Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 12:1-31 (15)

Over de uitingen van de geest

Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders, wil ik u niet onkundig laten. Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven. Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest” 1 Korintiërs 12:1-3.

Paulus snijdt een nieuwe onderwerp  aan. Over de uitingen van de geest. Paulus wilde hen ook hierover niet onkundig laten. Niet dat de Korintiërs van zichzelf dachten dat ze onkundig waren. Integendeel, ze dachten juist van zichzelf dat ze zeer kundig waren omdat ze geestelijke gaven bezaten. Dat was voor hun het bewijs van geestelijke volwassenheid.

Ze moesten beseffen dat toen ze nog leefden als goddeloze heidenen, ze zich als een kip zonder kop naar de stomme  (niet kunnen spreken) afgoden lieten heen drijven. Toen lieten ze zich leiden door goddeloze gedachten, emoties en valse leringen. Toch dachten ze toen daar goed aan te doen. Nu ze christen waren geworden en geestelijke gaven van God hadden ontvangen, gedroegen ze zich echter nog steeds als goddeloze heidenen. Ze gingen met de gaven om zoals ze zich vroeger gedroegen. Ze moesten oppassen om zich niet te laten leiden door hun gevoelens. Om zich niet te laten leiden door het moment, het enthousiasme of verkeerde beweegredenen.  Ze konden het testen. Ze konden weten als iemand zich door de geest liet leiden of door het gevoel. De parameter is niet hoe iets wordt gezegd, hoe indrukwekkend of meeslepend woorden worden gesproken. De parameter is wat er wordt gezegd. Iemand die beweert door Gods Geest te worden geleid, kan onmogelijk door inspiratie van diezelfde Geest zeggen dat Jezus vervloekt is. Die gedachte komt niet voort uit inspiratie van God. Wel zal een geïnspireerde spreker Jezus verheerlijken als Here. Dat betekent echter niet dat iedereen die Jezus Here noemt, per definitie door de Geest wordt geïnspireerd (vgl Matteus 7:21-23; Romeinen 10:9-10; Filippenzen 2:11). In Deuteronomium 13 waarschuwt God het volk Israel dat er profeten kunnen zijn die een teken en wonder aankondigen en deze komen dan ook. Maar wanneer de profeet daarbij dan oproept om andere goden na te lopen, dan mocht het volk niet naar hen luisteren. Zo iemand predikt afval van de Here. Dus niet de vervulling van een teken bepaalt wat waar is, wel de inhoud van de boodschap. Pas op met mensen die opscheppen over wat ze allemaal kunnen en hebben gedaan, als zij daarbij ook leugens vertellen. Iemand die Jezus Here noemt, zal hem ook als zodanig gehoorzamen (Lukas 6:46).

Er is verscheidenheid in de gaven die God geeft

Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt” 1 Korintiërs 12:4-6.

God geeft door Zijn Geest gaven aan de mensen, maar er is verscheidenheid (verschil) in wat God geeft. Er zijn verschillen in de bedieningen (zij die in opdracht van God een taak uitvoeren), maar het komt van dezelfde God. Er is ook een verschil in werking (handelingen), maar het is dezelfde God die alles in allen werkt. Zij die dit begrijpen gaan verheugd zijn met de kwaliteiten van een ander. Ze gaan zich niet overgeven aan afgunst, kwaadsprekerij of ergernis.

Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen” 1 Korintiërs 12:7-10.

De openbaring (vgl 2 Korintiërs 4:2) van de Geest wordt aan allen gegeven, tot welzijn van allen. De profeet mocht deze woorden niet voor zichzelf houden. Niet dat elke gelovige profetische gaven had (vgl 1 Korintiërs 12:28-29). Het doel van de profetie was om allen te dienen en niet slechts enkelen. Wanneer een profeet zich superieur zou voelen, dan kon hij deze gave misbruiken. Het diende niet om op te scheppen, maar om te delen met de anderen zodat zij er voordeel aan hadden. De ene kon door de Geest met wijsheid spreken (1 Korintiërs 2:6-7,13), de ander kon dmv dezelfde Geest met kennis spreken (gnosis, vgl 1 Korintiërs 1:5). De ander geloof door dezelfde Geest. Dit geloof is niet het geloof dat elke discipel moet hebben, maar een bovennatuurlijk geloof waarin God voorzag (vgl 1 Korintiërs 13:2; Matteus 17:20). De ander had gaven van genezingen door dezelfde Geest (vgl Handelingen 5:12-16). De een had werking van krachten (vgl Handelingen 8:13; 13:4-12). De ander had profetische gaven (Handelingen 11:28), waardoor zij de toekomst konden voorspellen alsook Gods Woord openbaren. De een kon geesten onderscheiden (vgl  1 Korintiërs 14:29; 1 Johannes 4:1), waardoor zij een beoordeling op een bovennatuurlijke wijze konden maken (vgl Handelingen 5:1-11). De ander kon met allerlei tongen spreken (vgl Handelingen 2:1-13). Dit was geen gebrabbel van een onbestaande taal. Deze gave stelde gelovigen in staat om een bestaande taal te spreken, die ze zelf nooit hadden geleerd. Weer een ander kon de tongen vertolken (vertalen). De twee laatste gaven zal Paulus uitgebreider gaan bespreken in de twee volgende hoofdstukken. Vooral het spreken in tongen was een probleem in de gemeente van Korinthe. Paulus noemt deze gave niet voor niets als laatste in zijn lijst.

Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil” 1 Korintiërs 12:11.
God geeft deze gaven aan elkeen, zoals Hij het goed acht. Hoewel er een verschil is in hoe Geest werkt bij de ene en de ander, het is dezelfde Geest die alles werkt. Niemand kon zich die gaven toe-eigenen. Niemand mocht zich verheffen omdat hij de ene of de andere gave had. Dit mochten de Korintiërs niet uit het oog verliezen.

Eén lichaam en vele leden

Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus;  want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt. Want het lichaam bestaat toch ook niet uit een lid, maar uit vele leden” 1 Korintiërs 12:12-14.

Ook het menselijk lichaam is één en heeft vele leden. Al de leden van het lichaam samen vormen het lichaam. Bij Christus is het ook zo. Door één en dezelfde Geest zijn we allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, Grieken, slaven, vrijen (Handelingen 2:41-47; Galaten 3:26-29). Allen die in Christus zijn, zijn met dezelfde Geest gedrenkt (bewateren, verzadigen). Wanneer de gelovige wordt ondergedompeld in water, besnijdt de Geest van God het hart. Het oude zondige leven wordt weggedaan en een nieuw hart wordt gegeven (Kolossenzen 2:11-14; Titus 3:5). Diezelfde Geest helpt de wedergeborene dan verder met het doden van de werkingen van het vlees (Romeinen 8:7-13; Galaten 5:13-26). De Korintiërs moesten dus goed beseffen dat er geen elite christenen waren die meer of belangrijker waren omdat zij wel over geestelijke gaven beschikten.

Het menselijk lichaam bestaat ook niet uit maar één lid, maar uit vele leden. Eén voetballer is geen voetbalploeg, één muzikant in geen orkest, één … . Om een geheel te vormen, om een team te zijn, heb je meerdere mensen nodig. Er is een verscheidenheid in eenheid. Er zijn verschillende gaven, maar allen zijn deel van het ene lichaam. Elk lid is belangrijk en nodig. Soms laten christenen zich misleiden met de gedachte dat ze geen andere gelovigen nodig hebben. Wat een dwaze gedachte! Je kan geen gemeente vormen op jezelf. Het gaat in tegen Gods wil. Laat u niet misleiden door te denken dat jij geestelijk bent en daardoor op je eigen kan functioneren. Dat is arrogant en goddeloos.

We mogen niet zeggen dat we niet belangrijk zijn

Indien de voet zeggen zou: omdat ik niet de hand ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort hij daarom niet tot het lichaam? En indien het oor zeggen zou: omdat ik niet het oog ben, behoor ik niet tot het lichaam, behoort het daarom niet tot het lichaam? Als het lichaam geheel en al oog was, waar bleef het gehoor? Als het geheel en al gehoor was, waar bleef de reuk? Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild. Indien zij alle een lid vormden, waar bleef het lichaam?” 1 Korintiërs 12:15-19.

God bepaalt de waarde van elk lid. Elk lid is noodzakelijk en belangrijk. Wanneer iemand aan zelfbeklag doet omdat hij of zij denkt niet belangrijk te zijn, dan moet deze persoon eens nadenken over deze verzen.  Een voet kan toch niet zeggen dat hij niet tot het lichaam behoort, omdat hij geen hand is? Een oor kan toch niet zeggen dat hij niet tot het lichaam behoort omdat hij geen oog is. Stel dat het lichaam enkel bestond uit het oog. Hoe zou het lichaam dan kunnen horen? Stel dat het lichaam enkel bestond uit het oor. Hoe zou het lichaam dan kunnen ruiken? God heeft de leden, elk in het bijzonder, hun plaats gegeven in het lichaam. Hij heeft dat zo gedaan als hij het heeft gewild. Stel dat ze allen samen slechts één lid vormden, waar bleef dan het lichaam? Het is gemakkelijk om te kijken naar datgene waar uw broeder en zuster beter in is. Het is gemakkelijk om dan jaloers te zijn. Om uzelf minderwaardig te maken. Om dan afstand te nemen van de plaatselijke gemeente. Maar het is het verkeerd om zo te denken en te handelen.

