Gemeente van Christus  Houthalen Oost

De eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 9:1-27 (11)

Paulus is in hoofdstuk 8 beginnen te antwoorden op de vraag van de Korintiërs over hoe ze moeten omgaan met het eten van offervlees. In hoofdstuk 10 zal Paulus verdergaan met het beantwoorden van deze vraag. Hij heeft hen nu al duidelijk gemaakt dat ze sowieso gefaald hebben om hun zwakke broeder geen aanstoot te geven. Zij vonden immers dat ze het recht hadden om offervlees te eten in de afgodentempel tijdens een afgodenritueel. In hoofdstuk 9 gaat Paulus zijn eigen leven en voorbeeld aanhalen om duidelijk te maken hoe belangrijk het is om ‘uw recht’ op te geven zodat een zwakke broeder niet verloren zou gaan. De eerste gedachte waarover hij spreekt is ‘ben ik niet vrij?’ en de tweede is ‘ben ik geen apostel?’. Paulus gaf zijn recht om vrij te zijn op en hij gaf zijn rechten als apostel op.

Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel?

Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel? Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Here? Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here” 1 Korintiërs 9:1-2.

Paulus vraagt hen als hij niet vrij is? Als hij geen apostel is? Heb ik Jezus onze Here niet gezien? Dat was namelijk een voorwaarde om apostel te kunnen zijn. Een apostel moest ooggetuige zijn geweest van de opgewekte Jezus (1 Korintiërs 15:1-3-9; Handelingen 1:21-22; 9:1-19). De Korintiërs waren het produkt van Paulus zijn werk. Zij waren de vruchten van Paulus’ apostelschap. Anderen die Paulus niet kenden, zouden misschien kunnen twijfelen aan zijn apostelschap. Maar de Korintiërs allerminst. Zij waren het zegel op zijn apostelschap. Als Paulus dan geen apostel is, dan zijn zij geen christenen. Dan zijn zij geen leden van Christus’ gemeente. Paulus is wel degelijk een apostel en de Korintiërs zijn daar de bevestiging van.

Dit is mijn verdediging

Dit is mijn verdediging tegen hen, die zich een oordeel over mij aanmatigen. Hebben wij geen bevoegdheid om te eten en te drinken? Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders des Heren en Kefas? Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid om vrij te blijven van handenarbeid? Wie doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde? Spreek ik hier soms van menselijk standpunt, of spreekt ook de wet niet van deze dingen? Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit God Zich soms met de ossen? Of zegt Hij dit in elk geval om onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger moet ploegen in hope, en wie dorst moet dorsen in de hoop zijn deel te ontvangen” 1 Korintiërs 9:3-10.

Als je geen recht hebt, dan heeft het geen zin om anderen erop te wijzen om hun rechten op te geven. Dan is het zinloos om jezelf als voorbeeld aan te halen. Daarom laat Paulus de Korintiërs zien dat hij rechten had. Dit om zich te verdedigen tegen hen die Paulus’ rechten in twijfel trokken.

Hebben wij apostelen geen recht om te eten en te drinken? Hebben wij apostelen geen recht om een zuster als vrouw mee te nemen zoals de andere apostelen, zoals Jezus’ broers en Kefas (=Petrus)? Wat Paulus vraagt is als hij geen recht heeft om ondersteund te worden door de gelovigen. Zelfs in die mate dat niet alleen de apostel, maar ook zijn gezin recht heeft op ondersteuning. Of is het zo dat alleen hij en Barnabas geen recht hebben om vrij te blijven van handenarbeid, terwijl de andere apostelen wel van ondersteuning mogen leven. Het is niet heel duidelijk welke relatie Barnabas had met de gemeente in Korinthe. Voor zover we weten is Barnabas daar niet geweest. Misschien gebruikt Paulus Barnabas als voorbeeld omdat Barnabas net als hij afstand had genomen van het recht op ondersteuning. En dat dit wel bekend was onder de christenen. In Handelingen 14:23 wordt Barnabas ook een apostel genoemd. Maar de vraag is als hij een apostel was zoals de twaalf en Paulus, of als hij een apostel is van Antiochië. Namelijk een afgevaardigde van de gemeente in Antiochië. Dit laatste lijkt het meest voor de hand liggend.

