Gemeente van Christus
Wordt mijn navolgers
“Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik
Christus navolg. Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij
gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u
overgegeven heb” 1 Korintiërs 11:1-2.
Paulus roept de Korintiërs op om zijn navolgers te worden, op
dezelfde wijze als hij Christus navolgt. Hoewel de Korintiërs veel
slecht deden, kon Paulus toch ook goede dingen in hen zien. Namelijk
dat zij in alles aan Paulus dachten. Ze hadden het verlangen om vast
te houden aan de overleveringen zoals Paulus ze hen heeft
overgegeven. Het is gemakkelijk om het slechte in iemand te zien.
Maar wanneer we daarbij niet ook een oog hebben voor het goede in
een mens, en dat met woorden en daden laten zien, dan zullen mensen
zich afkeren. Dat wil echter niet zeggen dat het slechte niet
bespreekbaar kan zijn. Wat slecht is, is slecht. En dat moet kunnen
gezegd worden. Wat goed is, is goed. En dat mag niet vergeten
worden.
Hoofdschap
“Ik wil echter, dat gij dit weet: het
hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en
het hoofd van Christus is God” 1 Korintiërs 11:3.
Paulus wilde dat ze beseften dat Christus het hoofd is van elke man,
dat het hoofd van de vrouw de man is, en dat het hoofd van Christus
God is. Hoofdschap heeft te maken met autoriteit. In de relatie
tussen Christus en de Vader is er een verschillende rol en
verantwoordelijkheid, hoewel beiden God zijn (Filippenzen 2:6). De
Vader leidt, de Zoon onderwerpt zich. Dat betekent echter niet dat
de Vader superieur is, of van een andere natuur zou zijn dan de
Zoon.
In het Grieks is er geen onderscheid tussen het woord voor een man
en een gehuwde man, of een vrouw en een gehuwde vrouw. De context
moet bepalen als er een gehuwde of ongehuwde wordt bedoeld.
“Iedere
man, die bidt of profeteert met gedekten hoofde, doet zijn hoofd
schande aan. Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert,
doet haar hoofd schande aan, want zij staat gelijk met ene, die
kaalgeschoren is. Want indien een vrouw zich het hoofd niet dekt,
moet zij zich ook maar het haar laten afknippen. Doch indien het een
schande is voor een vrouw, als zij zich het haar laat afknippen of
zich kaal laat scheren, dan moet zij zich dekken. Want een man moet
het hoofd niet dekken: hij is het beeld en de heerlijkheid Gods,
maar de vrouw is de heerlijkheid van de man” 1 Korintiërs
11:4-7.
Elke man die bidt of profeteert met een bedekt hoofd, doet zijn
hoofd schande aan. De vraag is of hier het fysieke hoofd wordt
bedoeld of het hoofd van de man, Christus. Op basis van het volgende
vers lijkt het duidelijk te verwijzen naar het fysieke hoofd. Elke
vrouw die blootshoofd bidt of profeteert, doet haar hoofd schande
aan. Want zij staat gelijk met iemand die kaalgeschoren is.
Blootshoofd betekent ongesluierd, niet bedekt.
Bidden betekent praten met God.
Profeteren betekent door goddelijke inspiratie spreken.
Als een vrouw haar hoofd niet bedekt tijdens het bidden of
profeteren, dan moet zij zich ook maar het haar laten afknippen. Dit
impliceert dat zij haren heeft (die afgeknipt kunnen worden) en dat
de bedekking iets is wat zij kan aanbrengen wanneer zij bidt of
profeteert. Maar als het een schande is voor een vrouw om zich het
haar te laten afknippen of om zich zelfs kaal te scheren, dan is het
vanzelfsprekend dat zij zich moet bedekken. Paulus moedigt hen niet
aan om hun haren af te knippen. Hij wil hen duidelijk maken dat
onbedekt bidden of profeteren voor een vrouw even oneervol is als
een vrouw met geknipt (kort) of kaalgeschoren haar. Een man moet
zijn hoofd niet dekken omdat hij het beeld en de heerlijkheid van
God is, daar waar de vrouw de heerlijkheid van de man is. God schiep
de mens naar zijn beeld en gelijkenis, de vrouw echter werd uit de
man geschapen (Genesis 1:26-27; 2:18-23). De man is de reflectie en
de helderheid van God, de vrouw is de reflectie en de helderheid van
de man.