We mogen niet zeggen dat anderen niet belangrijk zijn

Maar nu zijn er wel vele leden, doch slechts een lichaam. En het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig. Ja, veeleer zijn die leden van het lichaam, welke het zwakst schijnen, noodzakelijk, en juist die delen van het lichaam, welke wij minder in ere houden, bekleden wij meer eervol, en onze minder edele leden worden met groter eer behandeld,  doch onze edele leden hebben dat niet nodig. God heeft evenwel het lichaam zo samengesteld, dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was,  opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden gelijkelijk voor elkander zouden zorgen. Als een lid lijdt, lijden alle leden mede, als een lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde” 1 Korintiërs 12:20-26.

Er zijn vele leden, maar er is maar één lichaam. Het oog kan niet zeggen dat het de hand niet nodig heeft. Het hoofd kan dat niet tegen de voeten zeggen. Het is veeleer dat die leden van het lichaam die het zwakst lijken, het noodzakelijkst zijn. En juist die delen van het lichaam die wij minder goed verzorgen, eervoller worden bekleed. De minder edele leden worden met groter eer behandeld dan de edele leden die dat niet nodig hebben. God heeft het lichaam zo samengesteld dat Hij meer eer gaf aan hetgeen misdeeld was zodat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn. Maar dat de leden gelijkelijk voor elkaar zouden zorgen.

Een auto kan er mooi uitzien. Mooie vorm, mooi interieur, maar zonder olie zal de motor niet draaien. Welke leden zijn er waardevol in de gemeente? Zij die in stilte voor de leden bidden. Zij die met zachtmoedigheid spreken tegen behoeftigen. Zij die denken aan de noden van de leden en daarin voorzien. Zij die bemoedigen wanneer niemand het ziet. Niet zoals hen die het rondbazuinen wat ze allemaal kunnen en doen. Niet hen die de schijn hebben dat ze belangrijk zijn. We mogen onszelf niet overschatten dat het enkel om de Here en uzelf draait, terwijl je daarbij je broeders uit het oog verliest (vgl de diversiteit bij de apostelen). De broeders en zusters die te min in jouw ogen zijn, zijn door God aangesteld om het lichaam compleet te maken. Een lichaam dat samenwerkt, is bijzonder sterk en machtig.

Christenen moeten voor elkaar zorgen. Als één lid lijdt, dan heeft dat gevolgen voor het hele lichaam. Alle leden ondervinden daar last van omdat het lichaam niet naar behoren kan werken (vgl verkeerde houding bij rugpijn). Wanneer een atleet een wedstrijd wint, dan feliciteren we hem en niet slechts zijn voet of zijn benen. Zo ook de eer die een lid van de gemeente krijgt. Deze is niet voor hemzelf, maar voor allen.

Gij zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden

Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden. En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, bekwaamheid om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen. Zijn zij soms allen apostelen? Allen profeten? Allen leraars? Allen krachten? Hebben soms allen gaven van genezing? Spreken soms allen in tongen? Vertolken zij soms allen? Streeft dan naar de hoogste gaven. En ik wijs u een weg, die nog veel verder omhoog voert” 1 Korintiërs 12:27-31.

Paulus heeft al deze dingen als voorbeeld aangehaald zodat de Korintiërs zouden begrijpen dat zij het lichaam van Christus zijn. Ieder  is voor zijn deel een lid van Christus’ lichaam. God heeft sommigen aangesteld in de gemeente. Ten eerste apostelen, ten tweede profeten (openbaart Gods wil), ten derde leraars (leert het geopenbaarde woord van de profeten), verder krachten, daarna gaven van genezing, bekwaamheid om te helpen, om te besturen en verschil in tongen spreken. Er was niet één persoon die al deze vaardigheden bezaten. God heeft dat met een bedoeling gedaan. Opdat de leden zouden samenwerken. Opdat de leden afhankelijk zouden zijn van elkaar. Niet allen waren apostelen, niet allen waren profeten. Niet allen waren leraars. Niet allen hadden de gave van genezing. Niet allen spraken in tongen. Niet allen konden tongen vertalen. Dit waren de gaven en bekwaamheden die het meest in het oog sprongen. Waar men waarschijnlijk het meest naar opkeek. De gaven waarvan Paulus zegt, streef naar deze gaven. Maar er was iets dat nog veel belangrijker was. Dit is de inleidende gedachte voor hoofdstuk 13, waar Paulus over de liefde zal spreken.


Vorige