Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 10:1-33 (12)

Allen hadden deel aan de geestelijk zegen

Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus” 1 Korintiërs 10:1-4.

Paulus wil de Korintiërs verduidelijken wat hij hen probeert te zeggen. Hij gebruikt daarvoor het voorbeeld van het volk van Israel toen zij door de woestijn trokken nadat God hen uit Egypte had bevrijd. Het kernwoord in de eerste 5 verzen van dit hoofdstuk is ‘allen’.  Paulus wilde dat de Korintiërs inzagen dat de vaderen van de Joden ALLEN onder de wolk waren (Exodus 13:21-22), ALLEN door de zee gingen (Exodus 14:22-29), ALLEN zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, ALLEN hetzelfde geestelijke voedsel aten (Exodus 16:15,35), ALLEN dezelfde geestelijk drank dronken (Exodus 17:6 in het begin van de 40 jaar, Numeri 20:11 op het einde van de 40 jaar), want zij dronken uit een geestelijke rots die met hen meeging. En die rots was de Christus.

Ze waren allemaal behouden van de slavernij van Egypte. God had hen bevrijd. Ze waren gedoopt in de zee en in de wolk die hen leidde. Ze genoten geestelijk voedsel. Christus was de rots die met het volk was. In al die zegeningen moesten de Korintiërs het beeld van Christus zien. Hoe Christus de mens reinigt in de waterdoop en dan het geestelijk voedsel voorziet voor de wedergeborene.

En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad

En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden” 1 Korintiërs 10:5-6

Hoewel HEEL Israel was gedoopt en geestelijk voedsel kreeg van God, heeft God toch in het merendeel van hen geen plezier gehad. De woestijn was bezaaid met hun lijken (Numeri 14:29-30; Hebreeën 3:17-19; Judas 5). Dat moet een voorbeeld zijn voor de nieuwtestamentische christenen. Want de reden dat hun lijken in de woestijn lagen, was omdat ze een lust hadden om het kwade te doen. Hun voorbeeld moet ons dus waarschuwen om niet dezelfde fouten als hun te maken.

Paulus had de Korintiërs nog maar pas gewaarschuwd dat ze een gevaar betekenden voor het geestelijke welzijn van hun broeders (zie hoofdstuk 8 en 9). Nu evenwel waarschuwt hij de Korintiërs dat ze moeten beseffen dat hun eigen geestelijke welzijn op het spel staat. Het lezen van de oudtestamentische geschriften is zeer nuttig en noodzakelijk, zodat wij kunnen leren van de voorbeelden vanouds.  Hoe is het zover kunnen komen met de Israelieten?

Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zette zich neder om te eten en te drinken, en zij stonden op om te dansen. En laten wij geen hoererij plegen, zoals sommigen van hen deden, en er vielen op een dag drieentwintigduizend. En laten wij de Here niet verzoeken, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de slangen. En mort niet, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de verderfengel” 1 Korintiërs 10-7-10.

Paulus waarschuwt de Korintiërs om geen afgodendienaars te worden zoals sommige Israelieten toen zij zich neerzetten om te eten en te drinken en opstonden om te dansen (zich vermaken met zingen en dansen, spelen als een kind). Dit is wat de Korintiërs deden in de afgodentempels (zie 1 Korintiërs 8). Het volk Israel was hen voorgegaan toen Mozes uitbleef op de berg. Ze maakten zich een gouden kalf, aten en vierden feest (Exodus 32). Paulus waarschuwt de Korintiërs ook om geen hoererij te plegen zoals sommige Israelieten deden. De Moabieten nodigden de Israelieten uit om slachtoffers te komen brengen aan hun goden. Zij gingen op het verzoek in en bogen zich voor die goden neer. Ook pleegde Israel toen ontucht met de Moabitische dochters die hen daar verleidden. Op één dag vielen er drieëntwintigduizen (Numeri 25). Deze dingen gebeurden ook in de afgodentempels die er in Korinthe waren. Paulus waarschuwt de Korintiërs dat ze niet mogen klagen zoals sommige Israelieten deden uit onvrede en ongeduld. God stuurde vurige slangen onder het volk (Numeri 21) en op een ander moment een verderfengel (Numeri 16).

Dit is Israel overkomen toe een voorbeeld voor ons

Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is. Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt” 1 Korintiërs 10:11-13.

