Gemeente van Christus
Paulus is in hoofdstuk 8 beginnen te antwoorden op de vraag van de
Korintiërs over hoe ze moeten omgaan met het eten van offervlees. In
hoofdstuk 10 zal Paulus verdergaan met het beantwoorden van deze
vraag. Hij heeft hen nu al duidelijk gemaakt dat ze sowieso gefaald
hebben om hun zwakke broeder geen aanstoot te geven. Zij vonden
immers dat ze het recht hadden om offervlees te eten in de
afgodentempel tijdens een afgodenritueel. In hoofdstuk 9 gaat Paulus
zijn eigen leven en voorbeeld aanhalen om duidelijk te maken hoe
belangrijk het is om ‘uw recht’ op te geven zodat een zwakke broeder
niet verloren zou gaan. De eerste gedachte waarover hij spreekt is
‘ben ik niet vrij?’ en de tweede is ‘ben ik geen apostel?’. Paulus
gaf zijn recht om vrij te zijn op en hij gaf zijn rechten als
apostel op.
Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel?
“Ben ik niet vrij? Ben ik geen apostel?
Heb ik niet Jezus, onze Here, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de
Here? Indien ik voor anderen geen apostel ben, voor u toch zeker
wel; want het zegel op mijn apostelschap zijt gij in de Here”
1 Korintiërs 9:1-2.
Paulus vraagt hen als hij niet vrij is? Als hij geen apostel is? Heb
ik Jezus onze Here niet gezien? Dat was namelijk een voorwaarde om
apostel te kunnen zijn. Een apostel moest ooggetuige zijn geweest
van de opgewekte Jezus (1 Korintiërs 15:1-3-9; Handelingen 1:21-22;
9:1-19). De Korintiërs waren het produkt van Paulus zijn werk. Zij
waren de vruchten van Paulus’ apostelschap. Anderen die Paulus niet
kenden, zouden misschien kunnen twijfelen aan zijn apostelschap.
Maar de Korintiërs allerminst. Zij waren het zegel op zijn
apostelschap. Als Paulus dan geen apostel is, dan zijn zij geen
christenen. Dan zijn zij geen leden van Christus’ gemeente. Paulus
is wel degelijk een apostel en de Korintiërs zijn daar de
bevestiging van.
Dit is mijn verdediging
“Dit is mijn verdediging tegen hen, die
zich een oordeel over mij aanmatigen. Hebben wij geen bevoegdheid om
te eten en te drinken? Hebben wij geen bevoegdheid om een zuster als
vrouw mede te nemen gelijk ook de andere apostelen en de broeders
des Heren en Kefas? Of hebben alleen ik en Barnabas geen bevoegdheid
om vrij te blijven van handenarbeid? Wie doet ooit dienst in het
leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder
van de vrucht daarvan te eten? Of wie weidt een kudde en geniet niet
van de melk der kudde? Spreek ik hier soms van menselijk standpunt,
of spreekt ook de wet niet van deze dingen? Want in de wet van Mozes
staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bemoeit
God Zich soms met de ossen? Of zegt Hij dit in elk geval om
onzentwil? Ja, om onzentwil werd het geschreven, omdat de ploeger
moet ploegen in hope, en wie dorst moet dorsen in de hoop zijn deel
te ontvangen” 1 Korintiërs 9:3-10.
Als je geen recht hebt, dan heeft het geen zin om anderen erop te
wijzen om hun rechten op te geven. Dan is het zinloos om jezelf als
voorbeeld aan te halen. Daarom laat Paulus de Korintiërs zien dat
hij rechten had. Dit om zich te verdedigen tegen hen die Paulus’
rechten in twijfel trokken.
Hebben wij apostelen geen recht om te eten en te drinken? Hebben wij
apostelen geen recht om een zuster als vrouw mee te nemen zoals de
andere apostelen, zoals Jezus’ broers en Kefas (=Petrus)? Wat Paulus
vraagt is als hij geen recht heeft om ondersteund te worden door de
gelovigen. Zelfs in die mate dat niet alleen de apostel, maar ook
zijn gezin recht heeft op ondersteuning. Of is het zo dat alleen hij
en Barnabas geen recht hebben om vrij te blijven van handenarbeid,
terwijl de andere apostelen wel van ondersteuning mogen leven. Het
is niet heel duidelijk welke relatie Barnabas had met de gemeente in
Korinthe. Voor zover we weten is Barnabas daar niet geweest.
Misschien gebruikt Paulus Barnabas als voorbeeld omdat Barnabas net
als hij afstand had genomen van het recht op ondersteuning. En dat
dit wel bekend was onder de christenen. In Handelingen 14:23 wordt
Barnabas ook een apostel genoemd. Maar de vraag is als hij een
apostel was zoals de twaalf en Paulus, of als hij een apostel is van
Antiochië. Namelijk een afgevaardigde van de gemeente in Antiochië.
Dit laatste lijkt het meest voor de hand liggend.
Welke soldaat doet dienst in het leger en betaalt zijn eigen loon?
