Gemeente van Christus
Uw samenkomsten zijn tot schade
“Nu ik dit voorschrijf, moet ik er
tevens mijn afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot
zegen, maar tot schade zijn. Want vooreerst is er, naar ik hoor,
wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten
dele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal
het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan” 1
Korintiërs 11:17-22.
Waar Paulus eerder de Korintiërs nog had geprezen dat ze vasthielden
aan de overleveringen zoals hij ze aan hen had gegeven (11:2), is
hij nu genoodzaakt om zijn afkeuring uit te spreken. Hij kon hen
niet prijzen over hoe het er aan toe ging tijdens hun samenkomsten.
In plaats dat hun samenkomsten God verheerlijkten en de gemeente
stichtten ( Hebreën 10:22-25; 1 Korintiërs 14:26), waren de
samenkomsten schadelijk voor hun zielen. Samenkomsten
moeten christenen verenigen en opbouwen, niet afbreken.
Eerder in de brief zagen we al dat de Korintiërs sterk verdeeld
waren (1 Korintiërs 1:10-17; 3:1-4). Paulus hoorde dat er
verdeeldheid was onder de Korintiërs. Hij geloofde ten dele wat er
over de Korintiërs werd gezegd, gezien de bron betrouwbaar was (1
Korintiërs 1:11), en gezien hij dit kon afleiden uit de aard van de
problemen die ze hadden. De Korintiërs dachten en handelden heel
ongeestelijk. Toch moeten
christenen voorzichtig zijn met hoe we omgaan met ‘horen zeggen’.
Vgl 1 Timoteus 6:3-5, Matteus 5:10-11; Jakobus 4:11 (belasteren,
beschuldigen); 2 Korintiërs 6:8; 1 Timoteus 1:20 (verwijtend
spreken); 2 Timoteus 4:14.
Als een gemeente samenkomt zoals het behoort, dan zullen de leden
worden opgebouwd. Hun innerlijke mens zal worden versterkt. Twijfels
die er waren als ze er wel goed aan zouden doen om te komen of niet,
worden weggenomen nadat men toch besloten heeft te komen. Maar
wanneer een gemeente niet samenkomt zoals het behoort, dan lijden
alle leden. Het logisch gevolg is dan dat er scheuringen komen onder
de gelovigen. Er komt een schifting tussen hen die vasthouden aan
Gods woord en hen die het verwerpen. God gebruikt zonden van mensen
om Zijn wil te volbrengen. De verdeeldheid van de Korintiërs bracht
aan het licht wie God wilde dienen in geest en in waarheid, en wie
de zonde liefhad. Paulus probeert hen allemaal op dezelfde lijn te
krijgen.
Jullie eten niet de maaltijd des Heren
tijdens de samenkomst
“Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet
het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder
vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander
dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of
minacht gij zozeer de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen
beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit
punt prijs ik niet” 1 Korintiërs 11:20-22.
De Korintiërs kwamen wel samen op de eerste dag van de week. Ze
noemden de maaltijd die ze aten wel de maaltijd van de Here. Maar
Paulus zegt hen dat het niet de maaltijd van de Here is. Door hun
gedrag en invulling hadden ze er hun eigen maaltijd van gemaakt.
Jezus stelde de maaltijd in om
duidelijk te maken dat Hij Zich opofferde voor hen. De
Korintiërs waren niet met de ander bezig, laat staan zichzelf op te
offeren voor de ander. Zij zorgden ervoor dat zij hun deel al hadden
genomen, nog voor de rest een kans had gekregen om samen met hen de
maaltijd te eten. Ze schuwden het ook niet om zich te bedrinken aan
de vrucht van de wijnstok. Het is aannemelijk te denken dat ze aten
met hen die hetzelfde als hun dachten over bepaalde onderwerpen, ipv
het samen met de gehele gemeente te doen.
Het was niet alleen dat, het lijkt er sterk op dat het eten
van de maaltijd voor hen niet meer betekende dan
het eten van een ordinaire
maaltijd. Paulus zegt hen daarom dat het eten en drinken van een
ordinaire maaltijd iets is dat ze bij hun thuis moeten doen. Dat is
geen verantwoordelijkheid van de gemeentelijke samenkomst, maar iets
wat in de privésfeer gebeurd. De gemeentelijke samenkomst is er niet
om de magen te vullen met voedsel, maar om de innerlijke mens te
versterken. Door zo onverschillige te handelen, minachtten
(verachten, gering over iets of iemand denken) de Korintiërs Gods
gemeente. Zo beschaamden ze hen die wel de juiste verwachting van de
samenkomst hadden. Daarom
kon Paulus hen op dit punt niet prijzen. Er viel niets
lovenswaardig over te zeggen. Integendeel, het zou hen tot schaamte
moeten brengen.