Paulus herhaalt dat deze dingen over hen zijn gekomen als een voorbeeld voor ons. Het is geschreven als een waarschuwing voor ons over wie het einde van de eeuwen gekomen is. Het tijdperk van Christus is de laatste kans voor de mens. In Christus zal alles tot een einde worden gebracht. Wie dus denkt te staan, zoals de Korintiërs van zichzelf dachten, moet  goed opletten dat hij niet valt. De verzoeking waarmee het kwade probeert te misleiden, is niet bovenmenselijk. Het is niet onmogelijk om eraan te weerstaan. Want God is trouw, Hij zal niet toelaten dat een mens boven zijn vermogen wordt verzocht. Met de verzoeking die komt, zal God ook voor de uitkomst zorgen zodat de mens Gods ertegen bestand is. Als ik dus de verzoeking niet kan weerstaan, dan is het niet omdat het niet mogelijk zou zijn, maar omdat ik ervoor kies om toe te geven aan de verzoeking.

We leven in een maatschappij waar eigen verantwoordelijkheid niet meer juist wordt geleerd en toegepast. Zonde is geen zonde meer, maar een ziekte of een emotionele onstabiliteit waar geen geestelijke hulp (van God) kan helpen. Dat is de gangbare gedachte van een maatschappij die God heeft weggeduwd. Maar als die gedachte zou kloppen, dan betekent dat ook dat er geen hoop is voor die mensen. Als mensen die leugen geloven dan worden ze beroofd van de hoop op berouw, bekering en vergeving. Zondaren zijn geen slachtoffers maar daders. God geeft een uitweg zodat een zondaar zich kan bekeren en de zonde kan weerstaan.

Ontvlucht daarom de afgoderij

Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij! Ik spreek immers tot verstandige mensen; beoordeelt dan zelf, wat ik zeg. Is niet de beker der dankzegging, waarover wij de dankzegging uitspreken, een gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook, een lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Ziet, hoe het gaat bij het Israel naar het vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het altaar?” 1 Korintiërs 10:14-18.

Vlucht weg van afgoderij! Ga er niet in mee om te kijken hoe ver je kan gaan. Het is een gevaar waar je van moet wegvluchten. Paulus doet beroep op hun wijsheid. Op hun vermogen om na te denken over deze dingen. Hij stelt hen daarom zeven vragen zodat ze kunnen beseffen wat ze eigenlijk deden door te gaan aanliggen in een afgodentempel. Dit doet hij aan de hand van de tafel des Heren waar de christenen wekelijks deel aan hebben.
1. Is niet de beker van de dankzegging een gemeenschap met het bloed van Christus?
2. Is niet het brood dat we breken een gemeenschap met het lichaam van Christus?
Deelnemen aan de tafel des Heren (het avondmaal), dan zijn we verenigd met Christus. Het is een verbinding en intimiteit met het bloed en het lichaam van Christus. Maar niet alleen met Christus, ook met de medechristenen. Want omdat het één brood is, zijn zij die er aan deelnemen, één lichaam omdat allen deel hebben aan het ene brood.
3. Hebben de Israelieten die offers eten geen gemeenschap met het altaar?
Ook bij de Joden was het zo. Zij die aten van het offervlees hadden deel aan de aanbidding (Leviticus 8, Deuteronomium 12).

Wat wil ik hiermede dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is, of dat een afgod iets is? Integendeel, dat hun offeren een offeren is aan boze geesten en niet aan God en ik wil niet, dat gij in gemeenschap komt met de boze geesten. Gij kunt niet de beker des Heren drinken en de beker der boze geesten, gij kunt niet aan de tafel des Heren deel hebben en aan de tafel der boze geesten. Of willen wij de Here tot naijver wekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?” 1 Korintiërs 10:19-22.

