Gemeente van Christus  Houthalen Oost

1 Timoteüs hoofdstuk 4

 

Afval van het geloof  (4:1-5)

1 Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen, 2  door de huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn,” 1 Timoteüs 4:1-2.
Nadat Paulus in hoofdstuk 3 te kennen gaf dat door zijn schrijven men zou weten hoe men zich behoort te gedragen in het huis van God (1 Timoteüs 3:14-16), waarschuwt hij nu voor afval van de godsvrucht. Gods Geest heeft de apostelen nadrukkelijk laten weten dat in latere tijden sommige zullen afvallen van het geloof (v.g.l. 2 Timoteüs 3:1,5,13; 2 Petrus 2:1-3; 3:3; 2 Tessalonissenzen 2:3). Afvallen betekent om trouweloost te worden, zich terugtrekken of verwijderen, weggaan. Er zullen dus mensen zijn die trouweloos worden van het geloof waar ze eens trouw aan waren. In Galaten 1:6-9 veroordeelde Paulus de christenen dat ze zich hadden laten overhalen om een ander evangelie te geloven dan hetgeen was overgeleverd. Paulus is duidelijk wanneer hij zegt dat zo mensen vervloekt zijn. Het geloof is datgene waarin men gelooft (Judas 1:3-4,18; 1 Petrus 1:25). Afval van het geloof wordt veroorzaakt doordat sommigen dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen.

Een dwaalgeest is een geest die bedriegt en misleidt. Paulus zei tegen de Korintiërs “
Maar ik vrees, dat misschien, zoals de slang met haar sluwheid Eva verleidde, uw gedachten van de eenvoudige en loutere toewijding aan Christus afgetrokken zullen worden.” 2 Korintiërs 11:3. Satan gebruikt dwaalgeesten en leringen van boze geesten om zijn doel te bereiken. Een dwaalgeest is een geest die bedriegt en misleidt. Zij bewerken dat gelovigen in de verleiding komen om valse leringen te gaan geloven (v.g.l. 1 Korintiërs 10:20). Deze dwaalgeesten werken door de huichelarij van leugensprekers die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn. Het zijn mensen die doen alsof ze God en zijn geboden liefhebben (v.g.l. Matteüs 7:15; Romeinen 16:18; Efeziërs 4:19). Zij spreken verkeerde dingen om discipelen achter zich te krijgen (Handelingen 20:30). Jezus noemde Judas een duivel (Johannes 6:70) omdat hij de begeerten van zijn vader wilde doen (Johannes 8:44). Zij zijn in hun geweten gebrandmerkt. Slaven werden vaak gebrandmerkt d.m.v. een gloeiende staaf die op hun huid werd gedrukt. Dit doet men ook bij bepaalde dieren. Paulus maakt duidelijk dat deze mensen ongehoorzaamheid aan de leer van Christus voorstellen als zijnde goed en rechtvaardig. Ze spreken leugens i.p.v. waarheid. Ze kennen geen schaamte en zijn er nog trots op ook.

 3 het huwelijk verbieden en het genot van spijzen, welke God toch geschapen heeft om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen, die tot erkentenis der waarheid gekomen zijn. 4 Want alles wat God geschapen heeft, is goed en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging aanvaard wordt: 5 want het wordt geheiligd door het woord Gods en door gebed.” 1 Timoteüs 4:3-5.
Eén van de leugens die huichelaars verkondigen is dat het verboden is om te huwen. Eerder in de brief had Paulus de vrouw behouden wordt, kinderen ter wereld brengende (1 Timoteüs 2:15) en dat ouderlingen en diakenen man van één vrouw moeten zijn (1 Timoteüs 3:2,12). Het huwelijk is een instelling van God (Genesis 3:21-25). Het is waar dat een huwelijk een verdeelde loyaliteit met zich meebrengt, maar het is niet zondig om te huwen (1 Korintiërs 7:28,33,36-39; Hebreeën 13:4). Deze huichelaars zouden de lering verkondigen dat het huwelijk verboden is, om zo meer toegewijd te kunnen zijn aan God. Dit is een leugen. Het enige huwelijk dat in de Schrift wordt verboden is een huwelijk met een gescheiden man of vrouw omdat dit echtbreuk is (Markus 10:10-12).