In de bijbel vinden we verschillende voorbeelden van vrouwen die
profeteerden. Debora (Richteren 4:4), Chulda (2 Koningen 22:14),
Handelingen 2:17 zegt dat zonen en dochters zouden profeteren,
Filippus had 4 dochters die profetessen waren (Handelingen 21:9).
Als de gehele gemeente samenkwam,
moesten de vrouwen van Godswege zwijgen. Zij mochten het
woord niet nemen (1 Korintiërs 14:23,34-38). Oudere vrouwen worden
geboden om jongere zusters te leren (Titus 2:3-5). Maar een vrouw
mag geen onderricht geven aan of gezag uitoefenen over mannen (1
Timoteus 2:11-15). Deze principes moeten worden meegenomen wanneer
we over dit onderwerp nadenken.
“Want de man is niet uit de vrouw, maar
de vrouw uit de man. De man is immers niet geschapen om de vrouw,
maar de vrouw om de man. Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd
hebben vanwege de engelen. En toch, in de Here is evenmin de vrouw
zonder man iets, als de man zonder vrouw. Want gelijk de vrouw uit
de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God”
1 Korintiërs 11:8-12.
Paulus gaat deze gedachte verder uitleggen. De man is niet uit de
vrouw geschapen, maar de vrouw uit de man. De man is niet voor de
vrouw geschapen, maar de vrouw om de man. Dit helpt ons begrijpen
dat Paulus niet slechts spreekt over een plaatselijk en
tijdsgebonden cultuurgebruik waarin vrouwen zich bedekten. De reden
waarom vrouwen zich moeten bedekken heeft te maken met de orde in de
schepping. Wie is voor wie geschapen? De vrouw voor de man. Dat is
de reden. Daarom moet een vrouw een macht op haar hoofd hebben
vanwege de engelen. Macht betekent een teken van gezag, dat de vrouw
erkent dat de man haar hoofd is. Het is deze schrijver niet
duidelijk wat nu precies de verwijzing naar de engelen betekent.
Heeft het te maken dat engelen zich bedekten uit respect voor God (Jesaja
6:2)? Of is het een verwijzing naar Gods veroordeling van de engelen
die hun oorsprong ontrouw waren geworden (Judas 1:6)?
Hoe dan ook, de Korintiërs
moesten goed beseffen dat in de Here noch de vrouw zonder de man
iets is, evenals de man zonder de vrouw iets is. Dit bevestigt het
idee dat we spreken over een rol, een verantwoordelijkheid en niet
over superioriteit van het ene geslacht t.o.v. het andere geslacht (vgl
Galaten 3:28). Gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door
de vrouw, alles is echter uit God.
Oordeelt zelf
“Oordeelt
zelf: is het voegzaam, dat een vrouw met ongedekten hoofde tot God
bidt? Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar
draagt, dit een schande voor hem is, doch dat, indien een vrouw lang
haar draagt, dit een eer voor haar is? Immers, het haar is haar tot
een sluier gegeven. Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk
te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de
gemeenten Gods” 1 Korintiërs 11:13-16.
Paulus doet beroep op hun beoordelingsvermogen. Hij wil dat ze er
zelf over nadenken of het wel gepast is dat een vrouw ongesluierd
tot God bidt. Daarvoor gebruikt hij een analogie over de natuur. De
natuur zelf leert dat indien een man lang haar draagt, dit een
schande voor hem is. Maar als een vrouw lang haar draagt, dan is dit
een eer voor haar. Het lange haar is aan de vrouw gegeven als een
sluier.
Om alle tegenspraak te stoppen van hen die vonden dat een vrouw zich
het hoofd niet moest bedekken zegt Paulus dat hij deze gewoonte niet
had. Zijn gewoonte was om toe te passen wat hij hen pas had gezegd.
Namelijk dat een man zich niet bedekt, en een vrouw zich wel bedekt
tijdens het bidden en profeteren. Zij die hun gelijk toch wilden
behalen om een vrouw ongedekt te laten bidden of profeteren, moesten
beseffen dat de gemeenten van God deze gewoonte niet hadden (vgl 1
Korintiërs 4:17; 7:17; 14:34; 16:1). Een sterk argument van Paulus
gericht aan de Korintiërs die anders wilden doen dan de apostelen en
al de gelovigen van heinde en ver. Betweterige mensen,
strijdzuchtige mensen kunnen veel schade toebrengen aan een
gemeente. Het vergt veel wijsheid, maar ook een grondige kennis van
de Schrift om hen te kunnen helpen om nederig te zijn. En als ze
niet willen luisteren dan moeten de leiders van de gemeente hen de
mond snoeren (vgl Titus 1:7-2:1).