Ik heb u het gebod van Jezus
overgeleverd
“Want zelf heb ik bij overlevering van
de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus
in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de
dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u,
doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de
maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe
verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot
mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker
drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” 1
Korintiërs 11:23-26.
Paulus dat de Korintiërs teruggaan naar wat Jezus deed. Zo konden ze
weten als hun praktijken daarmee overeenstemden .Ze moeten hun
praktijken vergelijken met wat Jezus deed in de nacht dat Hij werd
overgeleverd. We weten dat Paulus daar toen niet aanwezig was.
Paulus zegt daarom ook dat hij deze informatie heeft gekregen van
Jezus dmv overlevering. Jezus zelf heeft Paulus hierover verteld. De
avond dat Jezus werd overgeleverd was Jezus samengekomen met Zijn
apostelen om het Pascha te eten. Dit was een formele en ernstige
aangelegenheid. Terwijl ze die maaltijd aan het eten waren (Matteus
26:26), nam Jezus een brood en dankt God daarvoor. Dit was een
ongezuurd brood (Matteus 26:17). Jezus linkte dat ongezuurde brood
aan iets wat nog nooit was herdacht tijdens het eeuwenoude
jaarlijkse Pascha. Jezus linkte dat ene brood aan Zijn lichaam dat
niet veel later aan een kruis zou worden genageld. De apostelen
moesten daarvan eten tot Jezus’ gedachtenis. Een gedachtenis is een
herinnering. Het ongezuurde brood moest de apostelen dus aan Jezus’
lichaam herinneren. Na het eten van de maaltijd (Lukas 22:20), nam
Jezus een beker. Deze beker bevatte de vrucht van de wijnstok
(Matteus 26:29). Ook voor de beker sprak Jezus een gebed uit.
Vervolgens linkte Jezus de beker aan het nieuwe verbond dat niet
veel later bezegeld zou worden met Zijn bloed. Jezus zegt de
apostelen dan, dat telkens als ze deze beker drinken, ze dit tot
Zijn gedachtenis moesten doen. Meer nog, elke keer de apostelen dit
deden, het brood aten de van de beker dronken, verkondigden zij
Jezus dood totdat Hij terugkomt.
Dit voorbeeld van Jezus met de apostelen, moet de Korintiërs er aan
herinneren wat Paulus hen daarover heeft geboden. Ook zij moesten
van het brood eten en van de beker drinken als een gedachtenismaal.
Paulus kwam op de eerste dag van de week met de christenen in Troas
samen om het brood te breken (Handelingen 20:7). Ook de Korintiërs
volgden het apostolisch voorbeeld en gebod om elke eerste dag van de
week samen te komen (1 Korintiërs 16:1-2). Het is tijdens deze
samenkomsten dat ze de behoeftigen beschaamd maakten door de
gedachtenismaaltijd van de Here te veranderen in een ordinaire
braspartij. Tijdens hun gedachtenismaal was het ieder voor zich en
pak wat ge kunt krijgen.
Het brood en vrucht van de wijnstok zijn niet letterlijk het lichaam
en het bloed van Jezus. Het zijn symbolen die ons daaraan moeten
herinneren. Beide symbolen werden door alle gelovigen genuttigd.
Niet zoals sommigen doen, waarbij enkel het brood aan de gelovigen
wordt gegeven.
Gevolgen voor de Korintiërs
“Wie
dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt,
zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren” 1
Korintiërs 11:27.
Wie dus de maaltijd eet op een oneerbiedige wijze, door er een
ordinaire maaltijd van te maken, of door niet op elkaar te wachten,
of door Jezus’ lichaam en bloed niet in herinnering te brengen, zal
zich bezondigen aan het lichaam en bloed van de Here. Het is een
ernstige aangelegenheid die ons moet doen stilstaan bij Jezus’
offer. Als we dat niet met eerbied en ontzag doen, dan beledigen we
Jezus. We mogen daar niet licht mee omgaan.
“Maar
ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de
beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel,
als hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u velen
zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. Indien wij echter
onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. Maar
onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet
met de wereld zouden veroordeeld worden” 1 Korintiërs
11:28-32.