Een andere leugen die huichelaars verkondigen is het verbieden van het genot van spijzen. Het eten of niet eten van bepaald voedsel zal ons niet schuldig maken tegenover God (v.g.l. Romeinen 14:3,6,17; 1 Korintiërs 8:8: Genesis 9:3). God heeft het voedsel geschapen om met dankzegging te worden gebruikt door de gelovigen die tot erkentenis van de waarheid zijn gekomen. De waarheid is dat Jezus alle spijzen rein verklaard heeft, de christen behoort zich niet aan de oudtestamentische wetten van reine en onreine dieren (v.g.l. Markus 7:18-19; Kolossenzen 2:20-23; 1 Korintiërs 6:13). Alles wat God heeft geschapen, is goed en niets daarvan is verwerpelijk als het met dankzegging aanvaard wordt. Gods woord verklaart het geheiligd en het gebed getuigt van de dankbaarheid van de gelovigen (v.g.l. Handelingen 27:35; 1 Korintiërs 10:30-31: Kolossenzen 3:17).

 Praktisch advies voor een evangelist (4:6-11)

6 Als gij dit de broeders voorhoudt, zult gij een goed dienaar van Christus Jezus zijn, wel onderlegd in de woorden des geloofs en der goede leer, die gij gevolgd zijt; 7 maar wees afkerig van onheilige oudevrouwenpraat. Oefen u in de godsvrucht. 7 Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst.” 1 Timoteüs 4:6-8.

Timoteüs moest deze dingen aan de broeders voorhouden. Dat zou van hem een goede dienaar van Jezus Christus maken, doordat hij goed onderlegd (opgevoed) is in de woorden van het geloof en van de goede leer. Hijzelf was daar een volgeling van (v.g.l. 2 Timoteüs 3:14-15; 1 Petrus 2:2). Daarbij moest Timoteüs zich weghouden van profane oudevrouwenpraat, want dit zou enkel goddeloosheid aanwakkeren (v.g.l. 2 Timoteüs 2:16,23; 4:4; Titus 1:14; 3:9). In plaats daarvan moest hij zich oefenen in de godsvrucht. “
11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 12 om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, …” Titus 2:11-12. Als we deze dingen vooropstellen in het leven, dan is het oefenen van het lichaam van weinig nut. In vergelijking met godsvrucht heeft de oefening van het lichaam weinig nut, gezien het lichaam sterft en wordt begraven.

De Grieken legden veel nadruk op het hebben van een mooi lichaam. Dit was een doel op zich in hun leven. Maar uiteindelijk wordt elk lichaam oud en verliest het zijn kracht. De godsvrucht daarentegen is nuttig tot alles gezien God het leven belooft aan hen die godsvruchtig leven. Een belofte van leven in heden en in de toekomst (Markus 10:30; Psalm 84:12). Daarom behoort het doel van de christen de godsvrucht te zijn. Toch moet het ook gezegd worden dat er christenen zijn die zich overgeven aan vraatzucht en overmatig alcohol gebruik waardoor ze hun lichamen niet verzorgen (v.g.l. Romeinen 13:13). Een kenmerk van de godsvrucht is om uw lichaam te verzorgen omdat het lichaam een tempel van de Heilige Geest is (v.g.l. Korintiërs 6:19-20; Galaten 5:21).

9 Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard. 10 Ja, hierom getroosten wij ons moeite en grote inspanning, omdat wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die een Heiland is voor alle mensen, inzonderheid voor de gelovigen. 11Beveel en leer dit.” 1 Timoteüs 4:9-11.

Een derde keer gebruikt Paulus de gedachte dat dit een betrouwbaar woord is en alle aanneming waard (v.g.l. 1 Timoteüs 1:15; 3:1). De gedachte dat de godsvrucht een belofte van heden en toekomst inhoudt, is waarom gelovigen zich inspannen met moeiten en verdriet voor het evangelie (v.g.l. 1 Korintiërs 4:11-12). Omdat gelovigen hun hoop hebben gevestigd op de levende God die zijn beloften waarmaakt. God is een Heiland voor alle mensen, maar in het bijzonder voor de gelovigen. Daarom riep Paulus eerder in zijn brief op om te bidden voor hooggeplaatsten, zodat christenen een stil en rustig leven kunnen leiden. Zo kan het evangelie in vrede worden verkondigd, want God “4 wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen.” 1 Timoteüs 2:4. Timoteüs moest de woorden van godsvrucht bevelen en leren aan de mensen (v.g.l. Titus 2:15; 3:8).

