Gemeente van Christus
Over de uitingen van de geest
“Ten aanzien van de uitingen des geestes,
broeders, wil ik u niet onkundig laten. Gij weet, dat gij, toen gij
nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet
heendrijven. Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest
Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen:
Jezus is Here, dan door de Heilige Geest” 1 Korintiërs
12:1-3.
Paulus snijdt een nieuwe onderwerp aan.
Over de uitingen van de geest. Paulus wilde hen ook hierover niet
onkundig laten. Niet dat de Korintiërs van zichzelf dachten dat ze
onkundig waren. Integendeel, ze dachten juist van zichzelf dat ze
zeer kundig waren omdat ze geestelijke gaven bezaten. Dat was voor
hun het bewijs van geestelijke volwassenheid.
Ze moesten beseffen dat toen ze nog leefden als goddeloze heidenen,
ze zich als een kip zonder kop naar de stomme
(niet kunnen spreken) afgoden lieten heen drijven. Toen
lieten ze zich leiden door goddeloze gedachten, emoties en valse
leringen. Toch dachten ze toen daar goed aan te doen. Nu ze christen
waren geworden en geestelijke gaven van God hadden ontvangen,
gedroegen ze zich echter nog steeds als goddeloze heidenen. Ze
gingen met de gaven om zoals ze zich vroeger gedroegen. Ze moesten
oppassen om zich niet te laten leiden door hun gevoelens. Om zich
niet te laten leiden door het moment, het enthousiasme of verkeerde
beweegredenen. Ze konden
het testen. Ze konden weten als iemand zich door de geest liet
leiden of door het gevoel. De parameter is niet hoe iets wordt
gezegd, hoe indrukwekkend of meeslepend woorden worden gesproken. De
parameter is wat er wordt gezegd. Iemand die beweert door Gods Geest
te worden geleid, kan onmogelijk door inspiratie van diezelfde Geest
zeggen dat Jezus vervloekt is. Die gedachte komt niet voort uit
inspiratie van God. Wel zal een geïnspireerde spreker Jezus
verheerlijken als Here. Dat betekent echter niet dat iedereen die
Jezus Here noemt, per definitie door de Geest wordt geïnspireerd (vgl
Matteus 7:21-23; Romeinen 10:9-10; Filippenzen 2:11). In
Deuteronomium 13 waarschuwt God het volk Israel dat er profeten
kunnen zijn die een teken en wonder aankondigen en deze komen dan
ook. Maar wanneer de profeet daarbij dan oproept om andere goden na
te lopen, dan mocht het volk niet naar hen luisteren. Zo iemand
predikt afval van de Here. Dus niet de vervulling van een teken
bepaalt wat waar is, wel de inhoud van de boodschap. Pas op met
mensen die opscheppen over wat ze allemaal kunnen en hebben gedaan,
als zij daarbij ook leugens vertellen. Iemand die Jezus Here noemt,
zal hem ook als zodanig gehoorzamen (Lukas 6:46).
Er is verscheidenheid in de gaven die
God geeft
“Er is verscheidenheid in genadegaven,
maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen,
maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen,
maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt” 1
Korintiërs 12:4-6.
God geeft door Zijn Geest gaven aan de mensen, maar er is
verscheidenheid (verschil) in wat God geeft. Er zijn verschillen in
de bedieningen (zij die in opdracht van God een taak uitvoeren),
maar het komt van dezelfde God. Er is ook een verschil in werking
(handelingen), maar het is dezelfde God die alles in allen werkt.
Zij die dit begrijpen gaan verheugd zijn met de kwaliteiten van een
ander. Ze gaan zich niet overgeven aan afgunst, kwaadsprekerij of
ergernis.
“Maar aan een ieder wordt de openbaring
van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Want aan de een wordt
door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met
kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door
dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene
Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan
de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei
tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen” 1
Korintiërs 12:7-10.
