Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 11:17-34 (14)

Uw samenkomsten zijn tot schade

Nu ik dit voorschrijf, moet ik er tevens mijn afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan” 1 Korintiërs 11:17-22.

Waar Paulus eerder de Korintiërs nog had geprezen dat ze vasthielden aan de overleveringen zoals hij ze aan hen had gegeven (11:2), is hij nu genoodzaakt om zijn afkeuring uit te spreken. Hij kon hen niet prijzen over hoe het er aan toe ging tijdens hun samenkomsten. In plaats dat hun samenkomsten God verheerlijkten en de gemeente stichtten ( Hebreën 10:22-25; 1 Korintiërs 14:26), waren de samenkomsten schadelijk voor hun zielen. Samenkomsten  moeten christenen verenigen en opbouwen, niet afbreken. Eerder in de brief zagen we al dat de Korintiërs sterk verdeeld waren (1 Korintiërs 1:10-17; 3:1-4). Paulus hoorde dat er verdeeldheid was onder de Korintiërs. Hij geloofde ten dele wat er over de Korintiërs werd gezegd, gezien de bron betrouwbaar was (1 Korintiërs 1:11), en gezien hij dit kon afleiden uit de aard van de problemen die ze hadden. De Korintiërs dachten en handelden heel ongeestelijk.  Toch moeten christenen voorzichtig zijn met hoe we omgaan met ‘horen zeggen’. Vgl 1 Timoteus 6:3-5, Matteus 5:10-11; Jakobus 4:11 (belasteren, beschuldigen); 2 Korintiërs 6:8; 1 Timoteus 1:20 (verwijtend spreken); 2 Timoteus 4:14.

Als een gemeente samenkomt zoals het behoort, dan zullen de leden worden opgebouwd. Hun innerlijke mens zal worden versterkt. Twijfels die er waren als ze er wel goed aan zouden doen om te komen of niet, worden weggenomen nadat men toch besloten heeft te komen. Maar wanneer een gemeente niet samenkomt zoals het behoort, dan lijden alle leden. Het logisch gevolg is dan dat er scheuringen komen onder de gelovigen. Er komt een schifting tussen hen die vasthouden aan Gods woord en hen die het verwerpen. God gebruikt zonden van mensen om Zijn wil te volbrengen. De verdeeldheid van de Korintiërs bracht aan het licht wie God wilde dienen in geest en in waarheid, en wie de zonde liefhad. Paulus probeert hen allemaal op dezelfde lijn te krijgen.

Jullie eten niet de maaltijd des Heren tijdens de samenkomst

Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij zozeer de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet” 1 Korintiërs 11:20-22.

De Korintiërs kwamen wel samen op de eerste dag van de week. Ze noemden de maaltijd die ze aten wel de maaltijd van de Here. Maar Paulus zegt hen dat het niet de maaltijd van de Here is. Door hun gedrag en invulling hadden ze er hun eigen maaltijd van gemaakt. Jezus stelde de maaltijd in om  duidelijk te maken dat Hij Zich opofferde voor hen. De Korintiërs waren niet met de ander bezig, laat staan zichzelf op te offeren voor de ander. Zij zorgden ervoor dat zij hun deel al hadden genomen, nog voor de rest een kans had gekregen om samen met hen de maaltijd te eten. Ze schuwden het ook niet om zich te bedrinken aan de vrucht van de wijnstok. Het is aannemelijk te denken dat ze aten met hen die hetzelfde als hun dachten over bepaalde onderwerpen, ipv het samen met de gehele gemeente te doen.  Het was niet alleen dat, het lijkt er sterk op dat het eten van de maaltijd voor hen niet meer betekende dan  het eten van een ordinaire maaltijd. Paulus zegt hen daarom dat het eten en drinken van een ordinaire maaltijd iets is dat ze bij hun thuis moeten doen. Dat is geen verantwoordelijkheid van de gemeentelijke samenkomst, maar iets wat in de privésfeer gebeurd. De gemeentelijke samenkomst is er niet om de magen te vullen met voedsel, maar om de innerlijke mens te versterken. Door zo onverschillige te handelen, minachtten (verachten, gering over iets of iemand denken) de Korintiërs Gods gemeente. Zo beschaamden ze hen die wel de juiste verwachting van de samenkomst hadden. Daarom  kon Paulus hen op dit punt niet prijzen. Er viel niets lovenswaardig over te zeggen. Integendeel, het zou hen tot schaamte moeten brengen.