Elke christen die deelheeft aan de maaltijd moet zichzelf
beoordelen. Elke christen moet zichzelf onderzoeken hoe en waarom
hij gaat deelnemen. Gaan mijn gedachten uit naar Jezus? Ben ik
ernstig? Niet zozeer van hoe ik als christen heb geleefd de
afgelopen week (hoewel dat zeker niet slecht is), maar eerder van
waarom ik ga deelnemen
aan de maaltijd. Dit was wat de Korintiërs niet deden. Ze aten maar
gewoon, zonder erbij na te denken wat en hoe ze het deden en waarom
ze het zouden moeten doen. Hun gedachtenismaal was niet meer dan een
ordinaire sociale maaltijd.
De Korintiërs moesten onderzoeken waarom
ze deze maaltijd aten. Als ze het deden om Jezus’ dood en opstanding
te gedenken, dan was hun beweegreden Gode welgevallig. Alle andere
redenen brachten schade toe aan hun zielen.
Paulus zegt niet dat als ze gezondigd hebben, of in zonde leven, ze
dan geen deel mogen hebben aan de maaltijd. Een christen die in
zonde leeft, moet zich bekeren en Gods wil doen. Een christen moet
dit onderzoek op elk moment van de week doen, en niet tijdens het
gedachtenismaal (2 Korintiërs 13:5). Zij die volharden in de zonde,
zonder zich te willen bekeren moeten uit de gemeente worden gezet (1
Korintiërs 5:11-13). Het valt op dat Paulus niet zegt dat zij die
schuldig waren aan de problemen en zonden in Korinthe, zichzelf
moeten onderzoeken en dan voor zichzelf moeten bepalen om wel of
geen deel te hebben aan het avondmaal. Hij zegt hen wel dat ze
moeten onderzoeken waarom ze
de maaltijd nuttigen. Dit neemt niet weg dat persoonlijke zonden het
hart kunnen bezwaren op een moment dat de maaltijd wordt gegeten en
de vrijmoedigheid daarom soms ontbreekt. Maar als het ons zou
tegenhouden om deel te hebben aan het avondmaal, dan zou het dat ook
moeten doen bij het zingen, leren en bidden. Dan zou het dat ook
moeten doen om naar de samenkomst te komen. Maar als we al het
andere wel doen en enkel het avondmaal niet, dan zijn we niet
consequent. De Korintiërs die de maaltijd nuttigden als een
ordinaire maaltijd veroordeelden zichzelf. Dit veroorzaakte dat vele
Korintiërs zwak en ziek waren, en er waren er zelfs die stierven.
Dit omdat ze zichzelf niet onderzochten waarom ze deelnamen aan het
gedachtenismaal. Zijn deze gevolgen fysiek of geestelijk? Niet alle
lichamelijke ziekten zijn een gevolg van persoonlijke zonden
(Johannes 9:2-3), maar Paulus linkte hun lichamelijk toestand wel
aan hun slechte beoordeling van zichzelf. Dat zonden sowieso leiden
tot geestelijke zwakheden, geestelijke ziekte en geestelijke
sterfte, is vanzelfsprekend. Maar hier lijkt Paulus toch eerder hun
lichamelijk zwakheden, ziekte en sterfte te linken aan Gods oordeel.
De vorige hoofdstukken hebben ons al duidelijk gemaakt dat ze
geestelijk zeer ongezond waren. Nu spreekt Paulus echter over een
gevolg van het verkeerd deelnemen aan de maaltijd. Als ze zichzelf
goed zouden beoordelen en met een juist hart zouden deelnemen aan de
maaltijd, dan zouden ze niet onder Gods tuchtigende oordeel komen (vgl
Hebreën 12:7-10; 1 Korintiërs 9:27; Openbaring 2:22-23; 3:19). God
tuchtigt Zijn kinderen opdat zij niet samen met de ongelovigen
veroordeeld zouden worden.
“Daarom, mijn broeders, als gij
samenkomt om te eten, wacht op elkander. Heeft iemand honger, laat
hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het
overige zal ik regelen, wanneer ik kom” 1 Korintiërs
11:33-34.
Omdat deze dingen zo zijn, moeten de Korintiërs op elkaar wachten
wanneer ze samenkomen om de maaltijd van de Here te eten. Als iemand
honger heeft, dan is de samenkomst van de gemeente niet de plaats om
die honger te stillen. Eten omdat ge honger hebt, moet ge thuis
doen. Als zij bij het samenkomen
om de maaltijd te eten, niet op elkaar wachten, dan komen ze
tot hun eigen oordeel samen. Dit was blijkbaar niet het enige
probleem dat de Korintiërs hadden met het avondmaal. Maar Paulus
besloot om die andere zaken te regelen wanneer hij bij hen was.