Waarom zegt Paulus dit? Wat bedoelt hij hiermee?
4. Bedoelt hij dan te zeggen dat een afgodenoffer iets is?
5. Of dat een afgod iets is?
Nee, dat is niet wat Paulus bedoelt, want afgoden bestaan niet. Maar boze geesten bestaan wel. En offers die aan afgoden worden gebracht zijn offers die aan boze geesten worden gebracht i.p.v. aan God. Paulus wil niet dat de Korintiërs in gemeenschap komen met boze geesten. Dit is wat de Korintiërs deden die van zichzelf dachten dat zij naar de afgodentempel konden gaan en deelnemen aan de rituelen zonder daar iets verkeerd mee te doen. Ze moesten echter beseffen dat ze daar niet zomaar mee wegkwamen. God tolereert dat niet! Als ze dachten dat ze dat konden doen, namelijk deelnemen aan de beker van de boze geesten en aan de beker van de Here, dan vergisten ze zich zeer. Ge kunt niet aan de tafel van de Here deelhebben en aan de tafel van de boze geesten.
6. Willen wij de Here tot naijver wekken?
7. Zijn wij misschien sterker  dan God?
God is een jaloerse God. Zijn liefde voor de mens drijft Hem daartoe. Als je iemand liefhebt, dan wil je die persoon niet verliezen. Dan wil je die persoon beschermen. Dan wil je het beste voor die persoon. God aanvaardt het niet dat de mens een verdeelde liefde kent in zijn hart. Het is alles of niks. De Korintiërs handelden zo dom. Ze dachten dat ze het beter wisten dan God. Nu, als je iemand uitdaagt, dan kunt ge er maar beter voor zorgen dat ge sterker zijt dan de persoon die ge uitdaagt. Dachten de Korintiërs echt dat ze sterker waren dan God? Zo gedroegen ze zich alvast wel. Maar zo gedroeg Israel zich ook! Eet geen afgodenoffers in de afgodentempels als onderdeel van een afgodendienst.

Al wat in de vleeshal te koop is, moogt gij eten

Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is” 1 Korintiërs 10:23-24.

Eerder in hoofdstuk 8 veroordeelde Paulus de Korintiërs al dat ze geen rekening hielden met de zwakke broeder en hem daardoor tot zonde verleidden. Nu evenwel veroordeelt Paulus hen voor de daad zelf, namelijk het eten van afgodenvlees in de afgodentempel als onderdeel van de afgodendienst. Er zijn dingen die geoorloofd zijn, maar daar is niet alles nuttig van. Maar er zijn ook dingen die simpelweg verkeerd en verboden zijn. De Korintiërs echter dachten dat ze vrijheden hadden daar waar God geen vrijheid heeft gegeven. Maar ook al is iets geoorloofd, dat betekent daarom niet dat het opbouwt. Niet alles doet de gelovige groeien in wijsheid, heiligheid en genade. Daarom is het goed om steeds na te denken als je de vrijheid hebt. En indien ja, is het nodig dat ik het doe of zal mijn vrijheid het geloof van mijn broeder ondermijnen waardoor hij verloren zal gaan? Zo gaf Paulus zijn vrijheden als apostel op tot welzijn van de gelovigen die zwak waren.

Al wat in de vleeshal te koop is, moogt gij eten, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar, want de aarde en haar volheid is des Heren. Indien een der ongelovigen u uitnodigt en gij wenst te gaan, eet dan alles, wat u wordt voorgezet, zonder dat gij navraag doet uit gewetensbezwaar. Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, en om het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten? Indien ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg? Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods. Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot; zoals ook ik allen in alles ter wille ben, niet om mijn eigen belang te zoeken, maar dat van zeer velen, opdat zij behouden worden” 1 Korintiërs 10:25-33.

Maar als het eten van afgoden offervlees zondig is, hoe zit het dan met vlees dat na het afgodenritueel in de vleeshal te koop werd aangeboden? Paulus zegt dat de Korintiërs alle vlees in de vleeshal mogen kopen en eten. Ze moeten niet eerst navraag doen uit gewetensbezwaar omdat de aarde en haar volheid van God is. Jezus had alle spijzen rein verklaard (Markus 7:19). De christen moet dus geen onderzoek gaan doen naar de oorsprong van het vlees.

Ook als een ongelovige de christen uitnodigt en hij wil gaan, dan mag de christen alles eten wat hem wordt voorgeschoteld zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar. Maar als iemand aangeeft dat het vlees gewijd is, dan mag de christen het niet eten. Dit om rekening te houden met het geweten van die persoon. In zijn eigen geweten weet de christen immers dat alle spijzen rein zijn en dat hij de vrijheid heeft om alle spijzen te eten. Als de christen God gedankt heeft voor het eten, dan kan niemand zeggen dat de christen zijn vrijheid misbruikt. Niemand heeft het recht om kwaad te spreken over de christen als hij iets eet waarvoor hij God heeft gedankt.  Als ge dus eet of drinkt, doet het om God te eren. Houdt daarbij rekening om noch aan de Joden, noch aan de Grieken, noch aan de gemeente van God aanstoot te geven. Paulus gaf hen dit voorbeeld. Hij was allen in alles ter wille. Paulus paste zich aan aan de mening, de belangen en de verlangens van anderen.  Hij zocht niet zijn eigen belang, maar dat van zeer velen omdat zij behouden worden.

Vorige