:1). Het is het hebben van een
arrogante houding.
Gods liefde kwetst niemands gevoel. Of zoals de Staten vertaling
zegt: ‘Liefde handelt niet ongeschikt’. Ongepast of onhandig
handelen (vgl 1 Korintiërs 7:36). Grof zijn tegen elkaar. Geen
respect tonen.
Gods liefde zoekt zichzelf niet. Een zelfzuchtig mens zoekt zijn
eigen plezier, belang, eer. Liefde zoekt dit voor de ander. Dus niet
zoals de Korintiërs die enkel aan zichzelf dachten wanneer ze
offervlees aten (1 Korintiërs 8) of elkaar voor de rechtbank
sleepten (1 Korintiërs 6).
Gods liefde wordt niet verbitterd. Dat is geïrriteerd of geërgerd
worden (vgl Handelingen 17:16). Liefde zal prikkelingen onderdrukken
zodat er gepast mee wordt omgegaan.
Gods liefde rekent het kwade niet toe. Dat is geen kwaad denken.
Liefde houdt geen lijst bij met overtredingen tegen hem of haar om
uiteindelijk wraak te kunnen nemen. Liefde laat het niet toe dat
iemand zijn gedachten gaan bezig zijn met onrecht dat is aangedaan.
Gods liefde is niet blij over ongerechtigheid.. Liefde is niet blij
met zonde. Liefde is niet blij wanneer iemand zondigt. Liefde kent
geen plezier in zonden. Zij die God liefhebben zijn even bedroefd
als God wanneer iemand overtreedt.
Gods liefde is blij met de waarheid. Liefde en waarheid gaan hand in
hand. Wanneer de waarheid wordt verkondigt en beoefend, dan is de
liefde daar blij mee.
Gods liefde bedekt alles. Welke zonden men ook heeft gedaan. De
persoon die liefheeft zoals God, zal de zonden vergeven (vgl 1
Korintiërs 9:12; 1 Petrus 4:8). Het is dus een liefde die niet
opgeeft.
Gods liefde gelooft alles. Dit betekent niet dat een christen zomaar
alles gelooft zonder zijn verstand te gebruiken. Het betekent wel
dat de christen alles gelooft als er geen bewijzen zijn om het
tegendeel te geloven. Het is een liefde die uitgaat van het beste
van de medemens. Het is een liefde die het voordeel van de twijfel
geeft (vgl 1 Timoteus 6:2-5).
Gods liefde hoopt alles. Ook al heeft iemand bewezen onbetrouwbaar
te zijn, liefde gaat dan toch verder. Het is een liefde die hoopt.
Een liefde die geen pessimisme kent. Een liefde die nooit opgeeft.
Deze en de vorige kunnen worden samengevat als volgt: wanneer liefde
geen bewijs heeft, gelooft het alles. En wanneer liefde bewijs
heeft, dan hoopt het voor het beste.
Gods liefde verdraagt alles. Dit is het geduld dat iemand uitoefent
wanneer er obstakels zijn. Wanneer er vervolgingen en verleidingen
zijn. De christen die liefheeft zal volhouden wat er ook maar op
zijn weg komt.
De Korintiërs waren alles wat liefde niet is. De Korintiërs waren
niet wat liefde wel is. Paulus probeert hen duidelijk te maken dat
ze serieus tekort schoten in hun leven met God. Hun focus lag
verkeerd. Ze misten liefde. Dit terwijl liefde de band van de
volmaaktheid is (Kolossenzen 3:12-14). Denk eens aan de persoon in
de gemeente die je het minst liefhebt. Kan je zeggen dat je hem/haar
liefhebt zoals het behoort? Denk eens aan je huwelijkspartner. Kan
je zeggen dat je hem/haar liefhebt zoals het behoort?
Geestelijke gaven zullen ophouden te
bestaan en de liefde zal altijd blijven
“De liefde vergaat nimmermeer; maar
profetieen, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen
verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. Want onvolkomen is ons
kennen en onvolkomen ons profeteren. Doch, als het volmaakte komt,
zal het onvolkomene afgedaan hebben” 1 Korintiërs 13:8-10.
De liefde zal nooit vergaan. Zij zal nooit ophouden te bestaan. Dit
in tegenstelling tot de profetieën. Zij zullen wel afgedaan hebben.
Zij zullen ophouden, inactief worden. Zij zullen aan hun einde
komen, worden afgeschaft. Tongen zullen ook verstommen (ophouden).
En ook kennis (gnosis, 1 Korintiërs 12:8; 13:2) zal afgedaan hebben.
Dat is inactief worden gemaakt, worden afgeschaft. Deze drie gaven
werden gegeven door God om Zijn wil over te brengen aan de mens.