De openbaring (vgl 2 Korintiërs 4:2) van de Geest wordt aan allen
gegeven, tot welzijn van allen. De profeet mocht deze woorden niet
voor zichzelf houden. Niet dat elke gelovige profetische gaven had (vgl
1 Korintiërs 12:28-29). Het doel van de profetie was om allen te
dienen en niet slechts enkelen. Wanneer een profeet zich superieur
zou voelen, dan kon hij deze gave misbruiken. Het diende niet om op
te scheppen, maar om te delen met de anderen zodat zij er voordeel
aan hadden. De ene kon door de Geest met wijsheid spreken (1
Korintiërs 2:6-7,13), de ander kon dmv dezelfde Geest met kennis
spreken (gnosis, vgl 1 Korintiërs 1:5). De ander geloof door
dezelfde Geest. Dit geloof is niet het geloof dat elke discipel moet
hebben, maar een bovennatuurlijk geloof waarin God voorzag (vgl 1
Korintiërs 13:2; Matteus 17:20). De ander had gaven van genezingen
door dezelfde Geest (vgl Handelingen 5:12-16). De een had werking
van krachten (vgl Handelingen 8:13; 13:4-12). De ander had
profetische gaven (Handelingen 11:28), waardoor zij de toekomst
konden voorspellen alsook Gods Woord openbaren. De een kon geesten
onderscheiden (vgl 1
Korintiërs 14:29; 1 Johannes 4:1), waardoor zij een beoordeling op
een bovennatuurlijke wijze konden maken (vgl Handelingen 5:1-11). De
ander kon met allerlei tongen spreken (vgl Handelingen 2:1-13). Dit
was geen gebrabbel van een onbestaande taal. Deze gave stelde
gelovigen in staat om een bestaande taal te spreken, die ze zelf
nooit hadden geleerd. Weer een ander kon de tongen vertolken
(vertalen). De twee laatste gaven zal Paulus uitgebreider gaan
bespreken in de twee volgende hoofdstukken. Vooral het spreken in
tongen was een probleem in de gemeente van Korinthe. Paulus noemt
deze gave niet voor niets als laatste in zijn lijst.
“Doch dit alles werkt een en dezelfde
Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil”
1 Korintiërs 12:11.
God geeft deze gaven aan elkeen, zoals Hij het goed acht. Hoewel er
een verschil is in hoe Geest werkt bij de ene en de ander, het is
dezelfde Geest die alles werkt. Niemand kon zich die gaven
toe-eigenen. Niemand mocht zich verheffen omdat hij de ene of de
andere gave had. Dit mochten de Korintiërs niet uit het oog
verliezen.
Eén lichaam en vele leden
“Want gelijk het lichaam een is en vele
leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een
lichaam vormen, zo ook Christus;
want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt,
hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen
zijn wij met een Geest gedrenkt. Want het lichaam bestaat toch ook
niet uit een lid, maar uit vele leden” 1 Korintiërs 12:12-14.
Ook het menselijk lichaam is één en heeft vele leden. Al de leden
van het lichaam samen vormen het lichaam. Bij Christus is het ook
zo. Door één en dezelfde Geest zijn we allen tot één lichaam
gedoopt, hetzij Joden, Grieken, slaven, vrijen (Handelingen 2:41-47;
Galaten 3:26-29). Allen die in Christus zijn, zijn met dezelfde
Geest gedrenkt (bewateren, verzadigen). Wanneer de gelovige wordt
ondergedompeld in water, besnijdt de Geest van God het hart. Het
oude zondige leven wordt weggedaan en een nieuw hart wordt gegeven (Kolossenzen
2:11-14; Titus 3:5). Diezelfde Geest helpt de wedergeborene dan
verder met het doden van de werkingen van het vlees (Romeinen
8:7-13; Galaten 5:13-26). De Korintiërs moesten dus goed beseffen
dat er geen elite christenen waren die meer of belangrijker waren
omdat zij wel over geestelijke gaven beschikten.
Het menselijk lichaam bestaat ook niet uit maar één lid, maar uit
vele leden. Eén voetballer is geen voetbalploeg, één muzikant in
geen orkest, één … . Om een geheel te vormen, om een team te zijn,
heb je meerdere mensen nodig. Er is een verscheidenheid in eenheid.
Er zijn verschillende gaven, maar allen zijn deel van het ene
lichaam. Elk lid is belangrijk en nodig. Soms laten christenen zich
misleiden met de gedachte dat ze geen andere gelovigen nodig hebben.
Wat een dwaze gedachte! Je kan geen gemeente vormen op jezelf. Het
gaat in tegen Gods wil. Laat u niet misleiden door te denken dat jij
geestelijk bent en daardoor op je eigen kan functioneren. Dat is
arrogant en goddeloos.
We mogen niet zeggen dat we niet
belangrijk zijn
“Indien de voet zeggen zou: omdat ik
niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom
niet tot het lichaam? En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet
het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet
tot het lichaam? Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef
het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk? Nu
heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het
lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild. Indien zij alle een lid
vormden, waar bleef het lichaam?” 1 Korintiërs 12:15-19.
God bepaalt de waarde van elk lid. Elk lid is noodzakelijk en
belangrijk. Wanneer iemand aan zelfbeklag doet omdat hij of zij
denkt niet belangrijk te zijn, dan moet deze persoon eens nadenken
over deze verzen. Een
voet kan toch niet zeggen dat hij niet tot het lichaam behoort,
omdat hij geen hand is? Een oor kan toch niet zeggen dat hij niet
tot het lichaam behoort omdat hij geen oog is. Stel dat het lichaam
enkel bestond uit het oog. Hoe zou het lichaam dan kunnen horen?