Ik heb u het gebod van Jezus overgeleverd

Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” 1 Korintiërs 11:23-26.

Paulus dat de Korintiërs teruggaan naar wat Jezus deed. Zo konden ze weten als hun praktijken daarmee overeenstemden .Ze moeten hun praktijken vergelijken met wat Jezus deed in de nacht dat Hij werd overgeleverd. We weten dat Paulus daar toen niet aanwezig was. Paulus zegt daarom ook dat hij deze informatie heeft gekregen van Jezus dmv overlevering. Jezus zelf heeft Paulus hierover verteld. De avond dat Jezus werd overgeleverd was Jezus samengekomen met Zijn apostelen om het Pascha te eten. Dit was een formele en ernstige aangelegenheid. Terwijl ze die maaltijd aan het eten waren (Matteus 26:26), nam Jezus een brood en dankt God daarvoor. Dit was een ongezuurd brood (Matteus 26:17). Jezus linkte dat ongezuurde brood aan iets wat nog nooit was herdacht tijdens het eeuwenoude jaarlijkse Pascha. Jezus linkte dat ene brood aan Zijn lichaam dat niet veel later aan een kruis zou worden genageld. De apostelen moesten daarvan eten tot Jezus’ gedachtenis. Een gedachtenis is een herinnering. Het ongezuurde brood moest de apostelen dus aan Jezus’ lichaam herinneren. Na het eten van de maaltijd (Lukas 22:20), nam  Jezus een beker. Deze beker bevatte de vrucht van de wijnstok (Matteus 26:29). Ook voor de beker sprak Jezus een gebed uit. Vervolgens linkte Jezus de beker aan het nieuwe verbond dat niet veel later bezegeld zou worden met Zijn bloed. Jezus zegt de apostelen dan, dat telkens als ze deze beker drinken, ze dit tot Zijn gedachtenis moesten doen. Meer nog, elke keer de apostelen dit deden, het brood aten de van de beker dronken, verkondigden zij Jezus dood totdat Hij terugkomt.

Dit voorbeeld van Jezus met de apostelen, moet de Korintiërs er aan herinneren wat Paulus hen daarover heeft geboden. Ook zij moesten van het brood eten en van de beker drinken als een gedachtenismaal. Paulus kwam op de eerste dag van de week met de christenen in Troas samen om het brood te breken (Handelingen 20:7). Ook de Korintiërs volgden het apostolisch voorbeeld en gebod om elke eerste dag van de week samen te komen (1 Korintiërs 16:1-2). Het is tijdens deze samenkomsten dat ze de behoeftigen beschaamd maakten door de gedachtenismaaltijd van de Here te veranderen in een ordinaire braspartij. Tijdens hun gedachtenismaal was het ieder voor zich en pak wat ge kunt krijgen.

Het brood en vrucht van de wijnstok zijn niet letterlijk het lichaam en het bloed van Jezus. Het zijn symbolen die ons daaraan moeten herinneren. Beide symbolen werden door alle gelovigen genuttigd. Niet zoals sommigen doen, waarbij enkel het brood aan de gelovigen wordt gegeven.

Gevolgen voor de Korintiërs

Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren” 1 Korintiërs 11:27.

Wie dus de maaltijd eet op een oneerbiedige wijze, door er een ordinaire maaltijd van te maken, of door niet op elkaar te wachten, of door Jezus’ lichaam en bloed niet in herinnering te brengen, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed van de Here. Het is een ernstige aangelegenheid die ons moet doen stilstaan bij Jezus’ offer. Als we dat niet met eerbied en ontzag doen, dan beledigen we Jezus. We mogen daar niet licht mee omgaan.

Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden” 1 Korintiërs 11:28-32.