Welke boer plant een wijngaard zonder van de vruchten te eten? Welke
herder weidt een kudde zonder van de melk te genieten? De prediker
wordt vergeleken met soldaat die strijdt in een geestelijke oorlog,
met een boer die een wijngaard plant en met een herder die een kudde
hoedt. Hij heeft alle recht om beloond te worden voor zijn werk.
Wanneer een prediker betaald wordt, dan is dat geen liefdadigheid
maar loon voor zijn werk. Ook de wet spreekt over deze dingen als er
staat geschreven dat een dorsende os niet mag worden gemuilband. God
doelt hier niet op ossen, maar wel op arbeiders, verkondigers van
het Woord. De ploeger moet ploegen en de dorser moet dorsen in de
hoop zijn deel te ontvangen. Dat mag hij verwachten.
“Indien wij het zijn, die voor u het
geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel, dat wij van u het
stoffelijke zouden oogsten? Indien anderen deel hebben aan de
bevoegdheid over u, wij niet veel meer? Doch wij hebben van deze
bevoegdheid geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles om geen
hindernis voor het evangelie van Christus op te werpen. Weet gij
niet, dat zij, die in het heiligdom de dienst verrichten, van het
heiligdom eten, en zij, die het altaar bedienen, hun deel ontvangen
van het altaar? Zo heeft de Here ook voor de verkondigers van het
evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven”
1 Korintiërs 9:11-14.
Bedenk dat Paulus dit punt maakt om hen te laten zien dat hij dit
recht heeft opgegeven terwijl hij zichzelf had kunnen laten gelden
zonder daarbij verkeerd te handelen. Dat probeert hij de Korintiërs
duidelijk te maken door hen te wijzen op hun relatie met Paulus. Wij
zijn het die voor u het geestelijke gezaaid hebben. Is het dan te
veel dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? Als anderen die
bevoegdheid over de Korintiërs hebben, hebben Paulus en Barnabas er
dan niet veel meer recht op? Ja, dat hebben ze. En toch hebben ze er
geen gebruik van gemaakt. Ze verdragen alles om geen hindernis voor
het evangelie op te werpen. Paulus koos ervoor om zijn recht op te
geven. Om het nog duidelijker te maken geeft Paulus nog twee redenen
op. Weet gij niet dat de priesters die in het heiligdom dienden, het
recht hadden om van het heiligdom te eten? Ook zij die het altaar
bedienden, hadden het recht om hun deel van het altaar te ontvangen.
Jezus zelf heeft de regel ingesteld dat verkondigers van het
evangelie het recht hebben om van het evangelie te leven. Het is dus
onweerlegbaar dat Paulus het recht had. Maar hij had het opgegeven.
Predikers doen er goed aan om rekening te houden met het voorbeeld
van Paulus. Predikers die geldzuchtig zijn hebben nog niet geleerd
zoals het moet zijn. Het is echter niet zo dat Paulus helemaal geen
ondersteuning genoot. 2 Korintiërs 11:7-10 leert ons dat Paulus geld
kreeg van de broeders uit Macedonië zodat hij in Korinthe kon
werken. Op andere momenten werkte Paulus ook als tentenmaker
(Handelingen 18:3).
Paulus wil dat de Korintiërs het principe leren dat we als christen
bereid moeten zijn om onze rechten op te geven zodat het Woord van
God niet belemmerd wordt. Christenen doen er goed aan om principes
aan te leren, en niet slechts een gebod gehoorzamen.
Ik heb er niet het minste gebruik van
gemaakt.
“Ik voor mij heb hiervan echter niet het
minste gebruik gemaakt. Dit schrijf ik echter niet, opdat het zo op
mij toegepast zou worden, want het ware mij beter te sterven dan.
Neen, mijn roem zal niemand verijdelen! Want indien ik het evangelie
verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers ik ben ertoe
genoodzaakt. Want wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig!
Want doe ik dit gewillig, dan heb ik aanspraak op loon; maar doe ik
het niet uit eigen beweging, de taak blijft mij toch opgedragen. Wat
is dan mijn loon? Dit: door mijn evangelieprediking het evangelie om
niet te mogen brengen, en zo van mijn bevoegdheid als
evangelieprediker geen gebruik te maken” 1 Korintiërs
9:15-18.
Paulus heeft niet het minste gebruik gemaakt van het recht dat hij
had. En hij zegt het nu niet om hen duidelijk te maken dat hij het
toch wil hebben. Hij wilde nog liever sterven. Als hij nu
ondersteuning zou krijgen of niet, Paulus was ertoe genoodzaakt om
het evangelie te verkondigen. Afstand doen van de verloning is iets
wat hij gewillig deed, waar hij zelf voor koos. Hoe dan ook, hij zou
het evangelie toch moeten verkondigen uit noodzaak. Jezus had hem
immers deze taak opgelegd. Wat is dan zijn loon? Wel, het voorrecht
om het evangelie voor niets te mogen brengen om zoj van zijn
bevoegdheid als evangelieprediker geen gebruik te maken.
Ik heb mij dienstbaar gemaakt om er
zoveel mogelijk te winnen.