Stel dat het lichaam enkel bestond uit het oor. Hoe zou het lichaam
dan kunnen ruiken? God heeft de leden, elk in het bijzonder, hun
plaats gegeven in het lichaam. Hij heeft dat zo gedaan als hij het
heeft gewild. Stel dat ze allen samen slechts één lid vormden, waar
bleef dan het lichaam? Het is gemakkelijk om te kijken naar datgene
waar uw broeder en zuster beter in is. Het is gemakkelijk om dan
jaloers te zijn. Om uzelf minderwaardig te maken. Om dan afstand te
nemen van de plaatselijke gemeente. Maar het is het verkeerd om zo
te denken en te handelen.
We mogen niet zeggen dat anderen niet
belangrijk zijn
“Maar
nu zijn er wel vele leden, doch slechts een lichaam. En het oog kan
niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot
de voeten: ik heb u niet nodig. Ja, veeleer zijn die leden van het
lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk, en juist die delen
van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer
eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld,
doch onze edele leden hebben
dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zo samengesteld, dat
Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was,
opdat er geen verdeeldheid in
het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden
zorgen. Als een lid lijdt, lijden alle leden mede, als een lid eer
ontvangt, delen alle leden in de vreugde” 1 Korintiërs
12:20-26.
Er zijn vele leden, maar er is maar één lichaam. Het oog kan niet
zeggen dat het de hand niet nodig heeft. Het hoofd kan dat niet
tegen de voeten zeggen. Het is veeleer dat die leden van het lichaam
die het zwakst lijken, het noodzakelijkst zijn. En juist die delen
van het lichaam die wij minder goed verzorgen, eervoller worden
bekleed. De minder edele leden worden met groter eer behandeld dan
de edele leden die dat niet nodig hebben. God heeft het lichaam zo
samengesteld dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was zodat er
geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn. Maar dat de leden
gelijkelijk voor elkaar zouden zorgen.
Een auto kan er mooi uitzien. Mooie vorm, mooi interieur, maar
zonder olie zal de motor niet draaien. Welke leden zijn er waardevol
in de gemeente? Zij die in stilte voor de leden bidden. Zij die met
zachtmoedigheid spreken tegen behoeftigen. Zij die denken aan de
noden van de leden en daarin voorzien. Zij die bemoedigen wanneer
niemand het ziet. Niet zoals hen die het rondbazuinen wat ze
allemaal kunnen en doen. Niet hen die de schijn hebben dat ze
belangrijk zijn. We mogen onszelf niet overschatten dat het enkel om
de Here en uzelf draait, terwijl je daarbij je broeders uit het oog
verliest (vgl de diversiteit bij de apostelen). De broeders en
zusters die te min in jouw ogen zijn, zijn door God aangesteld om
het lichaam compleet te maken. Een lichaam dat samenwerkt, is
bijzonder sterk en machtig.
Christenen moeten voor elkaar zorgen. Als één lid lijdt, dan heeft
dat gevolgen voor het hele lichaam. Alle leden ondervinden daar last
van omdat het lichaam niet naar behoren kan werken (vgl verkeerde
houding bij rugpijn). Wanneer een atleet een wedstrijd wint, dan
feliciteren we hem en niet slechts zijn voet of zijn benen. Zo ook
de eer die een lid van de gemeente krijgt. Deze is niet voor
hemzelf, maar voor allen.
Gij zijt het lichaam van Christus
en ieder voor zijn deel leden
“Gij nu zijt het lichaam van Christus en
ieder voor zijn deel leden. En God heeft sommigen aangesteld in de
gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde
leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, bekwaamheid om
te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen. Zijn zij
soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten?
Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen?
Vertolken zij soms allen? Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik
wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert” 1
Korintiërs 12:27-31.
Paulus heeft al deze dingen als voorbeeld aangehaald zodat de
Korintiërs zouden begrijpen dat zij het lichaam van Christus zijn.
Ieder is voor zijn deel een
lid van Christus’ lichaam. God heeft sommigen aangesteld in de
gemeente. Ten eerste apostelen, ten tweede profeten (openbaart Gods
wil), ten derde leraars (leert het geopenbaarde woord van de
profeten), verder krachten, daarna gaven van genezing, bekwaamheid
om te helpen, om te besturen en verschil in tongen spreken. Er was
niet één persoon die al deze vaardigheden bezaten. God heeft dat met
een bedoeling gedaan. Opdat de leden zouden samenwerken. Opdat de
leden afhankelijk zouden zijn van elkaar. Niet allen waren
apostelen, niet allen waren profeten. Niet allen waren leraars. Niet
allen hadden de gave van genezing. Niet allen spraken in tongen.
Niet allen konden tongen vertalen. Dit waren de gaven en
bekwaamheden die het meest in het oog sprongen. Waar men
waarschijnlijk het meest naar opkeek. De gaven waarvan Paulus zegt,
streef naar deze gaven. Maar er was iets dat nog veel belangrijker
was. Dit is de inleidende gedachte voor hoofdstuk 13, waar Paulus
over de liefde zal spreken.