Elke christen die deelheeft aan de maaltijd moet zichzelf beoordelen. Elke christen moet zichzelf onderzoeken hoe en waarom hij gaat deelnemen. Gaan mijn gedachten uit naar Jezus? Ben ik ernstig? Niet zozeer van hoe ik als christen heb geleefd de afgelopen week (hoewel dat zeker niet slecht is), maar eerder van waarom  ik ga deelnemen aan de maaltijd. Dit was wat de Korintiërs niet deden. Ze aten maar gewoon, zonder erbij na te denken wat en hoe ze het deden en waarom ze het zouden moeten doen. Hun gedachtenismaal was niet meer dan een ordinaire sociale maaltijd.

De Korintiërs moesten onderzoeken  waarom ze deze maaltijd aten. Als ze het deden om Jezus’ dood en opstanding te gedenken, dan was hun beweegreden Gode welgevallig. Alle andere redenen brachten schade toe aan hun zielen.

Paulus zegt niet dat als ze gezondigd hebben, of in zonde leven, ze dan geen deel mogen hebben aan de maaltijd. Een christen die in zonde leeft, moet zich bekeren en Gods wil doen. Een christen moet dit onderzoek op elk moment van de week doen, en niet tijdens het gedachtenismaal (2 Korintiërs 13:5). Zij die volharden in de zonde, zonder zich te willen bekeren moeten uit de gemeente worden gezet (1 Korintiërs 5:11-13). Het valt op dat Paulus niet zegt dat zij die schuldig waren aan de problemen en zonden in Korinthe, zichzelf moeten onderzoeken en dan voor zichzelf moeten bepalen om wel of geen deel te hebben aan het avondmaal. Hij zegt hen wel dat ze moeten onderzoeken  waarom ze de maaltijd nuttigen. Dit neemt niet weg dat persoonlijke zonden het hart kunnen bezwaren op een moment dat de maaltijd wordt gegeten en de vrijmoedigheid daarom soms ontbreekt. Maar als het ons zou tegenhouden om deel te hebben aan het avondmaal, dan zou het dat ook moeten doen bij het zingen, leren en bidden. Dan zou het dat ook moeten doen om naar de samenkomst te komen. Maar als we al het andere wel doen en enkel het avondmaal niet, dan zijn we niet consequent. De Korintiërs die de maaltijd nuttigden als een ordinaire maaltijd veroordeelden zichzelf. Dit veroorzaakte dat vele Korintiërs zwak en ziek waren, en er waren er zelfs die stierven. Dit omdat ze zichzelf niet onderzochten waarom ze deelnamen aan het gedachtenismaal. Zijn deze gevolgen fysiek of geestelijk? Niet alle lichamelijke ziekten zijn een gevolg van persoonlijke zonden (Johannes 9:2-3), maar Paulus linkte hun lichamelijk toestand wel aan hun slechte beoordeling van zichzelf. Dat zonden sowieso leiden tot geestelijke zwakheden, geestelijke ziekte en geestelijke sterfte, is vanzelfsprekend. Maar hier lijkt Paulus toch eerder hun lichamelijk zwakheden, ziekte en sterfte te linken aan Gods oordeel. De vorige hoofdstukken hebben ons al duidelijk gemaakt dat ze geestelijk zeer ongezond waren. Nu spreekt Paulus echter over een gevolg van het verkeerd deelnemen aan de maaltijd. Als ze zichzelf goed zouden beoordelen en met een juist hart zouden deelnemen aan de maaltijd, dan zouden ze niet onder Gods tuchtigende oordeel komen (vgl Hebreën 12:7-10; 1 Korintiërs 9:27; Openbaring 2:22-23; 3:19). God tuchtigt Zijn kinderen opdat zij niet samen met de ongelovigen veroordeeld zouden worden.

Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom” 1 Korintiërs 11:33-34.

Omdat deze dingen zo zijn, moeten de Korintiërs op elkaar wachten wanneer ze samenkomen om de maaltijd van de Here te eten. Als iemand honger heeft, dan is de samenkomst van de gemeente niet de plaats om die honger te stillen. Eten omdat ge honger hebt, moet ge thuis doen. Als zij bij het samenkomen  om de maaltijd te eten, niet op elkaar wachten, dan komen ze tot hun eigen oordeel samen. Dit was blijkbaar niet het enige probleem dat de Korintiërs hadden met het avondmaal. Maar Paulus besloot om die andere zaken te regelen wanneer hij bij hen was.


Vorige