“Want hoewel ik vrij sta tegenover
allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te
winnen; en ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te
winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet (hoewel
persoonlijk niet onder de wet) om hen, die onder de wet staan, te
winnen; hun, die zonder wet zijn, ben ik geworden als zonder wet
(hoewel niet zonder de wet van God, want ik sta onder de wet van
Christus) om hen, die zonder wet zijn, te winnen. Ik ben voor de
zwakken zwak geworden, om de zwakken te winnen; voor allen ben ik
alles geweest, om in elk geval enigen te redden. Alles doe ik ter
wille van het evangelie, om er zelf ook deel aan te verkrijgen”
1 Korintiërs 9:19-23.
Paulus is vrij om te leven zoals hij verkiest. Hij kon gerust als
een Jood leven. Maar hij koos ervoor zich aan te passen aan de
cultuur van de mensen waar hij kwam. Als Jood gedroeg hij zich als
een Jood, om Joden te winnen. Bij hun die onder de wet staan, als
onder de wet, hoewel Paulus niet meer onder de wet van Mozes leefde.
Maar hij gehoorzaamde als Jood de wet om hen die onder de wet staan
te winnen. Bij hun die zonder wet zijn, werd Paulus als zonder wet.
Uiteraard niet zonder Gods wet, want als christen ben je onderworpen
aan de wet van Christus. Maar zonder wet om hen die zonder wet zijn
te winnen. Zo werd hij voor de zwakken zwak, om zwakken te winnen.
Hij is voor iedereen alles geweest om enigen proberen te redden.
Zijn drijfveer was het evangelie, om er zelf ook deel aan te
krijgen. Zo doen we er goed aan om ons aan te passen aan de mensen,
om hun te bereiken. Om onze vrijheden op te geven zodat we mensen
zouden kunnen winnen met de boodschap van het evangelie. Verdraag
allen en wordt zoals hen, in die mate dat je jezelf niet onder de
zonde plaatst. Maar daar waar je vrijheid hebt, doe je er goed aan
om je vrijheid op te geven. We moeten niet met alles en iedereen
akkoord gaan, maar als we onze vrijheid kunnen gebruiken om mensen
te redden, dan doen we er goed aan om ons vrijheden op te geven.
Paulus was als christen niet meer onderworpen aan de wet van Mozes.
Toch volgde hij als Jood de wet, om hen te redden. Zo nam hij soms
geloften op zich (Handelingen 18:18). Zo heeft Paulus Timoteus laten
besnijden ter wille van de Joden (Handelingen 16:3). Maar Paulus was
er tegen dat Titus besneden werd omdat sommigen dit vereisten als
voorwaarde om behouden te worden (Galaten 2:1-5). Wanneer Petrus
zich hypocriet gedroeg, stond hij hem tegen (Galaten 2:11-14).
Loop zo dat gij de prijs behaalt
“Weet gij niet, dat zij, die in de
renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts een de prijs kan
ontvangen? Loopt dan zo, dat gij die behaalt! En al wie aan een
wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een
vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. Ik
loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter,
die zo maar in de lucht slaat. Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd
het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht
zelf afgewezen te worden” 1 Korintiërs 9:24-27.
Paulus vraagt hen als zij niet wisten dat zij die in een wedstrijd
lopen wel allemaal meedoen met de wedstrijd, maar dat er maar één de
prijs kan winnen. Hij moedigt hen aan om zo te lopen dat zij de
winnaar zouden zijn. Het is niet voldoende om enkel te lopen. Ze
moeten ook beseffen dat zij die aan een wedstrijd deelnemen zichzelf
in alles moeten beheersen. Zij doen het om een vergankelijke
erekrans. De christen doet het om een onvergankelijke erekrans.
Daarom is Paulus geen ongeleid projectiel. Daarom handelt Paulus
niet ondoordacht en onzeker. Hij is niet zoals een bokser die zo
maar in de lucht slaat. Hij tuchtigde zijn lichaam en beheerste het
om niet na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te
worden doordat hij tekort is gekomen aan de eis van het evangelie.
We moeten dus goed nadenken wanneer we onze rechten prijsgeven om
het evangelie te bevorderen en wanneer we ons moeten verzetten tegen
een idee dat wordt opgeworpen tegen de rechte kennis van het
evangelie. Neem het voorbeeld van Jezus. Jezus was heel nauwkeurig
in het gehoorzamen van God. Toch deed Hij veel dingen die de Joden
schokten. Hij vond het goed dat zijn discipelen aten met ongewassen
handen (Markus 7:1-9). Hij volgde de sabbat niet zoals de Joden
dachten dat het zou moeten (Matteus 12:1-12), enz … . We moeten dus
goed nadenken over hoe we deze principes toepassen in onze omgeving.
Ons doel moet duidelijk zijn. Hoe we iets willen bereiken moet
beredeneerd zijn. Anders kunnen we niet succesvol zijn. Als we deze
principes kunnen herkennen in een wedstrijd, dan kunnen we ze ook
toepassen in ons geestelijk leven.