 Persoonlijke verantwoordelijkheden van een evangelist (4:12-16)

12 Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid.” 1 Timoteüs 4:12.
Timoteüs moest er op toezien dat niemand op hem zou neerkijken omwille van zijn jeugdige leeftijd. Dit kon hij doen door een voorbeeld te zijn voor de gelovigen in de woorden die hij sprak, de levenswandel die hij liet zien, de liefde, het geloof en de reinheid die hij toonde. Timoteüs was op jonge leeftijd tot geloof gekomen omstreeks 46 na Christus. In 51 na Christus had Paulus hem meegenomen (Handelingen 16:1-3). Hij moet toen ongeveer 20 jaar oud zijn geweest. Dat maakt dat hij op het moment dat Paulus deze brief schreef, rond de 35 jaar oud was. Jezus waarschuwt discipelen voor het minachten van hen die ogenschijnlijk minder belangrijk lijken te zijn in de ogen van anderen (Matteüs 18:10). Paulus riep de Korintiërs op om Timoteüs niet te geringschatten zodat hij zou worden afgeschrikt (1 Korintiers 16:10-11). In zijn tweede brief aan Timoteüs roept hij hem op om zijn jeugdige begeerten te ontvluchten (2 Timoteüs 2:7,15,22). Alle christenen, jong en oud, behoren goede voorbeelden voor elkaar te zijn.

 13 In afwachting van mijn komst moet gij u toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het leren. 14 Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten.” 1 Timoteüs 4:13-14.
Totdat Paulus van Godswege de mogelijkheid werd gegeven om naar Efeze te gaan, moest Timoteüs zich toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het leren van de leer van de godsvrucht. Het voorlezen van de woorden van de wet, alsook de nieuwtestamentische brieven die er op dat moment al waren. De gelovigen moesten met overtuiging worden aangespoord en bemoedigd om godsvruchtig te leven. Het was aan de evangelist om hen te leren hoe ze dit moesten doen. Gelovigen moeten het woord van God horen en toetsen als wat er geleerd wordt, waar is (v.g.l. Handelingen 17:11). Kennis van de waarheid komt er niet vanzelf, men moet de wil hebben om het te leren en te onderzoeken (2 Timoteüs 2:15). Timoteüs mocht de gave in hem ook niet veronachtzamen. Hij mocht de gave niet verwaarlozen. Deze gave was hem geschonken op basis van een profetenwoord onder handoplegging van de gezamelijke oudsten te Lystra.

Uit 2 Timoteüs 1:6 blijkt dat Paulus diegene is geweest die hem de gave heeft gegeven: “
6 Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.”. De oudsten van Lystra hebben op dat moment ook hun handen op Timoteüs gelegd. Oudsten legden handen op om iemand af te zonderen voor een bepaalde taak zoals we zien in Handelingen 13:1-3 en 6:1-6. Het is niet duidelijk als de gave die Timoteüs had ontvangen, een gave zoals tongen of profetie was. De gave kan ook verwijzen naar de roeping van God om Timoteüs af te zonderen als evangelist. Dit past ook in de context van 2 Timoteüs 1:6-9 waar Paulus hem oproept om geen geest van lafhartigheid te hebben, en om zich niet te schamen voor het getuigenis van Jezus of Paulus. Timoteüs moest bereid zijn om te lijden voor het evangelie in de kracht van God.

 15 Behartig deze dingen, leef erin, opdat aan allen blijke, dat gij vooruitgaat. 16 Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.” 1 Timoteüs 4:15-16.
Timoteüs moest zorg dragen voor deze dingen, hij moest zich ermee bezig houden en in toepassing brengen (v.g.l. Psalm 1:1-2). Kortom, hij moest erin leven zodat aan iedereen duidelijk was dat hij groeide. “
14 Doet alles zonder morren of bedenkingen, 15 opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, 16 het woord des levens vasthoudende, …
” Filippenzen 2:14-16a. Timoteüs moest eerst naar zichzelf kijken en hoe zijn leven de leer van Christus weerspiegelde. Daar moest hij in volharden. Hij mocht niet opgeven of achteruitgaan. Zo kon hij door zijn voorbeeld en zijn leer, hen die hem hoorden, behouden.

Vorige