Welke soldaat doet dienst in het leger en betaalt zijn eigen loon? Welke boer plant een wijngaard zonder van de vruchten te eten? Welke herder weidt een kudde zonder van de melk te genieten? De prediker wordt vergeleken met soldaat die strijdt in een geestelijke oorlog, met een boer die een wijngaard plant en met een herder die een kudde hoedt. Hij heeft alle recht om beloond te worden voor zijn werk. Wanneer een prediker betaald wordt, dan is dat geen liefdadigheid maar loon voor zijn werk. Ook de wet spreekt over deze dingen als er staat geschreven dat een dorsende os niet mag worden gemuilband. God doelt hier niet op ossen, maar wel op arbeiders, verkondigers van het Woord. De ploeger moet ploegen en de dorser moet dorsen in de hoop zijn deel te ontvangen. Dat mag hij verwachten.

Indien wij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? Indien anderen deel hebben aan de bevoegdheid over u, wij niet veel meer? Doch wij hebben van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen. Weet gij niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar? Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven” 1 Korintiërs 9:11-14.

Bedenk dat Paulus dit punt maakt om hen te laten zien dat hij dit recht heeft opgegeven terwijl hij zichzelf had kunnen laten gelden zonder daarbij verkeerd te handelen. Dat probeert hij de Korintiërs duidelijk te maken door hen te wijzen op hun relatie met Paulus. Wij zijn het die voor u het geestelijke gezaaid hebben. Is het dan te veel dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? Als anderen die bevoegdheid over de Korintiërs hebben, hebben Paulus en Barnabas er dan niet veel meer recht op? Ja, dat hebben ze. En toch hebben ze er geen gebruik van gemaakt. Ze verdragen alles om geen hindernis voor het evangelie op te werpen. Paulus koos ervoor om zijn recht op te geven. Om het nog duidelijker te maken geeft Paulus nog twee redenen op. Weet gij niet dat de priesters die in het heiligdom dienden, het recht hadden om van het heiligdom te eten? Ook zij die het altaar bedienden, hadden het recht om hun deel van het altaar te ontvangen. Jezus zelf heeft de regel ingesteld dat verkondigers van het evangelie het recht hebben om van het evangelie te leven. Het is dus onweerlegbaar dat Paulus het recht had. Maar hij had het opgegeven. Predikers doen er goed aan om rekening te houden met het voorbeeld van Paulus. Predikers die geldzuchtig zijn hebben nog niet geleerd zoals het moet zijn. Het is echter niet zo dat Paulus helemaal geen ondersteuning genoot. 2 Korintiërs 11:7-10 leert ons dat Paulus geld kreeg van de broeders uit Macedonië zodat hij in Korinthe kon werken. Op andere momenten werkte Paulus ook als tentenmaker (Handelingen 18:3).

Paulus wil dat de Korintiërs het principe leren dat we als christen bereid moeten zijn om onze rechten op te geven zodat het Woord van God niet belemmerd wordt. Christenen doen er goed aan om principes aan te leren, en niet slechts een gebod gehoorzamen.

Ik heb er niet het minste gebruik van gemaakt.

Ik voor mij heb hiervan echter niet het minste gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan. Neen, mijn roem zal niemand verijdelen! Want indien ik het evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers ik ben ertoe genoodzaakt. Want wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig! Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik het niet uit eigen beweging, de taak blijft mij toch opgedragen. Wat is dan mijn loon? Dit: door mijn evangelieprediking het evangelie om niet te mogen brengen, en zo van mijn bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken” 1 Korintiërs 9:15-18.

Paulus heeft niet het minste gebruik gemaakt van het recht dat hij had. En hij zegt het nu niet om hen duidelijk te maken dat hij het toch wil hebben. Hij wilde nog liever sterven. Als hij nu ondersteuning zou krijgen of niet, Paulus was ertoe genoodzaakt om het evangelie te verkondigen. Afstand doen van de verloning is iets wat hij gewillig deed, waar hij zelf voor koos. Hoe dan ook, hij zou het evangelie toch moeten verkondigen uit noodzaak. Jezus had hem immers deze taak opgelegd. Wat is dan zijn loon? Wel, het voorrecht om het evangelie voor niets te mogen brengen om zoj van zijn bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken.

Ik heb mij dienstbaar gemaakt om er zoveel mogelijk te winnen.

Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen; en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet (hoewel persoonlijk niet onder de wet) om hen, die onder de wet staan, te winnen; hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet (hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van Christus) om hen, die zonder wet zijn, te winnen. Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden. Alles doe ik ter wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen” 1 Korintiërs 9:19-23.

Paulus is vrij om te leven zoals hij verkiest. Hij kon gerust als een Jood leven. Maar hij koos ervoor zich aan te passen aan de cultuur van de mensen waar hij kwam. Als Jood gedroeg hij zich als een Jood, om Joden te winnen. Bij hun die onder de wet staan, als onder de wet, hoewel Paulus niet meer onder de wet van Mozes leefde. Maar hij gehoorzaamde als Jood de wet om hen die onder de wet staan te winnen. Bij hun die zonder wet zijn, werd Paulus als zonder wet. Uiteraard niet zonder Gods wet, want als christen ben je onderworpen aan de wet van Christus. Maar zonder wet om hen die zonder wet zijn te winnen. Zo werd hij voor de zwakken zwak, om zwakken te winnen. Hij is voor iedereen alles geweest om enigen proberen te redden. Zijn drijfveer was het evangelie, om er zelf ook deel aan te krijgen. Zo doen we er goed aan om ons aan te passen aan de mensen, om hun te bereiken. Om onze vrijheden op te geven zodat we mensen zouden kunnen winnen met de boodschap van het evangelie. Verdraag allen en wordt zoals hen, in die mate dat je jezelf niet onder de zonde plaatst. Maar daar waar je vrijheid hebt, doe je er goed aan om je vrijheid op te geven. We moeten niet met alles en iedereen akkoord gaan, maar als we onze vrijheid kunnen gebruiken om mensen te redden, dan doen we er goed aan om ons vrijheden op te geven.

Paulus was als christen niet meer onderworpen aan de wet van Mozes. Toch volgde hij als Jood de wet, om hen te redden. Zo nam hij soms geloften op zich (Handelingen 18:18). Zo heeft Paulus Timoteus laten besnijden ter wille van de Joden (Handelingen 16:3). Maar Paulus was er tegen dat Titus besneden werd omdat sommigen dit vereisten als voorwaarde om behouden te worden (Galaten 2:1-5). Wanneer Petrus zich hypocriet gedroeg, stond hij hem tegen (Galaten 2:11-14).

Loop zo dat gij de prijs behaalt

Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt! En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden” 1 Korintiërs 9:24-27.

Paulus vraagt hen als zij niet wisten dat zij die in een wedstrijd lopen wel allemaal meedoen met de wedstrijd, maar dat er maar één de prijs kan winnen. Hij moedigt hen aan om zo te lopen dat zij de winnaar zouden zijn. Het is niet voldoende om enkel te lopen. Ze moeten ook beseffen dat zij die aan een wedstrijd deelnemen zichzelf in alles moeten beheersen. Zij doen het om een vergankelijke erekrans. De christen doet het om een onvergankelijke erekrans. Daarom is Paulus geen ongeleid projectiel. Daarom handelt Paulus niet ondoordacht en onzeker. Hij is niet zoals een bokser die zo maar in de lucht slaat. Hij tuchtigde zijn lichaam en beheerste het om niet na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden doordat hij tekort is gekomen aan de eis van het evangelie.

We moeten dus goed nadenken wanneer we onze rechten prijsgeven om het evangelie te bevorderen en wanneer we ons moeten verzetten tegen een idee dat wordt opgeworpen tegen de rechte kennis van het evangelie. Neem het voorbeeld van Jezus. Jezus was heel nauwkeurig in het gehoorzamen van God. Toch deed Hij veel dingen die de Joden schokten. Hij vond het goed dat zijn discipelen aten met ongewassen handen (Markus 7:1-9). Hij volgde de sabbat niet zoals de Joden dachten dat het zou moeten (Matteus 12:1-12), enz … . We moeten dus goed nadenken over hoe we deze principes toepassen in onze omgeving. Ons doel moet duidelijk zijn. Hoe we iets willen bereiken moet beredeneerd zijn. Anders kunnen we niet succesvol zijn. Als we deze principes kunnen herkennen in een wedstrijd, dan kunnen we ze ook toepassen in ons geestelijk leven.


Vorige