Paulus zegt dat deze gaven zullen ophouden te bestaan. De Korintiërs
moesten beseffen dat hun kennen en profeteren onvolkomen
is. Of zoals de
Statenvertaling zegt: ‘wij kennen ten dele, wij profeteren ten
dele’. Zoals ik eerder al schreef, openbaarde God nooit zijn
volledige wil, noch alle kennis op hetzelfde moment aan alle
profeten. De openbaring gebeurde in stappen. Of anders gezegd
onvolkomen. Of beter gezegd in delen. Het doel van al die delen was
om tot de volledige openbaring te komen van wat God wilde dat de
mens moest weten. Dit heeft geresulteerd in het boek dat wij vandaag
kennen als de bijbel. Paulus zegt dat wanneer het volmaakte komt,
het onvolkomene afgedaan hebben. Wat was het onvolkomene? Wel, het
kennen en profeteren. Dit is dus wat afgedaan zou hebben op het
moment dat het volkomene zou komen. Wat is dan het volkomene? De
volledige openbaring van Gods wil. Wanneer God Zijn volledige
openbaring bekend zou gemaakt hebben, dan zouden deze bijzondere
gaven inactief worden gemaakt. Ze zouden ophouden te bestaan. Ze
zouden aan hun einde komen, worden afgeschaft. Het laatste boek van
de bijbel (Openbaring) is
circa 90 na christus geschreven. Dit stemt overeen met wat de bijbel
zegt over hoe deze geestelijke gaven aan de mensen werden gegeven.
In twee gevallen was het God die dit rechtstreeks aan de mensen gaf.
In Handelingen 2 ontvingen de apostelen deze kracht en in
Handelingen 10 ontvingen het gezin van Cornelius deze kracht. Verder
zien we dat de apostelen door handoplegging deze gaven konden
doorgeven aan de mensen (Handelingen 8:14-25; Romeinen 1:11; 2
Timoteus 1:6). Wanneer dan de apostelen, en zij die gaven van de
apostelen hebben ontvangen waren gestorven, zijn de gaven ook
opgehouden te bestaan. Wat overbleef is Gods geopenbaarde wil.
“Toen
ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind,
overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik
afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien wij nog door een spiegel,
in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik
onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend
ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de
meeste van deze is de liefde” 1 Korintiërs 13:11-13.
Paulus vergelijkt het ophouden van de geestelijke gaven met een kind
dat volwassen wordt. Een kind spreekt als een kind, voelt als een
kind en denkt als een kind. Een man is iemand die het kinderlijke
heeft afgelegd. Hoewel deze vergelijking ook opgaat voor de
geestelijk groei van de gelovige (Jakobus 1:23-25), gebruikt Paulus
de vergelijking hier om te wijzen op het ophouden van de geestelijke
gaven. Afleggen is
hetzelfde woord dat in de verzen 8 en 9 wordt vertaald als ‘afgedaan
hebben’. Het is op deze
gedachte dat Paulus verdergaat. Daarom dat hij ook zegt dat zij nu
nog door een spiegel zien, in raadselen (duister). Een raadsel is
iets dat nog niet duidelijk is. Maar straks zien we van aangezicht
tot aangezicht zegt Paulus. Van aangezicht tot aangezicht staat in
contrast met iets in raadselen zien. Het verwijst dus naar iets dat
duidelijk is geworden. Vervolgens herhaalt Paulus het punt dat hij
eerder maakte. Het kennen is nu onvolkomen, of anders gezegd in
delen. Maar wanneer het kinderlijke is afgelegd, dan zal er ten
volle gekend worden. Zoals hij zelf gekend is, of zoals hij in vers
12 zei ‘wanneer ik het kinderlijke heb afgelegd’
(vgl 1 Petrus 1:10-12;
Romeinen 16:25-26; Efeziërs 3:2-5).
Zo blijven dan geloof hoop en liefde, waarvan de belangrijkste de
liefde is (Matteus 22:37-40). Profetieën, tongen en kennis daartegen
zullen ophouden te bestaan. Ze zullen ophouden te bestaan terwijl
geloof, hoop en liefde zullen verdergaan. Dit verwijst niet naar het
moment dat de gelovige in het nieuwe Jeruzalem zal zijn. Of zoals
sommigen zeggen bij de parousia van Jezus. Want in de hemel zal er
geen hoop meer zijn (vgl Hebreeën 11:1; Romeinen 8:24). Hoop die
gezien wordt, is geen hoop.
Zij die beweren dat geestelijke gaven nog steeds aanwezig zijn, zijn
verplicht ons de woorden te geven die God hen zogezegd openbaart.
Niet allen zullen durven beweren dit te kunnen doen. Maar zij die
wel beweren nieuwe openbaringen van God te geven, leren dingen die
rechtstreeks ingaan tegen het geopenbaarde woord dat we terugvinden
in de bijbel. Zo kunnen we dan ook weten dat zij valse profeten
zijn.